Aflevering 25

Gepubliceerd op 18 juni 2009

NTFR 2009/1352 - Het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst en de Vierde Tranche

Aflevering 25, gepubliceerd op 18-06-2009 geschreven door prof. mr. G.J.M.E. de Bont
Of het nu 1 juli aanstaande zal ingaan, of met ingang van 1 januari 2010, de vierde tranche van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) zal op korte termijn in werking treden. De staatssecretaris van Financiën heeft vooruitlopend op die situatie een paragraaf gereserveerd in het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst (hierna: BBBB). Vraag is echter wat daar dan allemaal in moet komen. In deze bijdrage een aantal voorzetten om het BBBB vierde tranche 'proof' te maken.

NTFR 2009/1355 - Rente hypothecaire lening kan na staking niet als nagekomen ondernemingskosten worden aangemerkt

Aflevering 25, gepubliceerd op 18-06-2009
Belanghebbende dreef een verlieslatende onderneming. In 1998 heeft belanghebbende zijn onderneming gestaakt. Daarbij zijn de activa overgegaan naar het privévermogen van belanghebbende. Er was geen te belasten stakingswinst. Belanghebbende heeft in 1998 met alle toen bekende crediteuren een akkoord gesloten. Na de staking heeft belanghebbende een hypothecaire geldlening afgesloten ten bedrage van totaal f 450.000. Dit bedrag heeft belanghebbende deels aangewend voor het oversluiten van zijn oude hypotheek en deels gebruikt ter aflossing van zijn zakelijke rekening-courantschuld en ter betaling van zijn zakelijke crediteuren. Belanghebbende betoogt dat een deel van de betaalde hypotheekrente als (nagekomen) verlies uit onderneming dan wel – subsidiair – als negatief resultaat uit overige werkzaamheden moet worden aangemerkt. Hij is namelijk van mening dat de lening ten dele is afgesloten ten behoeve van zijn onderneming.

NTFR 2009/1356 - Geen buitenlandse belastingplicht voor met aandelentransactie behaald voordeel

ECLI:NL:RBSGR:2009:BI6334, datum uitspraak 13-05-2009, publicatiedatum 04-06-2009
Aflevering 25, gepubliceerd op 18-06-2009
Belanghebbende woont in België en houdt zich bezig met de koop en verkoop van ondernemingen. In de jaren 1995 tot medio 2006 heeft belanghebbende, samen met verschillende zakenpartners, zich met name bezig gehouden met de doorstart van een failliet concern. Daarmee is uiteindelijk een aanzienlijk voordeel behaald. In geschil is of dat voordeel door belanghebbende is behaald en bij hem in de Nederlandse inkomstenbelasting kan worden betrokken.

NTFR 2009/1361 - Geen heffingskorting omdat partner door verliesverrekening geen belasting is verschuldigd

ECLI:NL:GHARN:2009:BI5268, datum uitspraak 07-05-2009, publicatiedatum 28-05-2009
Aflevering 25, gepubliceerd op 18-06-2009
Belanghebbende – gehuwd – heeft in 2003 geen inkomsten genoten. Op haar verzoek is aan haar de algemene heffingskorting uitbetaald. Haar echtgenoot had in 2003 wel substantiële inkomsten, maar door verrekening van een belastingkorting, wegens een aanmerkelijkbelangverlies, is hij in 2003 geen belasting verschuldigd. In verband hiermee heeft de inspecteur de algemene heffingskorting bij belanghebbende teruggenomen.

NTFR 2009/1367 - Commentaar RB op wetsvoorstel wijziging SW 1956

Aflevering 25, gepubliceerd op 18-06-2009
Het Register Belastingadviseurs heeft een commentaar op het wetsvoorstel wijziging van de Successiewet 1956 en enige andere belastingwetten (NTFR 2009/986) gezonden aan de Tweede Kamer. Het RB vraagt nadrukkelijk aandacht voor het midden- en kleinbedrijf en particulieren met een wat kleiner vermogen, opdat ook deze groepen kunnen profiteren van een tariefsverlaging voor schenkingen aan de kinderen of (achter)kleinkinderen. Onder het huidige voorstel zullen vooral grote vermogens van de tariefsverlaging profiteren. Ook vraagt het RB om een toelichting op de voorgestelde vrijstelling voor de verkrijging van ondernemingsvermogen. In een aantal situaties van reële bedrijfsoverdracht lijkt de vrijstelling niet van toepassing.

NTFR 2009/1371 - Beleid inzake monumentenvrijstelling gewijzigd

Aflevering 25, gepubliceerd op 18-06-2009
Naar aanleiding van de uitspraak van Hof Den Haag van 1 mei 2009, nr. 07/00421 met commentaar van De Kroon, zie NTFR 2009/1370, heeft de staatssecretaris het beleid betreffende de toepassing van de monumentenvrijstelling in art. 15, lid 1, aanhef en onderdeel p, Wet BRV aangepast. De vrijstelling gold alleen voor de verkrijging door monumentenrechtspersonen. Dit vereiste kan na voormelde uitspraak buiten toepassing blijven. Vanaf 1 mei 2009 is de verkrijging van monumenten in de zin van de Monumentenwet 1988 vrijgesteld van overdrachtsbelasting, ongeacht of een monument wordt verkregen door een natuurlijk of een rechtspersoon. De voor een rechtspersoon geldende voorwaarde dat deze hoofdzakelijk de instandhouding van monumenten ten doel heeft, komt – ook wat de sanctietermijn van 25 jaar betreft – te vervallen. Ook behoeft een rechtspersoon, voor de toepassing van de vrijstelling, niet meer door de minister te worden aangewezen als monumentenrechtspersoon.

NTFR 2009/1372 - Projectontwikkelaarsresolutie van toepassing op verhuurd beleggingsobject

ECLI:NL:RBARN:2008:BI3993, datum uitspraak 08-10-2008, publicatiedatum 15-05-2009
Aflevering 25, gepubliceerd op 18-06-2009
Stichting E heeft een complex gerealiseerd dat onder meer bestaat uit een multifunctioneel voorzieningencentrum. In dit voorzieningencentrum zijn een grote supermarkt, een apotheek, een gezondheidscentrum en diverse winkels gevestigd. Met ingang van 23 juli 2003 heeft Stichting E de supermarkt en een aantal parkeerplaatsen verhuurd aan J. Eén winkelruimte is per augustus 2003 verhuurd aan K. Vervolgens heeft Stichting E aan belanghebbende en aan M de aan J en K verhuurde onroerende zaken verkocht. Belanghebbende heeft hierbij verzocht om kwijtschelding van overdrachtsbelasting op grond van de zogenoemde projectontwikkelaarsresolutie. Dit verzoek is afgewezen.

NTFR 2009/1373 - Niet-verantwoorden afkoopsom kapitaalverzekering met lijfrenteclausule vormt grofschuldig handelen

ECLI:NL:GHARN:2009:BI7464, datum uitspraak 03-06-2009, publicatiedatum 12-06-2009
Aflevering 25, gepubliceerd op 18-06-2009
Belanghebbende heeft in 2003 een kapitaalverzekering met lijfrenteclausule afgekocht. Hij heeft zich hiermee actief bemoeid. In de door zijn adviseur opgestelde en ingediende aangifte is de afkoopsom niet verantwoord. De aanslag is conform de aangifte vastgesteld. Na renseignering heeft de inspecteur nagevorderd en een vergrijpboete van 50% opgelegd. De navorderingsaanslag is niet in rechte bestreden. Rechtbank Arnhem heeft de boetebeschikking gehandhaafd. In appel oordeelt het hof dat de stelling van belanghebbende dat, nu een navordering rechtvaardigend nieuw feit ontbreekt, geen boetebeschikking kan worden vastgesteld, onjuist is. Voorts is het hof van oordeel dat belanghebbende niet de redelijkerwijs van hem te verlangen zorg heeft betracht in de samenwerking met zijn adviseur. Hij heeft dermate onachtzaam gehandeld, dat sprake is van grove schuld. Een boete van 25% acht het hof passend en geboden.

NTFR 2009/1374 - Niet indienen van een suppletie-aangifte vormt geen beboetbare gedraging

ECLI:NL:GHARN:2009:BI6230, datum uitspraak 26-05-2009, publicatiedatum 04-06-2009
Aflevering 25, gepubliceerd op 18-06-2009
Belanghebbende wilde in haar omzetbelastingaangifte € 315,28 terugvragen, maar heeft verzuimd de komma te plaatsen. Hierdoor is € 31.528 aan haar terugbetaald. De inspecteur heeft in dit verband nageheven en een vergrijpboete aan belanghebbende opgelegd. De inspecteur verwijt belanghebbende dat zij na de ontdekking van de te hoge teruggaaf heeft stilgezeten en geen suppletieaangifte heeft ingediend of anderszins actie heeft ondernomen om de materieel verschuldigde omzetbelasting te voldoen.

NTFR 2009/1377 - Heffingsrente op grond van zorgvuldigheidsbeginsel verminderd

ECLI:NL:RBBRE:2009:BI4295, datum uitspraak 06-05-2009, publicatiedatum 18-05-2009
Aflevering 25, gepubliceerd op 18-06-2009
Belanghebbende heeft in augustus 2007 de inspecteur verzocht een nadere voorlopige aanslag op te leggen in verband met het genieten van € 250.000 aan inkomen uit aanmerkelijk belang. Daarna heeft belanghebbende zijn verzoek nog driemaal schriftelijk herhaald. In december 2007 is aan belanghebbende een nadere voorlopige aanslag opgelegd, inclusief € 557 aan heffingsrente. Belanghebbende is daartegen in bezwaar gekomen.

NTFR 2009/1381 - Overeenkomst inzake informatie-uitwisseling met Bermuda

Aflevering 25, gepubliceerd op 18-06-2009
Nederland en Bermuda hebben op 8 juni 2009 een overeenkomst getekend over de uitwisseling van informatie in belastingzaken. Hiermee kunnen belastingontwijking, fraude, witwassen en terrorismefinanciering worden tegengegaan. Volgens het nieuwsbericht komt hiermee het einde van het bankgeheim weer een stapje dichterbij. Het nieuwsbericht meldt verder dat eerder een overeenkomst is gesloten met Luxemburg (NTFR 2009/1248) en dat binnenkort meer soortgelijke verdragen kunnen worden verwacht. Er wordt onderhandeld met onder andere België, Zwitserland, de Britse Maagdeneilanden en de Cayman Eilanden.

NTFR 2009/1382 - Berekening brutoloon van uitgezonden werknemer met nettoloonafspraak

Aflevering 25, gepubliceerd op 18-06-2009
Belanghebbende is door zijn Amerikaanse werkgever uitgezonden naar Nederland, op basis van een 'tax equalization'-afspraak, inhoudende dat het netto-inkomen van belanghebbende gelijk zou zijn aan het netto-inkomen indien hij niet zou zijn uitgezonden. De inspecteur heeft een beschikking afgegeven op grond waarvan belanghebbende de 30%-regeling mag toepassen. Belanghebbende heeft in de onderhavige periode 97 dagen gewerkt, waarvan 55 in Nederland. Over het totale aantal gewerkte dagen heeft hij een netto salaris ontvangen van € 87.388. Bij de berekening van het brutoloon is in de loonadministratie uitgegaan van het gehele nettoloon, zonder rekening te houden met de in het buitenland gewerkte dagen. Het brutoloon bedroeg volgens de jaaropgave € 59.525. In geschil voor de rechtbank en het hof is de hoogte van het belastbare inkomen. Moet eerst het totale nettoloon (€ 87.388) worden gebruteerd, onder toepassing van de jaartabel en rekening houdend met de 30%-bewijsregel, alvorens de dagenbreuk wordt toegepast (zoals de inspecteur en de staatssecretaris bepleiten)? Of moet eerst de dagenbreuk worden toegepast en daarna gebruteerd (zoals belanghebbende bepleit)?

NTFR 2009/1383 - Inhouding dividendbelasting op grond van art. 11 BRK niet in strijd met art. 56 EG

ECLI:NL:RBSGR:2009:BI2859, datum uitspraak 10-03-2009, publicatiedatum 01-05-2009
Aflevering 25, gepubliceerd op 18-06-2009
Belanghebbende heeft voor het jaar 2005 een dividend beschikbaar gesteld aan een in de Nederlandse Antillen gevestigde aandeelhouder (E nv). Op dit dividend is dividendbelasting ingehouden en afgedragen naar het tarief van 8,3%, genoemd in art. 11, lid 3, BRK. In geschil is of de inhouding terecht is.

NTFR 2009/1384 - Overheidshandelen weer onder de loep

Aflevering 25, gepubliceerd op 18-06-2009 met annotatie van mr. dr. J.Th. Sanders
Salix, een Duitse vennootschap, verhuurt voor 27 jaar aan een publiekrechtelijk lichaam, de Kamer voor Handel en Nijverheid van Offenbach, (hierna: IHK) een nieuw kantoorgebouw met parkeergarage, dat het deels zelf gebruikt en het verder onderverhuurt voor langere tijd aan btw-plichtige derden. In de veronderstelling dat vanwege de bedrijfsmatige onderverhuur door IHK aftrek van voorbelasting kan worden gerealiseerd, ziet Salix voor dat deel af van de verhuurvrijstelling. De Duitse fiscus stelt evenwel dat IHK bij de verhuur voor langere tijd niet handelt als ondernemer maar als vermogensbeheerder en dat aftrek voor dat deel dientengevolge niet mogelijk is. Op vragen van de rechter in de daarop volgende procedure verklaart het Hof van Justitie EG voor recht dat de lidstaten een uitdrukkelijke wettelijke bepaling moeten vaststellen om zich te kunnen beroepen op de mogelijkheid die in art. 4, lid 5, vierde alinea, Zesde Richtlijn wordt geboden bepaalde werkzaamheden van publiekrechtelijke lichamen die uit hoofde van de art. 13 of 28 van die richtlijn zijn vrijgesteld, te beschouwen als werkzaamheden van de overheid. Verder moet art. 4, lid 5, tweede alinea, Zesde Richtlijn aldus worden uitgelegd dat publiekrechtelijke lichamen als belastingplichtig moeten worden beschouwd voor de werkzaamheden of handelingen die zij verrichten als overheid, niet alleen wanneer de omstandigheid dat zij niet belastingplichtig zijn uit hoofde van de eerste of de vierde alinea van die bepaling leidt tot concurrentievervalsing van enige betekenis ten nadele van hun particuliere concurrenten, maar ook wanneer dat leidt tot een dergelijke vervalsing in hun eigen nadeel.

NTFR 2009/1385 - Keuzerecht tenaamstelling aanslagbiljet bij juridische fusie

ECLI:NL:HR:2009:BD9229, datum uitspraak 05-06-2009, publicatiedatum 05-06-2009
Aflevering 25, gepubliceerd op 18-06-2009 met annotatie van mr. dr. J.Th. Sanders
In 2000 heeft een juridische fusie plaatsgevonden tussen Stichting A als verkrijgende en Stichting B als verdwijnende rechtspersoon. De naam van de verkrijgende rechtspersoon (belanghebbende) is gewijzigd in Stichting X en later in Stichting C. De inspecteur heeft het standpunt ingenomen dat Stichting B over 1996 te weinig omzetbelasting heeft voldaan. Hij heeft dit van belanghebbende nageheven.

NTFR 2009/1386 - Tussenschakel bij ziekenhuisconstructie heeft geen recht op aftrek omzetbelasting

ECLI:NL:HR:2009:BI6154, datum uitspraak 05-06-2009, publicatiedatum 05-06-2009
Aflevering 25, gepubliceerd op 18-06-2009 met annotatie van mr. P.F. Zijlstra
Belanghebbende is bij de aankoop van een operatietafel en scanapparatuur als schakel tussen de leverancier en de gebruiker van de apparatuur (een ziekenhuis) geplaatst. Aftrek/teruggaaf van de aan belanghebbende ter zake van die apparatuur in rekening gebrachte bedragen aan omzetbelasting is door Hof Den Haag (NTFR 2007/863) niet toegestaan. Dit omdat het ziekenhuis volgens het hof de operatietafel en de scanapparatuur rechtstreeks, dus niet via belanghebbende, geleverd heeft gekregen door onderscheidenlijk de leverancier en de fabrikant.

NTFR 2009/1387 - Levering jacht in het kader van ontbinding en vereffening is niet belast

Aflevering 25, gepubliceerd op 18-06-2009 met annotatie van mr. T.G. Perié
De feitelijke vestigingsplaats van belanghebbende, een bv, is eind 1996 naar België verplaatst. Haar directeur/enig aandeelhouder B is eveneens op die dag naar België verhuisd. Op 1 december 1997 is besloten de vennootschap te ontbinden en in vereffening te stellen. B is hierbij aangesteld tot vereffenaar. In het kader van de vereffening zijn alle activa, waaronder een jacht, en passiva van belanghebbende overgedragen aan B. Het jacht bevond zich op dat tijdstip in Nederland.

NTFR 2009/1394 - Visverwerkingsbedrijf mag opteren voor het forfaitaire systeem verontreinigingsheffing

ECLI:NL:GHARN:2009:BI7467, datum uitspraak 03-06-2009, publicatiedatum 12-06-2009
Aflevering 25, gepubliceerd op 18-06-2009
Belanghebbende exploiteert een visverwerkend bedrijf. Het waterschap heeft een afvalwateronderzoek bij belanghebbende uitgevoerd. Op basis van de meetresultaten heeft het waterschap een aanslag in de verontreinigingsheffing opgelegd. Belanghebbende wenst een aanslag berekend op basis van het (voor haar meer gunstige) forfaitaire systeem als bedoeld in art. 22 Wet verontreiniging oppervlaktewateren. Het hof stelt belanghebbende in het gelijk. De wetgever heeft volgens het hof een systeem willen creëren, waarbij aan de heffingsplichtige zoveel mogelijk de gelegenheid wordt geboden om jaarlijks terugkerende hoge kosten van meting, bemonstering en analyse te voorkomen. Bij een bepaald aantal vervuilingseenheden mag de belastingplichtige gebruikmaken van het forfaitaire systeem. Dat het waterschap zelf een meting, bemonstering en analyse heeft uitgevoerd, doet hieraan niet af.

NTFR 2009/1395 - Verruiming overgangsregeling energiepremieregeling

Aflevering 25, gepubliceerd op 18-06-2009
Per 1 januari 2003 is de energiepremieregeling in de regulerende energiebelasting afgeschaft en vervangen door de Tijdelijke regeling energiepremies 2003. Bij wijze van overgangsregeling is bij besluit van 5 december 2002 door de staatssecretaris van Financiën goedgekeurd dat energiebedrijven die in 2003 met toepassing van de in 2002 geldende energiepremieregeling energiepremies uitkeerden met betrekking tot energiezuinige apparaten of energiebesparende voorzieningen die al in 2002 waren gekocht maar pas in 2003 geleverd waren, deze energiepremies in mindering konden brengen op de regulerende energiebelasting die zij ter zake van de levering van aardgas en elektriciteit verschuldigd waren. Deze regeling gold echter alleen in bepaalde gevallen. Inmiddels is de staatssecretaris gebleken dat deze voorwaarden in een aantal gevallen hebben geleid tot onbedoelde gevolgen.