Gerechtshof Den Haag, 06-05-2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:924, 22-002950-18
Gerechtshof Den Haag, 06-05-2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:924, 22-002950-18
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 6 mei 2019
- Datum publicatie
- 6 mei 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHDHA:2019:924
- Zaaknummer
- 22-002950-18
Inhoudsindicatie
Beslissing in het kader van een themazitting “Drugs in het verkeer”. Het Hof formuleert in een reeks arresten een kader voor de bestraffing van overtreding van artikel 8 WVW in de volgende situaties: het besturen van een voertuig onder invloed van drugs, onder invloed van twee verschillende soorten drugs en onder invloed van drugs en alcohol. Voorts worden uitgangspunten geformuleerd voor de gevallen waarin deze situaties zich voordoen in combinatie met strafverzwarende omstandigheden, zoals recidive en/of het zich daadwerkelijk voordoen van gevaarlijk verkeersgedrag.
Samenhang tussen:
ECLI:NL:GHDHA:2019:921; ECLI:NL:GHDHA:2019:922; ECLI:NL:GHDHA:2019:923; ECLI:NL:GHDHA:2019:924; ECLI:NL:GHDHA:2019:925; ECLI:NL:GHDHA:2019:926; ECLI:NL:GHDHA:2019:927; ECLI:NL:GHDHA:2019:928; ECLI:NL:GHDHA:2019:929
Uitspraak
Rolnummer: 22-002950-18
Parketnummer: 96-070668-18
Datum uitspraak: 6 mei 2019
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 13 juli 2018 in de strafzaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
adres: [adresgegevens].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 15 en 29 april 2019.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, en tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 4 februari 2018, te 's-Gravenhage, een voertuig, te weten een personenauto heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen besturen, na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof en/of alcohol als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten alcohol, in combinatie met een of meer andere van deze aangewezen stoffen, te weten cannabis, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94 het gehalte in zijn bloed bij iedere aangewezen stof en/of alcohol 3,5 microgram THC per liter bloed en 0.60 milligram ethanol per milliliter bloed bedroeg, in elk geval (telkens) zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die aangewezen stoffen en/of alcohol afzonderlijk vermelde grenswaarde;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 4 februari 2018, te 's-Gravenhage, een voertuig, te weten een personenauto heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen besturen na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cannabis, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94, het gehalte in zijn bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof 3,5 microgram THC per liter bloed bedroeg, zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stof vermelde grenswaarde.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd behoudens ten aanzien van de opgelegde straf en dat de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis, met ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij , op of omstreeks 4 februari 2018 , te 's-Gravenhage, een voertuig, te weten een personenauto heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen besturen , na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof en /of alcohol als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten alcohol, in combinatie met een of meer andere van deze aangewezen stoffen, te weten cannabis, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94 het gehalte in zijn bloed bij iedere aangewezen stof en /of alcohol 3,5 microgram THC per liter bloed en 0,60 milligram ethanol per milliliter bloed bedroeg , in elk geval ( telkens ) zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die aangewezen stof fen en /of alcohol afzonderlijk vermelde grenswaarde.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte van het primair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. De raadsman heeft daartoe aangevoerd, kort gezegd, dat de uitslag van het bloedonderzoek met betrekking tot de hoeveelheid ethanol niet voor het bewijs kan worden gebruikt, nu reeds uit een eerder daarvoor uitgevoerde ademanalyse is komen vast te staan dat hij niet de strafbare grens van 235 µg/l had overschreden.
Op grond van de zich in het dossier bevindende stukken
stelt het hof de volgende feiten en omstandigheden vast. In het kader van een verkeerscontrole is de verdachte op 4 februari 2018 gevorderd mee te werken aan een voorlopig ademonderzoek. Als resultaat van dit onderzoek gaf het ademtestapparaat een alcoholindicatie ‘F’ aan. Vervolgens is de verdachte op verdenking van overtreding van artikel 8 Wegenverkeerswet aangehouden.
Op 4 februari 2018 heeft de verdachte op het politiebureau meegewerkt aan een ademanalyse. Dit heeft geleid tot een voltooid ademonderzoek met als onderzoeksresultaat 220 µg/l.
Bij de verbalisanten [naam verbalisanten] bestond het vermoeden dat de verdachte naast alcoholhoudende drank tevens onder invloed van een andere in artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 bedoelde stof verkeerde. Dit vermoeden baseerden zij op het feit dat bij de fouillering van de verdachte een zakje met wit poeder was aantroffen. Door verbalisant [naam verbalisant] is een indicatieve test op het witte poeder uitgevoerd en deze test gaf aan dat in het zakje cocaïne zat. De verdachte verklaarde daarop dat hij eerder op de middag hasj had gebruikt. Hierop is overgegaan tot een speekseltest. Nadat de speekseltest een indicatie aangaf van de stof cannabis is met toestemming van de verdachte overgaan tot een bloedonderzoek.
Uit een door het NFI opgemaakt rapport d.d. 20 februari 2018 bleek als uitslag van dit bloedonderzoek dat de hoeveelheid ethanol 0,60 milligram per milliliter betrof en de hoeveelheid THC 3,5 microgram per liter bloed betrof.
Het hof is gelet op het voorgaande van oordeel dat de verbalisanten naar aanleiding van wat zij hadden waargenomen en vastgesteld wel degelijk bevoegd waren over te gaan tot het uitvoeren van een bloedonderzoek bij de verdachte. Dat de uitslag van dit bloedonderzoek hoger is uitgevallen dan de uitslag van de ademanalyse doet naar het oordeel van het hof aan de betrouwbaarheid van dit onderzoek niet af. Deze uitslag kan derhalve voor het bewijs worden gebezigd. Daarnaast merkt het hof nog op dat verdachte de uitslag van het bloedonderzoek niet heeft betwist nu hij niet om een tegenonderzoek heeft verzocht.
Van bewijsuitsluiting zoals betoogd door de verdediging kan dan ook geen sprake zijn.
Het verweer wordt verworpen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het primair bewezen verklaarde levert op: