Aflevering 20

Gepubliceerd op 16 mei 2019

NTFR 2019/1203 - De rechter waarschuwt de wetgever

Aflevering 20, gepubliceerd op 16-05-2019 geschreven door mr. A.E.H. van der Voort Maarschalk
Op 31 januari van dit jaar was het honderd jaar geleden dat de Hoge Raad zijn waarschijnlijk beroemdste arrest wees: Lindenbaum/Cohen.HR 31 januari 1919, nr. 4842, ECLI:NL:HR:1919:AG1776, NJ 1919/161, met noot van W.L.P.A. Molengraaff. Het ging om een geval van bedrijfsspionage. De drukker Cohen haalde een werknemer van zijn concurrent Lindenbaum ertoe over hem tegen betaling vertrouwelijke gegevens over offertes en prijzen van Lindenbaum te verstrekken. Lindenbaum vond dat onrechtmatig van Cohen. De rechtbank wees de vordering van Lindenbaum toe. In overeenstemming met de bestaande jurisprudentie wees het hof de vordering echter af, kort gezegd omdat de wet de handelwijze van Cohen nergens verbood. De Hoge Raad ging ‘om’, door te oordelen dat niet alleen het handelen in strijd met een wettelijke bepaling onrechtmatig kan zijn, maar ook het handelen in strijd met ongeschreven normen die in het maatschappelijke verkeer gelden. In de woorden van de Hoge Raad:

NTFR 2019/1204 - Internetconsultatie wijziging Mijnbouwwet

Aflevering 20, gepubliceerd op 16-05-2019
De minister van EZK heeft een wetsvoorstel beschikbaar gesteld voor internetconsultatie waardoor de Mijnbouwwet wordt gewijzigd. Het voorstel verduidelijkt de bepalingen uit de Mijnbouwwet voor het verwijderen en hergebruiken van de infrastructuur voor mijnbouwactiviteiten en de daarvoor te stellen financiële zekerheden. Verder wordt voor de bepaling van het af te dragen winstaandeel voorzien in een verhoging van ‘de investeringsaftrek’ voor mijnbouwwerken op zee van 25% naar 40%.

NTFR 2019/1205 - Beantwoording vragen over de aangiftecampagne IB

Aflevering 20, gepubliceerd op 16-05-2019
De staatssecretaris van Financiën heeft vragen beantwoord over de voorbereiding van de aangiftecampagne inkomstenbelasting (IB). De vaste commissie voor Financiën had die vragen op 28 maart gesteld naar aanleiding van zijn brief van 27 februari over de voorbereiding van de aangiftecampagne (Kamerstukken II, 2018-2019, 31 066, nr. 461).

NTFR 2019/1207 - Toezegging over het aantal correcties bij de beoordeelde MKB-aangiften VPB over 2016

Aflevering 20, gepubliceerd op 16-05-2019
De vaste commissie voor Financiën heeft de staatssecretaris van Financiën verzocht aan te geven wanneer hij de Kamer nader zal informeren over het aantal correcties bij de beoordeelde aangiften vennootschapsbelasting van het MKB over het jaar 2016. Die vraag is opgekomen naar aanleiding van de brief van 14 maart 2019 van de staatssecretaris over de stand van zaken van de behandeling van aangiften vennootschapsbelasting van MKB-ondernemers over het belastingjaar 2016. Op dat moment was circa 80% van de aangiften afgedaan. Vanwege verleend uitstel zijn nog niet alle aangiften binnen bij de Belastingdienst. Het kan nog enige tijd duren voordat alle aangiften zijn afgedaan, bijvoorbeeld als nog nader onderzoek naar de aangifte nodig is of als er een procedure loopt tegen een aanslag over een eerder jaar. Vóór de zomer informeert de staatssecretaris de Kamer over de resultaten van de beoordeling van aangiften uit de steekproef op niet-beoordeelde aangiften. Hij zal dan ook informeren over de stand van zaken van de behandeling van aangiften vennootschapsbelasting over het belastingjaar 2016.

NTFR 2019/1211 - Verhuurderheffing vormt voor verhuurder monumentale panden geen buitensporige individuele last (art. 81.1. Wet RO)

ECLI:NL:HR:2019:704, datum uitspraak 10-05-2019, publicatiedatum 10-05-2019
Aflevering 20, gepubliceerd op 16-05-2019
Belanghebbende (stichting) houdt zich bezig met het verschaffen van woon- en/of werkruimte aan kunstenaars. Zij is in het bezit van panden die waardevol zijn voor het stadsbeeld. Daarnaast heeft belanghebbende het doel om stadsschoon te redden. 35% van de panden die tot de woningvoorraad van belanghebbende behoren zijn monumentale panden, in de binnenstad van A, met een hoge WOZ-waarde. Vanwege de relatief lage huur en de hoge WOZ-waarde van de panden stelt belanghebbende dat de verhuurderheffing een buitensporige last vormt. Hof Amsterdam (3 april 2018, nr. 17/00393, NTFR 2018/1350) is hierin niet meegegaan. Belanghebbende zou de verhuurderheffing wellicht gedeeltelijk kunnen opvangen door (in beperkte mate) tot vervreemding van onroerende zaken over te gaan, aan huurders dan wel aan anderen. Het verschil tussen de boekwaarde en de WOZ-waarde van het pandenbezit van belanghebbende laat zien dat in dat bezit vermoedelijk een omvangrijke reserve aanwezig is. Het hof is er niet van overtuigd dat het opvangen van de verhuurderheffing door middel van verkoop van panden in het geheel niet mogelijk zou zijn. Het hof acht ook van belang dat in de wetsgeschiedenis is aangegeven dat van de aan de verhuurderheffing onderworpen belastingplichtige enig aanpassingsvermogen mag worden verwacht om die heffing op te vangen.

NTFR 2019/1212 - Gemeente mag legesheffing baseren op normbedragen

ECLI:NL:HR:2019:689, datum uitspraak 10-05-2019, publicatiedatum 10-05-2019
Aflevering 20, gepubliceerd op 16-05-2019 met annotatie van mr. E.D. Postema
Belanghebbende heeft een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend voor de bouw van een hotel. Volgens belanghebbende bedragen de werkelijke bouwkosten € 11.920.000. De heffingsambtenaar heeft echter leges geheven over een bouwkostenbedrag van € 18.775.889,20. Deze bouwkosten zijn gebaseerd op normbedragen. Hof Den Bosch (11 oktober 2018, nr. 17/00397, NTFR 2018/2916) heeft geoordeeld dat het de gemeente vrijstond de bouwsom te baseren op normbedragen. De Hoge Raad laat dit oordeel in stand. Dit oordeel is ook voldoende gemotiveerd. Dat de werkelijke bouwkosten aanzienlijk lager zijn dan het aan de hand van normbedragen vastgestelde bedrag, noopt de rechter niet tot nadere motivering van zijn oordeel dat de gemeentelijke regelgever de heffing van leges uitsluitend op normbedragen mocht baseren.

NTFR 2019/1214 - In geval van intrekking van beroep na tegemoetkoming heffingsambtenaar ook recht op vergoeding kosten van bezwaar

ECLI:NL:HR:2019:680, datum uitspraak 10-05-2019, publicatiedatum 10-05-2019
Aflevering 20, gepubliceerd op 16-05-2019 met annotatie van H. Arling
Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd. Het bezwaar is ongegrond verklaard. Hangende de beroepsprocedure heeft de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag vernietigd. Belanghebbende heeft het beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van proceskosten. De rechtbank heeft uitsluitend een vergoeding toegekend voor het indienen van het beroepschrift. In cassatie is niet in geschil dat belanghebbende ook recht heeft op vergoeding van de kosten van de bezwaarfase. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van de rechtbank en kent ook een vergoeding voor de bezwaarfase toe.

NTFR 2019/1217 - Directie Grote Ondernemingen Jaarverslag APA/ATR-team 2018, april 2019

Aflevering 20, gepubliceerd op 16-05-2019
Het aantal afgegeven ATR’s in 2018 (507) is gestegen ten opzichte van 2017 (360). De belangrijkste verklaring voor deze stijging zijn de per 1 januari 2018 in werking getreden wijzigingen in de Wet op de vennootschapsbelasting en dividendbelasting ten aanzien van houdstercoöperaties. De verschijningsvormen in 2018 zijn gelijk aan die in 2017. De meest voorkomende verschijningsvorm zijn de ATR’s betreffende internationale houdsterstructuren. In 2018 is 477 keer zekerheid gegeven in de vorm van een ATR over een internationale houdsterstructuur (p. 4). De internationale fiscale ontwikkelingen hebben ook invloed gehad op de werkzaamheden van het Aanspreekpunt Potentiële Buitenlandse Investeerders (APBI). De hoeveelheid contacten met potentiële nieuwe in Nederland investerende ondernemers en al in Nederland actieve ondernemingen is per saldo niet wezenlijk gedaald. Wel kan een verschuiving worden geconstateerd van meer aandacht voor uitbreiding en behoud van werkgelegenheid bij bestaande investeerders in Nederland dan voor volledig nieuwe investeringen (p. 12). Uit de Kamerbrief van 22 november 2018 over de vernieuwde rulingpraktijk blijkt dat onder andere het geven van rulings aan internationaal opererende bedrijven met slechts beperkte aanwezigheid in Nederland wordt heroverwogen. Dit kan voor de ATR-praktijk uiteraard gevolgen gaan hebben, en dan naar verwachting voornamelijk bij de verschijningsvorm ‘internationale houdsterstructuur’. Verder zal de introductie van het begrip economische nexus, een strengere norm bij belastingbesparing en het hanteren van lijsten van niet-kwalificerende landen naar alle waarschijnlijkheid invloed hebben binnen het APA-bestand op categorieën als ‘informeel kapitaal’, ‘herfacturering’, ‘financiering', ‘royalty’ en ‘lease’. De kans is daarom reëel dat vanaf 1 juli 2019 een verdere daling van het aantal verzoeken om zekerheid vooraf en toewijzingen daarvan te zien zal zijn (p. 20).