Home

Gerechtshof Den Haag, 06-05-2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:929, 22-001049-18

Gerechtshof Den Haag, 06-05-2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:929, 22-001049-18

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
6 mei 2019
Datum publicatie
6 mei 2019
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2019:929
Zaaknummer
22-001049-18

Inhoudsindicatie

Beslissing in het kader van een themazitting “Drugs in het verkeer”. Het Hof formuleert in een reeks arresten een kader voor de bestraffing van overtreding van artikel 8 WVW in de volgende situaties: het besturen van een voertuig onder invloed van drugs, onder invloed van twee verschillende soorten drugs en onder invloed van drugs en alcohol. Voorts worden uitgangspunten geformuleerd voor de gevallen waarin deze situaties zich voordoen in combinatie met strafverzwarende omstandigheden, zoals recidive en/of het zich daadwerkelijk voordoen van gevaarlijk verkeersgedrag.

Samenhang tussen:

ECLI:NL:GHDHA:2019:921; ECLI:NL:GHDHA:2019:922; ECLI:NL:GHDHA:2019:923; ECLI:NL:GHDHA:2019:924; ECLI:NL:GHDHA:2019:925; ECLI:NL:GHDHA:2019:926; ECLI:NL:GHDHA:2019:927; ECLI:NL:GHDHA:2019:928; ECLI:NL:GHDHA:2019:929

Uitspraak

Rolnummer: 22-001049-18

Parketnummer: 96-230122-17

Datum uitspraak: 6 mei 2019

TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 8 maart 2018 in de strafzaak tegen de verdachte:

[naam verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,

adres: [adresgegevens].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 15 en 29 april 2019.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.

Procesgang

In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een geldboete van € 850,--, subsidiair 17 dagen hechtenis en tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden.

De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

hij op of omstreeks 20 januari 2017 te 's-Gravenhage als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten THC, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht.

Vordering van de advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.

Het vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

hij op of omstreeks 20 januari 2017 te 's-Gravenhage als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten THC, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten , dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsvoering

Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.

In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.

Nadere bewijsoverweging

De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde omdat, kort gezegd, de analysesticker (het hof begrijpt dat wordt gedoeld op het identiteitszegel analyse) van het bloedmonster op het proces-verbaal rijden onder invloed nr. PL1500-2017019421-1 ontbreekt, de bloedafname niet binnen anderhalf uur heeft plaatsgevonden en de verdachte niet tijdig van de uitslag van het bloedonderzoek in kennis is gesteld, een en ander zoals nader toegelicht in de door de raadsman overgelegde pleitnota.

Het hof overweegt hieromtrent als volgt.

Uit het proces-verbaal rijden onder invloed blijkt dat de verbalisant [naam verbalisant 1] op 20 januari 2017 aan de verdachte heeft gevraagd toestemming te verlenen tot het verrichten van een bloedonderzoek. De verdachte verleende daartoe toestemming.

Op 20 januari 2017 te 18:10 uur werd door een arts bloed afgenomen bij de verdachte en daarbij was verbalisant [naam verbalisant 2] aanwezig.

Vervolgens heeft verbalisant [naam verbalisant 1] het bloedmonster overeenkomstig het bepaalde in de Regeling bloed- en urineonderzoek, gewaarmerkt, direct verpakt en verzegeld, alsmede het bloedafnameformulier voorzien van een genummerde en op naam gestelde identiteitszegel analyse met het nummer TAA04749NL.

In het proces-verbaal rijden onder invloed relateert verbalisant [naam verbalisant 1] tevens dat de corresponderende identiteitszegel analyse abusievelijk is zoekgeraakt en derhalve niet op het proces-verbaal is aangebracht.

Het hof heeft geconstateerd dat de ‘Aanvraag ten behoeve van toxicologisch onderzoek van bloed’ die zich in het dossier bevindt, onder meer de personalia van de verdachte vermeldt, de datum (20 januari 2017) en het tijdstip van de staandehouding (16:20 uur). Op deze aanvraag, die ondertekend is door de arts en verbalisant [naam verbalisant 1], zijn twee identiteitszegels aangebracht met de nummers TAA04749NL (analyse) en TAA04750NL (tegenonderzoek), die blijkens het NFI rapport overeenstemmen met de zegelnummers van het door het NFI onderzochte bloedmonster.

Uit het voorgaande volgt dat het bij de verdachte afgenomen bloed het bij het NFI ingeleverde en onderzochte bloed is. Er is geen vergissing mogelijk omtrent de herkomst van het bloed. Gelet op het bovenstaande is het hof van oordeel dat het niet strikt naleven van één van de waarborgen rond het onderzoek naar het bloedalcoholgehalte in dit geval zonder gevolg kan blijven.

Met betrekking tot het door de raadsman gevoerde verweer dat de bloedafname bij de verdachte niet tijdig is afgenomen, merkt het hof op dat in dit geval het Besluit Alcoholonderzoeken (geldend tot 30 juni 2017) van toepassing is, in welk Besluit niet de verplichting was opgenomen dat de bloedafname geschiedt binnen anderhalf uur nadat de verdachte is gevorderd zijn medewerking te verlenen aan een voorlopig onderzoek als bedoeld in artikel (4 of) 8 WVW 1994, dan wel indien die vordering niet is gedaan, binnen anderhalf uur na het eerste contact tussen de opsporingsambtenaar en de verdachte dat aanleiding was om de verdachte te vragen zijn medewerking te verlenen aan het bloedonderzoek, zodat ook dit verweer dient te worden verworpen.

Ten aanzien van het verweer dat de uitslag van het bloedonderzoek, ingekomen op 17 februari 2017 en verzonden aan de verdachte op 2 maart 2017 en derhalve zes dagen te laat aan de verdachte is kenbaar gemaakt, overweegt het hof dat in artikel 20 van bovenvermeld Besluit slechts was bepaald dat het resultaat van het onderzoek zo spoedig mogelijk aan de verdachte werd medegedeeld. Het hof ziet op grond van de geschetste gang van zaken geen reden om vast te stellen dat de uitslag van het bloedonderzoek te laat aan de verdachte is medegedeeld.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:

Overtreding van artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

BESLISSING