TFB 2011, afl. 8 - Europese boetes voor termijnoverschrijding
Aflevering 8, gepubliceerd op 01-11-2011 geschreven door Prof.mr. A.Q.C. TakNederland (althans de Staat, maar wat is nog het verschil?) moet zich opmaken voor een forse financiële aderlating. En het is geen eenmalige operatie, maar een continue bloeding. Nadat decennialang het spook van aansprakelijkheid voor onrechtmatige rechtspraak slechts een denkbeeldige geestverschijning mocht heten,Slechts in theorie mogelijk als sprake zou zijn van veronachtzaming van zó fundamentele rechtsbeginselen bij de voorbereiding van de uitspraak, dat van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak niet meer zou kunnen worden gesproken: zie bijv. HR 3 december 1971, NJ 1972, 137; HR 17 maart 1978, NJ 1979, 204, EHRM 20 november 1989, NJ 1990, 245 (Kostovski) en HR 29 april 1994, NJ1995, 272. blijkt dit onder Europees gezag inmiddels een reële horror.Gewezen kan bijvoorbeeld worden op de rechtspraak van het Hof van Justitie inzake Köbler (30 september 2003, AB 429), Commissie/Italië (9 dececember 2003, AB 2004, 59) en Kühne & Heitz (13 januari 2004,AB 429). Maar waren dit nog uitspraken van een internationaal hof, zij zijn gevolgd door uitspraken van nationale rechters.Rb. Den Haag 23 mei 2007, LJN: BA5762, waarover V.V.R. van Bogaert, ‘Grensverleggende ontwikkelingen op het gebied van onrechtmatige rechtspraak’, NJB 2008, p. 93-97. Het leek er zelfs even op, dat het handelen van de bestuursrechter (weer) onder toezicht zou komen te staan van de Hoge Raad. De burgerlijke rechter zou in de rol worden geduwd van de Europeesrechtelijke controleur van onze bestuursrechtelijke colleges, ook de Raad van State: Hoog College van Staat of niet.