Aflevering 35

Gepubliceerd op 29 augustus 2013

NTFR 2013/1659 - Het draagkrachtgen

Aflevering 35, gepubliceerd op 29-08-2013 geschreven door prof. dr. H. Vording
Het belasten van inkomen werkt verstorend: in de keuzen die belastingplichtigen maken sluipt een fiscaal motief. Daardoor maken zij andere keuzen dan zij op basis van economische kosten en baten zouden doen, en dat is welvaartsverlies. Dit welvaartsverlies neemt bovendien toe naarmate de belastingtarieven hoger zijn.

NTFR 2013/1660 - Lening aan Hongaarse dochtermaatschappij met 4% hogere rente dan bancaire lening is niet onzakelijk

ECLI:NL:GHAMS:2013:2091, datum uitspraak 27-06-2013, publicatiedatum 24-07-2013
Aflevering 35, gepubliceerd op 29-08-2013 met annotatie van mr. dr. C. Bruijsten
Belanghebbende is onderdeel van de A Groep die in vastgoedprojecten in Amerika en Europa participeert. In 2006 leent belanghebbende een bedrag van € 1.256.500 aan een Hongaarse dochtermaatschappij voor woningprojecten in Hongarije. Deze projecten zijn – naast de leningen door belanghebbende – voor 78% gefinancierd door bancaire leningen. Ultimo 2008 bedroeg de vordering van belanghebbende op de Hongaarse dochtermaatschappij € 1.887.993. In de aangifte VPB over het jaar 2008 heeft belanghebbende de vordering ten laste van de belastbare winst afgewaardeerd tot nihil. Voor de beoordeling of sprake is van een zakelijke lening neemt het hof de bancaire financiering als vergelijkingspunt. Deze financiering is min of meer tegelijkertijd met een onafhankelijke derde tot stand gekomen en deze financiering is bestemd voor hetzelfde bouwproject als waarvoor de lening is bestemd. De vraag is dan of het renteverschil van 4%, zoals belanghebbende heeft gesteld, een zakelijke compensatie is voor het verschil in de overigens ter zake van de lening en de bancaire financiering overeengekomen voorwaarden. Het hof is van oordeel dat de inspecteur geen bewijs heeft geleverd voor de onzakelijkheid van de overeengekomen rente. Er is geen sprake van een onzakelijke lening en de afwaardering van de lening kan in aftrek komen van de winst.

NTFR 2013/1661 - Commentaar NOB op wetsvoorstel 'Wet pensioenaanvullingsregelingen'

Aflevering 35, gepubliceerd op 29-08-2013
De Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB) heeft zijn commentaar op het wetsvoorstel ‘Invoering van pensioen- en lijfrente-excedentregelingen’ (‘Wet pensioenaanvullingsregelingen’) aan de Eerste Kamer gestuurd. Naast enkele technische opmerkingen vindt de NOB dat nu de voorgestelde regelgeving disproportioneel is nu deze slechts op een kleine doelgroep ziet maar toch een aanzienlijke uitbreiding van de box 3-regelgeving inhoudt.

NTFR 2013/1662 - Van tafel en bed gescheiden echtgenote mag geen hypotheekrente in aftrek brengen

ECLI:NL:GHAMS:2013:CA1697, datum uitspraak 23-05-2013, publicatiedatum 05-06-2013
Aflevering 35, gepubliceerd op 29-08-2013 met annotatie van mr. A.J.M. Arends
Belanghebbende is getrouwd maar van tafel en bed gescheiden van haar echtgenoot. Na deze scheiding van tafel en bed heeft haar echtgenoot een woning gekocht. In de aangifte IB/PVV 2006 heeft belanghebbende de hypotheekrente in aftrek gebracht. Volgens het hof heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat zij en haar echtgenoot zich hebben verzoend. Verzoening strookt ook niet met het feit dat belanghebbende in haar aangifte IB/PVV 2006 als alleenstaande ouder wenste te worden aangemerkt. Het hof is dan ook van oordeel dat belanghebbende niet uit hoofde van gemeenschap van goederen mede-eigenaar is van de woning. Belanghebbende heeft evenmin aannemelijk gemaakt dat zij als economisch eigenaar moet worden aangemerkt.

NTFR 2013/1663 - Inspecteur maakt niet aannemelijk dat geen sprake is van eigen woning

ECLI:NL:GHARL:2013:CA3035, datum uitspraak 11-06-2013, publicatiedatum 13-06-2013
Aflevering 35, gepubliceerd op 29-08-2013 met annotatie van mr. J. Zandee-Dingemanse
Belanghebbende bezit een pand en in geschil is of dit kan worden aangemerkt als eigen woning. Na een boekenonderzoek bij D, een derde, stelt de inspecteur zich op het standpunt dat belanghebbende niet woont in het onderhavige pand. De inspecteur wijst in dit verband op het extreem lage verbruik van de nutsvoorzieningen. Verder verwijst de inspecteur naar de relatie tussen belanghebbende en D en de persoonlijke situatie van belanghebbende. Gelet op de hoge verbruikscijfers van de woning van D en de relatie tussen belanghebbende en D ligt het volgens de inspecteur voor de hand dat belanghebbende bij D haar hoofdverblijf houdt. Belanghebbende heeft één en ander gemotiveerd weersproken.

NTFR 2013/1664 - Zonder recht op vergoeding verrichte werkzaamheden voor anbi vormen geen aftrekbare giften

ECLI:NL:GHAMS:2013:CA0465, datum uitspraak 02-05-2013, publicatiedatum 22-05-2013
Aflevering 35, gepubliceerd op 29-08-2013 met annotatie van mr. dr. I.A. Koele
Belanghebbende was in het onderhavige jaar als vrijwilliger werkzaam voor de voedselbank en voor de Protestantse Kerk (PKN). De PKN staat geregistreerd als een algemeen nut beogende instelling (anbi). In de aangifte IB/PVV heeft belanghebbende onder meer een giftenaftrek van € 5.691 in verband met periodieke giften in aanmerking genomen. Dit bedrag bestaat onder andere uit een gift aan de kerk, een aantal uren vrijwilligerswerk voor de kerk en de voedselbank en een kilometervergoeding. De inspecteur heeft bij het opleggen van de definitieve aanslag de giftenaftrek geheel gecorrigeerd. Het hof is van oordeel dat belanghebbende geen recht had op de giftenaftrek. Belanghebbende heeft de werkzaamheden verricht zonder dat daar een tegenprestatie tegenover stond, terwijl de voedselbank ook financieel niet in staat was om een eventuele vergoeding te betalen. Zowel bij de voedselbank als bij de PKN bestond geen recht op vergoeding waardoor er geen sprake kan zijn van een schenking in de vorm van het afzien van een dergelijke vergoeding. Het beroep van belanghebbende op het gelijkheids- en vertrouwensbeginsel wordt verworpen.

NTFR 2013/1665 - Stacaravan naar aard en inrichting onroerend

ECLI:NL:GHARL:2013:CA2228, datum uitspraak 04-06-2013, publicatiedatum 06-06-2013
Aflevering 35, gepubliceerd op 29-08-2013 met annotatie van drs. W. Brink
Belanghebbende heeft een recht van erfpacht gevestigd op een perceel grond. Op dit perceel staat een door belanghebbende gekochte stacaravan. Over de voor het recht van erfpacht betaalde canon is overdrachtsbelasting voldaan. In geschil is of overdrachtsbelasting verschuldigd is over de verkrijging van de caravan. De caravan en bijbehorende schuur staan los op de grond en zijn technisch verplaatsbaar. De houten zijwanden zijn tot aan de grond afgewerkt. Naast de caravan is een terras aangelegd dat aansluit op de caravan. Naast het terras is een houten berging geplaatst. Verder is er een veranda met een balustrade die aansluit op de caravan. De caravan is aangesloten op het water- en elektriciteitsnet en op de riolering. Het hof is van oordeel op grond van de feiten en de foto's dat de stacaravan naar aard, uiterlijk en inrichting ten tijde van het vestigen van het recht van erfpacht bestemd was om duurzaam ter plaatse de functie van recreatiewoning te vervullen. De omstandigheid dat de vorige eigenaar de caravan elders op het terrein had geplaatst is niet kenbaar uit de aard en inrichting van de caravan.

NTFR 2013/1666 - Geen vrijstelling bij overname door woningcorporatie voor 4,5 maal de boekwaarde

Aflevering 35, gepubliceerd op 29-08-2013
In 2008 kocht een stichting een woningbedrijf van een gemeente voor een prijs die € 65 miljoen meer bedraagt dan de boekwaarde van € 20 miljoen. De staatssecretaris van Financiën meent dat een verschil van € 65 miljoen tussen boekwaarde en overnameprijs erop wijst dat er commerciële factoren in het geding zijn. Hij heeft daarom het hardheidsclausuleverzoek om kwijtschelding van overdrachtsbelasting afgewezen. De stichting vindt dat het geen commerciële transactie betrof, wel een zakelijke doch zonder winstoogmerk. Verder vindt de stichting dat sprake is van een ongelijke behandeling met vergelijkbare gevallen.

NTFR 2013/1667 - Verwijzingshof heeft verwijzingsopdracht onjuist uitgevoerd

ECLI:NL:HR:2013:194, datum uitspraak 09-08-2013, publicatiedatum 09-08-2013
Aflevering 35, gepubliceerd op 29-08-2013 met annotatie van mr. M.H. Hogendoorn
Belanghebbende, een maatschap, exploiteert een champignonkwekerij. Twee van de drie maten hebben in de periode mei 2002 tot maart 2004 een pand laten bouwen. Het pand is in maart 2004 opgeleverd en wordt zowel voor woon- als zakelijke doeleinden gebruikt. Belanghebbende heeft in het onderhavige tijdvak (eerste kwartaal 2004) gevraagd om teruggaaf van alle omzetbelasting die op de bouw van het pand drukte. Volgens Hof Den Bosch (4 december 2009, nr. 08/00286, NTFR 2010/1163) was belanghebbende daarmee te laat. De Hoge Raad (HR 15 april 2011, nr. 10/00275, NTFR 2011/1099) heeft de hofuitspraak echter gecasseerd en de zaak verwezen naar Hof Arnhem. Dit verwijzingshof (Hof Arnhem 5 juni 2012, nr. 11/00318, NTFR 2012/1769) heeft belanghebbende alsnog de gevraagde aftrek verleend. Het verwijzingshof heeft daarbij overwogen dat de inspecteur zich in het geding na verwijzing niet meer (opnieuw) op het standpunt kan stellen dat het pand niet tot het bedrijfsvermogen van belanghebbende behoorde dan wel dat belanghebbende niet de afnemer van het pand was. De Hoge Raad zet uiteen dat het hof de verwijzingsopdracht onjuist heeft uitgevoerd. De Hoge Raad verwijst de zaak daarom opnieuw voor behandeling van de stelling van belanghebbende dat het pand tot het bedrijf van belanghebbende behoort.

NTFR 2013/1668 - Negeren meest recente gegevens bij afhandeling VT-verzoeken niet strijdig met zorgvuldigheidsbeginsel: berekening heffingsrente is terecht

ECLI:NL:GHARL:2013:4782, datum uitspraak 18-06-2013, publicatiedatum 10-07-2013
Aflevering 35, gepubliceerd op 29-08-2013 met annotatie van mr. R.W.J. Kerckhoffs
Aan belanghebbende is onder meer een voorlopige teruggaaf IB 2009 verleend. Daarbij is de inspecteur uitgegaan van door belanghebbende voor het jaar 2004 verstrekte – nadien niet door haar gecorrigeerde – gegevens. De inspecteur heeft geen acht geslagen op bij hem bekende gegevens over 2005, waaruit het genieten van een WAO-uitkering bleek. Nadien, bij het opleggen van de voorlopige aanslag IB 2009 heeft de inspecteur die uitkering in de heffing betrokken en heffingsrente in rekening gebracht. De rechtbank heeft de beschikking heffingsrente vernietigd wegens schending van het zorgvuldigheidsbeginsel. Het hof draait die beslissing terug. Volgens het hof is art. 23, lid 2, Uitv.reg. AWR slechts een ‘kan’-bepaling. Dat artikel biedt de inspecteur de mogelijkheid bij het opleggen van een voorlopige aanslag uit te gaan van de meest recente bij hem bekende gegevens. Het is volgens het hof echter ook toegestaan om uit te gaan van door de belanghebbende zelf verstrekte gegevens, ook al zijn die van een ouder jaar. Uit doelmatigheidsredenen heeft de inspecteur voor die laatste mogelijkheid gekozen bij de afhandeling van verzoeken tot het verlenen van een voorlopige teruggaaf. Dat is niet in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel. Deze handelwijze voorkomt namelijk dat de belastingplichtige jaarlijks een nieuw verzoek zou moeten doen, ook wanneer de omstandigheden niet zijn gewijzigd.

NTFR 2013/1669 - Navorderingen ter zake van afgeroomde omzetten houden grotendeels stand

ECLI:NL:GHARL:2013:4281, datum uitspraak 18-06-2013, publicatiedatum 12-07-2013
Aflevering 35, gepubliceerd op 29-08-2013 met annotatie van mr. N. ten Broek
Belanghebbende was samen met zijn ex-echtgenote 100%-aandeelhouder van een bv. De omzet van deze vennootschap is door belanghebbende, zo blijkt uit een boekenonderzoek en een strafrechtelijk onderzoek, stelselmatig afgeroomd. Dit heeft geleid tot oplegging van de onderhavige navorderingsaanslagen IB/PVV voor de jaren 2004 tot en met 2007. Belanghebbende bestrijdt deze navorderingsaanslagen met klachten van formeelrechtelijke aard. Het hof stelt belanghebbende voor het jaar 2004 in het gelijk en voor de andere jaren in het ongelijk. Het hof oordeelt daartoe onder meer:

NTFR 2013/1671 - Hoge Raad stelt prejudiciële vragen over 150-kilometercriterium van 30%-regeling

ECLI:NL:HR:2013:474, datum uitspraak 09-08-2013, publicatiedatum 09-08-2013
Aflevering 35, gepubliceerd op 29-08-2013 met annotatie van mr. S.R. Pancham
De aanspraak van belanghebbende op toepassing van de 30%-regeling is door de inspecteur afgewezen omdat belanghebbende niet voldeed aan de wettelijke voorwaarde dat hij in meer dan twee derde van de periode van 24 maanden voorafgaand aan de aanvang van zijn tewerkstelling in Nederland woonachtig was op een afstand van meer dan 150 kilometer van de grens van Nederland.

NTFR 2013/1673 - Willens en wetens te veel claimen van omzetbelasting is onbehoorlijk bestuur

ECLI:NL:GHAMS:2013:CA2691, datum uitspraak 16-05-2013, publicatiedatum 13-06-2013
Aflevering 35, gepubliceerd op 29-08-2013 met annotatie van mr. J.D. Schouten
Belanghebbende was in 2006 de enige bestuurder van een bv. De bv exploiteerde een gordijnenconfectieatelier. Op 2 januari 2007 is de bv in staat van faillissement verklaard. De bv heeft de door haar verschuldigde loonbelasting en omzetbelasting over 2006 niet betaald. Over de tijdvakken juli tot en met december 2006 heeft de inspecteur bovendien een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd, omdat de verschuldigde belasting meer beliep dan die welke overeenkomstig de aangiften had moeten worden voldaan. Op 20 juli 2006 heeft de bv de ontvanger in kennis gesteld van haar onmacht om de verschuldigde loonbelasting over het tijdvak mei 2006 te betalen. De Hoge Raad heeft in zijn verwijzingsarrest geoordeeld dat de mededeling van de betalingsonmacht ten aanzien van de aan juni 2006 voorafgaande tijdvakken is geschied buiten de termijn. De (on)tijdigheid van de melding over die tijdvakken valt daarmee buiten het bereik van de verwijzingsopdracht. Belanghebbende is in zoverre terecht aansprakelijk gesteld nu hij er niet in is geslaagd om het in dat geval geldende wettelijke vermoeden, dat de niet-betaling aan hem is te wijten, te ontzenuwen. Weliswaar was de melding betalingsonmacht voor de tijdvakken juli tot en met december 2006 tijdig, maar het hof is van oordeel dat de ontvanger heeft voldaan aan de op hem rustende bewijslast dat het niet betalen van die omzetbelasting is te wijten aan onbehoorlijk bestuur van belanghebbende. Deze naheffingsaanslag is gegrond op de omstandigheid dat de bv over die maanden willens en wetens een te hoog bedrag als voorbelasting heeft geclaimd. Een dergelijke handelwijze is aan te merken als kennelijk onbehoorlijk bestuur van belanghebbende. Ten aanzien van de loon- en omzetbelasting die is nageheven over de maanden juni tot en met december 2006 is het hof van oordeel dat de ontvanger er niet in is geslaagd om het bewijs te leveren dat de niet-betaling is te wijten aan kennelijk onbehoorlijk bestuur van belanghebbende.