Gerechtshof Den Haag, 06-05-2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:1037, 22-003776-18
Gerechtshof Den Haag, 06-05-2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:1037, 22-003776-18
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 6 mei 2019
- Datum publicatie
- 6 mei 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHDHA:2019:926
- Zaaknummer
- 22-003776-18
Inhoudsindicatie
Beslissing in het kader van een themazitting “Drugs in het verkeer”. Het Hof formuleert in een reeks arresten een kader voor de bestraffing van overtreding van artikel 8 WVW in de volgende situaties: het besturen van een voertuig onder invloed van drugs, onder invloed van twee verschillende soorten drugs en onder invloed van drugs en alcohol. Voorts worden uitgangspunten geformuleerd voor de gevallen waarin deze situaties zich voordoen in combinatie met strafverzwarende omstandigheden, zoals recidive en/of het zich daadwerkelijk voordoen van gevaarlijk verkeersgedrag.
Samenhang tussen:
ECLI:NL:GHDHA:2019:921; ECLI:NL:GHDHA:2019:922; ECLI:NL:GHDHA:2019:923; ECLI:NL:GHDHA:2019:924; ECLI:NL:GHDHA:2019:925; ECLI:NL:GHDHA:2019:926; ECLI:NL:GHDHA:2019:927; ECLI:NL:GHDHA:2019:928; ECLI:NL:GHDHA:2019:929
Uitspraak
Rolnummer: 22-003776-18
Parketnummer: 96-079813-18
Datum uitspraak: 6 mei 2019
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 6 september 2018 in de strafzaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981,
adres: [adresgegevens].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 15 en 29 april 2019.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een geldboete van € 1.050,--, subsidiair 20 dagen hechtenis en tot ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 8 maanden.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 26 januari 2018, te Rotterdam, een voertuig, te weten een personenauto heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen besturen na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cannabis, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94, het gehalte in zijn bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof 19 microgram THC per liter bloed bedroeg, zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stof vermelde grenswaarde.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd behoudens ten aanzien van de opgelegde straf en dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis, met ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij , op of omstreeks 26 januari 2018, te Rotterdam, een voertuig, te weten een personenauto heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen besturen na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cannabis, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94, het gehalte in zijn bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof 19 microgram THC per liter bloed bedroeg, zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stof vermelde grenswaarde.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte van het ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken dan wel te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. De raadsman heeft daartoe aangevoerd, kort gezegd, dat de verdachte cannabis medicinaal gebruikt, te weten als pijnbestrijding.
Het hof overweegt het volgende. Weliswaar is aannemelijk geworden dat de verdachte ten gevolge van verkeersongevallen pijn heeft en dat het hem kennelijk helpt om cannabis daartegen te gebruiken, doch dat betekent nog niet dat de verdachte na zodanig gebruik van cannabis dat het THC-gehalte in zijn bloed daardoor de daarvoor geldende grenswaarde overschrijdt, ongestraft in een auto aan het verkeer kan deelnemen. Het verweer wordt verworpen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op: