Home

Rechtbank Noord-Holland, 30-07-2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:6453, AWB - 19 _ 4232

Rechtbank Noord-Holland, 30-07-2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:6453, AWB - 19 _ 4232

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
30 juli 2021
Datum publicatie
9 augustus 2021
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2021:6453
Zaaknummer
AWB - 19 _ 4232

Inhoudsindicatie

In geschil is of de door eiseres betaalde BPM in strijd met het Europese recht is geheven. De rechtbank oordeelt dat dit, onder andere, door de gewijzigde CO2 meetmethode het geval is. De rechtbank concludeert dat de op aangifte voldane belasting mogelijk te hoog is geweest met betrekking tot de auto met een Datum Eerste Toelating op een tijdstip waarop de CO2-uitstoot op een andere wijze werd gemeten dan bij de aangifte bij invoer. De rechtbank bepaalt in goede justitie dat de CO2-uitstoot met 6 gram per kilometer verlaagd dient te worden.

Uitspraak

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummers: HAA 19/4232 tot en met 19/ 4299

(gemachtigde: A.F.M.J. Verhoeven),

en

Procesverloop

Eiseres heeft aangifte voor de Belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) gedaan van de registratie van de hierna onder 1 genoemde auto’s. Deze belasting is voldaan.

Verweerder heeft bezwaarschriften van eiseres ontvangen tegen de betreffende voldoeningen op aangifte.

In één geschrift met dagtekening 20 augustus 2019 heeft verweerder bovengenoemde bezwaren van eiseres ongegrond verklaard.

Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld. De rechtbank heeft aan eiseres voor deze 68 beroepen éénmaal € 345 aan griffierecht in rekening gebracht.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Op 24 november 2020, 11 december 2020 en 19 februari 2021 zijn in totaal 551 beroepen van eiseres bij een onderzoek ter zitting behandeld, waaronder het beroep inzake de registratie van de auto. Deze onderzoeken ter zitting hebben plaatsgevonden te Haarlem, middels een Skypeverbinding met partijen. Namens eiseres is verschenen, zijn gemachtigde A.F.M.J. Verhoeven, vergezeld door [a] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden [b] en [c] .

Partijen hebben in de loop van de procedure en tot tien dagen vóór de laatste zitting een groot aantal nadere stukken ingediend. In een bijlage bij deze uitspraak zijn deze stukken weergegeven met een vermelding van de afzender, een datering en de wijze van verzending. Deze stukken zijn telkens en voorafgaande aan de eerstvolgende behandeling ter zitting in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

Overwegingen

Feiten

1. Eiseres heeft aangifte gedaan van de registratie van de volgende auto’s:

Nr rb

Auto

VIN eindigend op

Aangifte

Betaling

Bezwaar

19/4232

Audi Q5

[# 1]

24-11-18

€ 5.306

29-11-18

03-01-19

19/4233

Cadillac

[# 2]

05-12-18

€ 2.867

10-12-18

03-01-19

19/4234

Opel Astra

[# 3]

05-12-18

€ 2.289

10-12-18

03-01-19

19/4235

BMW 530i

[# 4]

24-11-18

€ 3.001

04-12-18

03-01-19

19/4236

Audi Q2

[# 5]

28-11-18

€ 3.288

05-12-18

03-01-19

19/4237

Mercedes C180

[# 6]

23-11-18

€ 3.266

29-11-18

03-01-19

19/4238

BMW 330D

[# 7]

22-11-18

€ 1.805

28-11-18

03-01-19

19/4239

Mercedes GLC250

[# 8]

07-12-18

€ 5.242

14-12-18

14-01-19

19/4240

Mini Cooper

[# 9]

10-12-18

€ 4.016

12-12-18

09-01-19

19/4241

Audi A3

[# 10]

10-12-18

€ 2.125

14-12-18

09-01-19

19/4242

Mercedes C180

[# 11]

06-12-18

€ 2.362

11-12-18

09-01-19

19/4243

Porsche 911

[# 12]

05-12-18

€ 10.848

10-12-18

09-01-19

19/4244

BMW 640XD

[# 13]

10-12-18

€ 6.562

14-12-18

09-01-19

19/4245

Ford S-Max

[# 14]

05-12-18

€ 5.022

11-12-18

09-01-19

19/4246

Audi Q5

[# 15]

17-12-18

€ 3.170

24-12-18

18-01-19

19/4247

BMW 216i

[# 16]

21-12-18

€ 1.365

21-12-18

18-01-19

19/4248

Maserati Ghibli

[# 17]

21-12-18

€ 16.594

21-12-18

18-01-19

19/4249

Mercedes GLC250

[# 18]

15012-18

€ 7.133

14-12-18

18-01-19

19/4250

VW Golf

[# 19]

17-12-18

€ 2.216

27-12-18

18-01-19

19/4251

VW Golf

[# 20]

07-12-18

€ 1.774

14-12-18

18-01-19

19/4252

VW Tiguan

[# 21]

14-12-18

€ 5.747

21-12-18

18-01-19

19/4253

Ford Mustang

[# 22]

17-12-18

€ 16.875

21-12-18

18-01-19

19/4254

Porsche Macan

[# 23]

07-12-18

€ 16.432

14-12-18

18-01-19

19/4255

BMW 535xi

[# 24]

18-12-18

€ 8.075

27-12-18

29-01-19

19/4256

Mercedes GLE43

[# 25]

27-12-18

€ 10.653

03-01-19

29-01-19

19/4257

Mercedes E63

[# 26]

24-12-18

€ 8.320

03-01-19

29-01-19

19/4258

Audi A5

[# 27]

04-01-19

€ 4.622

09-01-19

31-01-19

19/4259

Mercedes GLC250

[# 28]

27-12-18

€ 5.434

03-01-19

31-01-19

19/4260

VW Sharan

[# 29]

13-12-18

€ 4.296

07-01-19

31-01-19

19/4261

VW Passat

[# 30]

27-12-18

€ 2.805

03-01-19

31-01-19

19/4262

Ford Kuga

[# 31]

07-01-19

€ 5.243

14-01-19

31-01-19

19/4263

Audi A4

[# 32]

24-12-18

€ 2.918

03-01-19

31-01-19

19/4264

Mercedes GLK350

[# 33]

03-01-19

€ 6.873

07-01-19

31-01-19

19/4265

VW Touran

[# 34]

27-12-18

€ 1.628

03-01-19

31-01-19

19/4266

Mercedes CLA180

[# 35]

27-12-18

€ 2.768

03-01-19

31-01-19

19/4267

BMW 528xi

[# 36]

24-12-18

€ 2.556

03-01-19

31-01-19

19/4268

BMW X3

[# 37]

24-12-18

€ 3.162

03-01-19

31-01-19

19/4269

VW Passat

[# 38]

22-12-18

€ 3.485

03-01-19

31-01-19

19/4270

Mercedes E250

[# 39]

03-01-19

€ 3.516

07-01-19

31-01-19

19/4271

BMW X5

[# 40]

24-12-18

€ 4.536

03-01-19

31-01-19

19/4272

Volvo XC60

[# 41]

14-01-19

€ 3.745

21-01-19

18-02-19

19/4273

Mazda 3

[# 42]

14-01-19

€ 2.200

21-01-19

18-02-19

19/4274

Mazda 6

[# 43]

10-01-19

€ 2.199

15-01-19

18-02-19

19/4275

Mercedes E200

[# 44]

11-01-19

€ 3.264

17-01-19

18-02-19

19/4276

BMW X5

[# 45]

10-01-19

€ 14.700

15-01-19

18-02-19

19/4277

BMW 118D

[# 46]

10-01-19

€ 1.216

15-01-19

18-02-19

19/4278

Audi Q3

[# 47]

15-01-19

€ 5.767

18-01-19

18-02-19

19/4279

Skoda Superb

[# 48]

11-01-19

€ 4.635

21-01-19

18-02-19

19/4280

VW Golf

[# 49]

14-01-19

€ 2.446

17-01-19

18-02-19

19/4281

Audi TT

[# 50]

08-01-19

€ 5.889

10-01-19

18-02-19

19/4282

BMW 535XD

[# 51]

22-01-19

€ 3.733

25-01-19

20-02-19

19/4283

Mercedes E220

[# 52]

18-01-19

€ 3.269

23-01-19

20-02-19

19/4284

Mercedes C180

[# 53]

24-01-19

€ 2.859

04-02-19

20-02-19

19/4285

Mercedes E350

[# 54]

23-01-19

€ 4.271

25-01-19

20-02-19

19/4286

VW Passat

[# 55]

24-01-19

€ 2.119

04-02-19

20-02-19

19/4287

Mercedes GLC250

[# 56]

24-01-19

€ 5.118

04-02-19

21-02-19

19/4288

Mercedes C63

[# 57]

19-02-19

€ 10.173

08-02-19

28-02-19

19/4289

Audi A4

[# 58]

06-02-19

€ 1.590

12-02-19

28-02-19

19/4290

BMW X5

[# 59]

01-02-19

€ 17.189

08-02-19

28-02-19

19/4291

Mercedes E250

[# 60]

01-02-19

€ 3.467

08-02-19

28-02-19

19/4292

Volvo XC90

[# 61]

08-02-19

€ 4.460

13-02-19

28-02-19

19/4293

Audi Q5

[# 62]

01-02-19

€ 4.772

08-02-19

28-02-19

19/4294

Audi A4

[# 63]

04-02-19

€ 2.567

11-02-19

28-02-19

19/4295

Alfa Romeo

[# 64]

05-02-19

€ 13.123

11-02-19

28-02-19

19/4296

Land Rover

[# 65]

05-02-19

€ 5.163

11-02-19

28-02-19

19/4297

Ford Galaxy

[# 66]

29-01-19

€ 8.930

06-02-19

28-02-19

19/4298

Audi Q7

[# 67]

24-01-19

€ 10.412

05-02-19

28-02-19

19/ 4299

BMW X4

[# 68]

08-02-19

€ 7.115

13-02-19

28-02-19

2. Voor de behandeling van de beroepen zijn verder de volgende ingevulde gegevens van de auto’s van belang, waarbij DET staat voor Datum Eerste Toelating:

Nr rb

DET

Datum NL

Basis aangifte

Hist Bruto BPM

Door eiseres als Ex-rental aangegeven.

19/4232

30-05-17

30-11-18

Koerslijst XRAY

€ 10.847

Ja

19/4233

12-09-14

17-12-18

Koerslijst XRAY

€ 16.065

Ja

19/4234

25-07-17

17-12-18

Koerslijst XRAY

€ 4.970

Ja

19/4235

27-03-17

05-12-18

Koerslijst XRAY

€ 6.571

Ja

19/4236

29-05-18

07-12-18

Koerslijst XRAY

€ 5.830

Ja

19/4237

19-04-18

30-11-18

Koerslijst XRAY

€ 7.220

Ja

19/4238

22-08-13

30-11-18

Koerslijst XRAY

€ 9.615

Ja

19/4239

23-05-18

18-12-18

Koerslijst XRAY

€ 10.303

Ja

19/4240

11-10-17

18-12-18

Koerslijst XRAY

€ 6.295

Ja

19/4241

23-02-18

17-12-18

Koerslijst XRAY

€ 4.301

Ja

19/4242

30-08-16

14-12-18

Koerslijst XRAY

€5.736

Ja

19/4243

12-05-17

14-12-18

Koerslijst XRAY

€ 21.065

Ja

19/4244

29-03-17

17-12-18

Koerslijst XRAY

€ 17.848

Ja

19/4245

28-09-16

19-12-18

Koerslijst XRAY

€ 12.827

Ja

19/4246

25-03-15

28-12-18

Koerslijst XRAY

€ 9.935

Ja

19/4247

17-06-16

04-01-19

Koerslijst XRAY

€ 4.000

Ja

19/4248

09-06-17

03-10-19

Koerslijst XRAY

€ 41.015

Ja

19/4249

16-11-17

27-12-18

Koerslijst XRAY

€ 17.740

Ja

19/4250

18-10-17

27-12-18

Koerslijst XRAY

€ 4.251

Ja

19/4251

31-08-17

18-12-18

Koerslijst XRAY

€ 3.671

Ja

19/4252

31-03-17

24-12-18

Koerslijst XRAY

€ 11.684

Ja

19/4253

20-03-15

31-12-18

Koerslijst XRAY

€ 75.035

Ja

19/4254

24-01-17

19-12-18

Koerslijst XRAY

€ 37.690

Ja

19/4255

12-07-16

03-01-19

Koerslijst XRAY

€ 22.211

Nee

19/ 4256

13-05-16

12-01-19

Koerslijst XRAY

€ 29.859

Nee

19/4257

01-12-14

10-01-19

Koerslijst XRAY

€ 9.067

Nee

19/4258

06-12-17

11-01-19

Koerslijst XRAY

€ 36.447

Ja

19/4259

28-03-18

04-01-19

Koerslijst XRAY

€ 10.303

Nee

19/4260

01-02-16

09-01-19

Koerslijst XRAY

€ 12.827

Ja

19/4261

06-04-16

04-01-19

Koerslijst XRAY

€ 7.348

Ja

19/4262

16-03-18

15-01-19

Koerslijst XRAY

€ 10.568

Ja

19/4263

07-02-18

08-01-19

Koerslijst XRAY

€ 5.413

Nee

19/4264

14-08-15

10-01-19

Koerslijst XRAY

€ 22.521

Nee

19/4265

10-07-15

04-01-19

Koerslijst XRAY

€ 4.503

Ja

19/4266

31-01-18

07-01-19

Koerslijst XRAY

€ 5.691

Ja

19/4267

23-07-15

07-01-19

Koerslijst XRAY

€ 8.633

Nee

19/4268

04-08-15

08-01-19

Koerslijst XRAY

€ 10.152

Ja

19/4269

11-10-16

08-01-19

Koerslijst XRAY

€ 8.618

Ja

19/4270

05-04-18

09-01-19

Koerslijst XRAY

€ 7.575

Ja

19/4271

27-06-14

07-01-19

Koerslijst XRAY

€ 16.472

Nee

19/4272

29-12-16

23-01-19

Koerslijst XRAY

€ 9.671

Nee

19/4273

27-07-17

23-01-19

Koerslijst XRAY

€ 4.686

Nee

19/4274

29-06-15

16-01-19

Koerslijst XRAY

€ 6.855

Nee

19/4275

29-06-17

23-01-19

Koerslijst XRAY

€ 7.731

Nee

19/4276

10-10-16

18-01-19

Koerslijst XRAY

€ 53.281

Ja

19/4277

27-11-15

17-01-19

Koerslijst XRAY

€ 4.334

Ja

19/4278

02-01-18

23-01-19

Koerslijst XRAY

€ 11.677

Ja

19/4279

15-08-18

29-01-19

Koerslijst XRAY

€ 10.062

Ja

19/4280

31-05-17

22-01-19

Koerslijst XRAY

€ 5.660

Ja

19/4281

08-03-18

25-01-19

Koerslijst XRAY

€ 11.906

Ja

19/4282

19-06-15

02-02-19

Koerslijst XRAY

€ 15.741

Nee

19/4283

29-12-17

25-01-19

Koerslijst XRAY

€ 7.745

Nee

19/4284

25-07-17

05-02-19

Koerslijst XRAY

€ 6.571

Nee

19/4285

02-07-15

29-01-19

Koerslijst XRAY

€ 18.363

Nee

19/4286

27-11-17

07-02-19

Koerslijst XRAY

€ 4.686

Nee

19/4287

16-04-18

05-02-19

Koerslijst XRAY

€ 10.303

Nee

19/4288

28-04-17

15-02-19

Koerslijst XRAY

€ 26.765

Ja

19/4289

12-05-16

15-02-19

Koerslijst XRAY

€ 4.795

Ja

19/4290

30-11-18

13-02-19

Koerslijst XRAY

€ 30.515

Ja

19/4291

24-04-18

13-02-19

Koerslijst XRAY

€ 7.575

Ja

19/4292

09-12-15

15-02-19

Koerslijst XRAY

€ 14.355

Ja

19/4293

01-10-14

13-02-19

Koerslijst XRAY

€ 19.502

Ja

19/4294

26-07-17

22-02-19

Koerslijst XRAY

€ 6.136

Ja

19/4295

30-05-18

14-02-19

Koerslijst XRAY

€ 24.959

Ja

19/4296

17-03-17

13-02-19

Koerslijst XRAY

€ 14.001

Ja

19/4297

14-11-18

08-02-19

Koerslijst XRAY

€ 19.978

Ja

19/4298

27-02-18

06-02-19

Koerslijst XRAY

€ 21.789

Ja

19/ 4299

12-07-18

15-02-19

Koerslijst XRAY

€ 14.883

Ja

3. Met dagtekening 20 februari 2019, 8 maart 2019 en 14 maart 2019 zijn voornemens tot uitspraak op bezwaar gedaan, waarbij eiseres in de gelegenheid is gesteld om te worden gehoord.

4. Op 17 april 2019 heeft verweerder eiseres uitgenodigd om te worden gehoord op 21 mei 2019.

5. Bij brief met dagtekening 1 mei 2019 heeft verweerder eiseres medegedeeld dat haar gemachtigde, A.F.M.J. Verhoeven, met ingang van 1 mei 2019 voor de duur van zes maanden als gemachtigde van eiseres wordt geweigerd.

6. Het geplande hoorgesprek op 21 mei 2019 bleek geen doorgang te kunnen vinden, waarna verweerder eiseres bij brief, met dagtekening 3 juni 2019, heeft uitgenodigd om op 28 juni 2019 gehoord te worden.

7. Op 28 juni 2019 heeft het hoorgesprek plaatsgevonden. Namens eiseres waren

[d] en [a] aanwezig. Van het hoorgesprek is een verslag gemaakt.

8. Met dagtekening 20 augustus 2019 heeft verweerder uitspraak op bezwaar gedaan, waarbij de bezwaren ongegrond zijn verklaard.

Geschil 9. Tussen partijen zijn de antwoorden op de volgende vragen is geschil:

- Heeft verweerder in de bezwaarfase het hoorrecht van eiseres geschonden?

- Op wie rust de bewijslast?

- Is sprake van een schending van het Unierecht, omdat het tijdstip van het voldoen van belasting bij een geïmporteerd voertuig op een vroeger tijdstip dient plaats te vinden dan bij een binnenlands voertuig? Heeft eiseres, vanwege deze door eiseres gestelde schending van het Unierecht, recht op een (extra) leeftijdskorting?

- Wat is de hoogte van de teruggaaf die volgt bij toepassing van het arrest van de Hoge Raad van 1 mei 2020, ECLI:NL:HR:2020:821 (hierna: het arrest van de Hoge Raad van 1 mei 2020)?

- Is sprake van een schending van het Unierecht, omdat zoals eiseres heeft gesteld de wijziging van de CO2 meetmethode leidt tot verschillende heffingsmodaliteiten voor binnenlandse en buitenlandse voertuigen?

- Zijn de auto’s terecht als zijnde een ex-rental aangemerkt?

- Kunnen de te verlenen teruggaven intern gecompenseerd worden?

- Zijn de auto’s terecht als zijnde een niet-ex-rental aangemerkt?

- Heeft eiseres recht op een rentevergoeding, vanwege de vooruitbetaling van de belasting?

- Heeft eiseres recht op een rentevergoeding over een teruggave van de geheven belasting?

- Is van eiseres terecht en naar het juiste bedrag griffierecht geheven?

- Heeft eiseres recht op een rentevergoeding over het geheven griffierecht?

- Heeft eiseres recht op immateriële schadevergoeding, wegens overschrijding van de redelijke termijn?

- Heeft eiseres recht op een (integrale) proceskostenvergoeding?

10. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.

Beoordeling van het geschil

Europees recht

11. Eiseres heeft ter onderbouwing van haar grieven veelvuldig een beroep gedaan op het Europees recht, met name op artikel 110 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna: VWEU). Zij heeft daarbij het standpunt ingenomen dat het de nationale rechter niet vrijstaat een uitleg te geven aan het Unierecht zonder daaromtrent prejudiciële vragen voor te leggen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJ EU). Dit geldt in de optiek van eiseres evenzeer indien sprake is van een zogenaamde ‘acte claire’. De rechtbank onderschrijft dit standpunt van eiseres niet. Een verplichting tot het stellen van prejudiciële vragen geldt ingevolge artikel 267 van het VWEU slechts voor het gerecht dat in hoogste instantie rechtspreekt, zoals ook blijkt uit het door eiseres genoemde arrest Cilfit (283/81). Een dergelijke verplichting geldt in beginsel niet voor de gerechtelijke instanties op lagere niveaus. De daarop geldende uitzondering, neergelegd in het arrest Foto-Frost (314/85) ziet op de situatie waarin de verwijzende rechter van oordeel is dat een handeling van een Europese instelling nietig is. Die situatie doet zich hier niet voor.

12. Het vorenstaande betekent dat de rechtbank in het hierna volgende per grief zal beoordelen of er aanleiding bestaat prejudiciële vragen te stellen aan het HvJ EU. De rechtbank zal daarbij ook meewegen of sprake is van een ‘acte claire’, dit wil zeggen een situatie waarin de betreffende Europeesrechtelijke bepaling dusdanig helder is geformuleerd dat redelijkerwijs geen twijfel kan bestaan over de uitleg of het toepassingsbereik van die bepaling. Voor de visie van eiseres dat ook in geval van een ‘acte claire’ het stellen van prejudiciële vragen geïndiceerd kan zijn ziet de rechtbank geen aanknopingspunten. Evenmin volgt de rechtbank eiseres in haar stelling dat reeds de vraag of sprake is van een rechtsvraag die zich leent voor het stellen van prejudiciële vragen aan het HvJ EU er toe dient te leiden dat deze vragen moeten worden gesteld.

Heeft verweerder in de bezwaarfase het hoorrecht van eiseres geschonden?

13. Eiseres heeft gesteld dat verweerder het hoorrecht van eiseres heeft geschonden. Verweerder heeft gesteld dat van een schending van het hoorrecht geen sprake is, omdat op 28 juni 2019 eiseres is gehoord, alvorens verweerder uitspraak op bezwaar heeft gedaan. Dat eiseres tijdens het hoorgesprek ervoor heeft gekozen om niet alle dossiers in te zien, is een keuze van eiseres, maar heeft niet tot gevolg dat het hoorrecht is geschonden.

14. De rechtbank overweegt als volgt. Verweerder heeft eiseres meerdere keren uitgenodigd voor een hoorgesprek, voor het laatst bij brief van 3 juni 2019. Op 28 juni 2019 heeft er daadwerkelijk een gesprek plaatsgevonden. Voorts heeft de gemachtigde van eiseres niet weersproken dat hij voor de periode van zijn weigering vanaf 1 mei 2019, op grond van het door hem verleende recht van substitutie, [d] heeft aangewezen als zijn vervanger. Daarnaast maakt de rechtbank uit het hoorverslag van 28 juni 2019 op dat [d] en

[a] namens eiseres zijn verschenen, één dossier hebben ingezien en vervolgens hebben aangegeven niet alle dossiers in te zien en te bespreken, omdat de kentekengegevens ontbreken en derhalve geen belang bestaat bij de inzage/hoorgesprek. Kort daarna hebben [a] en [d] besloten het gesprek te beëindigen. Dat eiseres in dat gesprek geen gebruik heeft gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord over de bezwaren in de onderhavige zaken, brengt dan niet mee dat verweerder niet aan zijn uit artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) voortvloeiende verplichtingen heeft voldaan. Dat zou anders zijn als eiseres als gevolg van een omstandigheid die voor rekening van verweerder moet blijven, niet gebruik kon maken van de gelegenheid om te worden gehoord. Het feit dat eiseres zelf gekozen heeft om zich te beperken tot het bespreken en inzien van één dossier, waardoor niet over de bezwaren in de onderhavige zaken is gesproken, maakt niet dat eiseres niet in de gelegenheid is gesteld gehoord te worden. Voor zover eiseres stelt dat verweerder de hoorplicht heeft geschonden, omdat verweerder geen kentekengegevens voorafgaand aan het horen, dan wel ten tijde van het horen beschikbaar heeft gesteld aan eiseres, kan dit standpunt van eiseres niet slagen. Immers heeft eiseres niet het door verweerder ter zitting gestelde betwist dat in de door eiseres gedane aangiften is vermeld dat zij de aanvrager van het kenteken bij de RDW is en zij de tenaamstelling regelt, zodat ervan mag worden uitgegaan dat de eerste registratie op haar naam heeft plaatsgevonden. Aannemelijk is derhalve dat eiseres op de hoogte was dan wel kon zijn van de afgegeven kentekens.

15. Voor zover eiseres stelt dat het verdedigingsbeginsel neergelegd in artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie is geschonden, volgt de rechtbank dit niet. Immers:

- heeft haar gemachtigde, A.F.M.J. Verhoeven de bezwaarschriften in januari en februari 2019 ingediend;

- zijn de bezwaren door verweerder beoordeeld, waarna verweerder met dagtekening

20 februari 2019, 8 maart 2019 en 14 maart 2019 voornemens van de uitspraak op bezwaar naar haar gemachtigde, A.F.M.J. Verhoeven, dan wel naar eiseres heeft verstuurd;

- is eiseres ten tijde van het hoorgesprek op 28 juni 2019 vertegenwoordigd door, onder andere, haar gemachtigde [d] ;

- is de uitspraak op bezwaar met dagtekening 20 augustus 2019 aan het kantoor van haar gemachtigde A.F.M.J. Verhoeven, Hefna B.V., verstuurd, en

- heeft haar gemachtigde, A.F.M.J. Verhoeven, daartegen tijdig beroep ingesteld.

16. Gelet op het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat de hoorplicht niet is geschonden (Hof Amsterdam, 17 december 2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:3842). Voorts is het de rechtbank ook niet gebleken dat eiseres, door de weigering van haar gemachtigde door verweerder, in haar verdediging is geschaad.

Op wie rust de bewijslast?

17. Eiseres heeft gesteld dat, wanneer in geschil is of een belasting wordt geheven in strijd met de bepalingen van het Unierecht, dan op verweerder de bewijslast rust om aannemelijk te maken dat geïmporteerde voertuigen en binnenlandse voertuigen op gelijke wijze worden belast. Verweerder heeft dit weersproken en heeft gesteld dat, indien eiseres een beroep doet op een vermindering van de geheven belasting, de bewijslast bij eiseres ligt.

18. De rechtbank merkt, in algemene zin, op dat uit de arresten van de Hoge Raad van 12 mei 2017 (ECLI:NL:HR:2017:847) en 17 januari 2020 (ECLI:NL:HR:2020:296) volgt dat op de belastingplichtige die zich beroept op een vermindering van de door hem op aangifte voldane BPM, de plicht rust om feiten te stellen, en bij betwisting aannemelijk te maken, die kunnen leiden tot een vermindering van de verschuldigde belasting. Indien eiseres erin is geslaagd dergelijke feiten aannemelijk te maken is het vervolgens aan verweerder om aan te tonen dat – die feiten in aanmerking genomen - de geheven belasting niet in strijd is met de in artikel 110 VWEU. De heffing op geïmporteerde gebruikte auto’s mag, al dan niet rechtstreeks, niet tot een hogere binnenlandse belasting leiden dan welke van gelijksoortige nationale producten wordt geheven en de import van dergelijke auto’s mag niet onderworpen zijn aan een zodanige binnenlandse belasting, dat daardoor andere producties zijdelings worden beschermd. De rechtbank wijst in dit verband op het arrest van de Hoge Raad van 15 november 2019; ECLI:NL:HR:2019:1783.

Is sprake van een schending van het Unierecht, omdat het tijdstip van belasting van de belasting bij een geïmporteerd voertuig anders is dan bij een binnenlands voertuig?

19. Eiseres heeft gesteld dat sprake is van een relevant verschil in heffingsmodaliteiten, nu zij de verschuldigde belasting reeds bij het doen van de aangifte BPM dient te voldoen, terwijl voor een binnenlands voertuig de restantbelasting, die nog drukt op soortgelijke binnenlandse gebruikte voertuigen, eerst wordt voldaan bij de voltooiing van de registratie in het kentekenregister (de tenaamstelling). Verweerder betwist dat er een verschil in heffingsmodaliteiten bestaat.

20. Voor de beantwoording van de vraag verwijst de rechtbank naar hetgeen de rechtbank Gelderland heeft overwogen in de uitspraak van 29 mei 2019, ECLI:NL:RBGEL:2019:2376:

“15. De rechtbank overweegt dat het feit dat registratie ná aangifte plaatsvindt niet primair voortvloeit uit de Wet BPM en dus als uitgangspunt niet bij de fiscale beoordeling hoort (vergelijk Rechtbank Gelderland 12 maart 2019, ECLI:NL:RBGEL:2019:1050). Als de BPM niet wordt betaald, wordt het kenteken voor de auto niet verstrekt. Een afwijzing van de verstrekking van het kenteken is niet een beslissing die vatbaar is voor beroep bij de belastingrechter. De rechtbank zal er veronderstellenderwijs van uitgaan dat eiseres het oog heeft op artikel 6, tweede lid, van de Wet BPM. Deze regeling is naar het oordeel van de rechtbank echter niet in strijd met het Unierecht. Daarbij is van belang dat er standaard (op basis van goedkeurend beleid in het Kaderbesluit BPM, nr. 2017/1135M) rekening wordt gehouden met een termijn van vijf werkdagen tussen de aangifte en registratie. De rechtbank acht het aannemelijk dat in het merendeel van de gevallen die termijn genoeg is om de registratie af te ronden. Voor zover dat in het individuele geval niet lukt, bestaat recht op leeftijdskorting. Weliswaar dient verweerder te waken dat te veel wordt geheven en dient verweerder dus in voorkomend geval deze leeftijdskorting toe te passen, maar dat staat er naar het oordeel van de rechtbank niet aan in de weg dat bepaald kan worden dat de belastingplichtige de informatie moet verstrekken die leidt tot de conclusie dat er te veel is geheven (vergelijk de arresten van de Hoge Raad van 12 mei 2017, ECLI:NL:HR:2017:847, en 21 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1695).”

De rechtbank volgt de rechtbank Gelderland in de conclusie dat de tenaamstelling en het moment daarvan geen onderdeel uitmaakt van de heffing of enig daarmee verband houdend voorschrift. Ook ziet de rechtbank geen zodanig verband dat in die gevallen waarin sprake is van een tijdsverloop van meer dan vijf dagen gesproken kan worden van een niet-rechtstreekse belemmering die wordt veroorzaakt door de wijze van heffen. Dit betekent tevens dat, ook indien met eiseres moet worden geoordeeld dat de kentekengegevens van de geïmporteerde auto’s, waarvan de hoogte van de verschuldigde BPM in geschil is, in die belastingprocedure tot de stukken van het geding behoren, het enkele feit dat die gegevens niet of niet-tijdig zijn overgelegd nog niet met zich brengt dat eiseres in haar processuele belangen is geschaad en dat teveel BPM is betaald. Die conclusie is eerst gerechtvaardigd indien aannemelijk is geworden dat het langere tijdsverloop zijn oorzaak vindt in een handelen of nalaten van verweerder. De rechtbank wijst in dit verband op hetgeen door verweerder ter zitting is gesteld, namelijk dat in de door eiseres gedane aangiften is vermeld dat zij de aanvrager van het kenteken bij de RDW is, zij de tenaamstelling regelt en de verschuldigde BPM heeft voldaan, zodat ervan mag worden uitgegaan dat de eerste registratie op haar naam heeft plaatsgevonden. Eiseres heeft dit niet, dan wel onvoldoende betwist, zodat de rechtbank het aannemelijk acht dat eiseres op de hoogte was dan wel kon zijn van de afgegeven kentekens. Voorts acht de rechtbank het dan ook niet aannemelijk dat eiseres door het niet of niet tijdig overleggen van de kentekengegevens in haar processuele belangen is geschaad en dat teveel BPM is betaald.

21. De rechtbank acht bovenstaand oordeel in lijn met de Unierechtelijke jurisprudentie, zodat het voor het doen van uitspraak niet noodzakelijk is op dit punt het HvJ EU te verzoeken prejudiciële vragen te beantwoorden met betrekking tot de door eiseres opgeworpen rechtsvraag.

22. Voorts is niet in geschil dat eiseres inzake HAA 19/4260 en HAA 19/4276 recht heeft op extra leeftijdskorting, omdat de registratie op een later tijdstip heeft plaatsgevonden dan de voldoening van de belasting. Wel is de hoogte van de leeftijdskorting in geschil.

23. Nu eiseres zich beroept op een korting, is het aan haar om aannemelijk te maken dat zij recht heeft op een hogere extra leeftijdskorting dan welk door verweerder is gesteld op € 81 respectievelijk € 1.475. De rechtbank verwerpt de stelling van eiseres dat de bewijslast hier op verweerder rust. Voor zover eiseres stelt dat zij in bewijsnood verkeert, omdat zij niet weet wanneer de desbetreffende auto’s zijn geregistreerd, is deze stelling ongeloofwaardig. Eiseres heeft in de door haar gedane aangiften vermeld dat zij de toekomstig kentekenhouder is, zodat ervan mag worden uitgegaan dat de eerste registratie op haar naam heeft plaatsgevonden. Aannemelijk is derhalve dat eiseres op de hoogte was dan wel kon zijn van de datum waarop de registratie van de auto heeft plaatsgevonden. De enkele stelling van eiseres dat de berekening van verweerder onjuist is, maar dat voorts niet kan onderbouwen dan wel heeft onderbouwd aan de hand van, bijvoorbeeld, een tegenberekening, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om het aannemelijk te achten dat eiseres recht heeft op een hogere leeftijdskorting

Wat is de hoogte van de teruggaaf die volgt bij toepassing van het arrest van de Hoge Raad van 1 mei 2020? - HAA 19/4241, HAA 19/4254, HAA 19/4260, HAA 19/4263, HAA 19/4266, HAA 19/4278 en HAA 19/4298

24. Niet in geschil is dat eiseres recht heeft op teruggaaf, gelet op het arrest van de Hoge Raad van 1 mei 2020, en mede gelet op de data eerste toelating (23 februari 2018,

4 januari 2017, 1 februari 2016, 7 februari 2018, 31 januari 2018, 2 januari 2018 respectievelijk 27 februari 2018). Wel is de hoogte van die teruggaaf in geschil.

25. Eiseres heeft aangevoerd dat, nu deze auto’s op 23 februari 2018,

4 januari 2017, 1 februari 2016, 7 februari 2018, 31 januari 2018, 2 januari 2018 respectievelijk 27 februari 2018 voor het eerst in een andere lidstaat van de Unie zijn toegelaten op de weg, het tarief voor de BPM van het jaar 2017, 2016 en 2015 van toepassing is. Dit op grond van artikel 16a van de Wet BPM en naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad van 1 mei 2020 (ECLI:NL:HR:2020:821).

26. Verweerder heeft ten aanzien van het beroep van eiseres op artikel 16a van de Wet BPM aangevoerd dat gelet op het arrest van de Hoge Raad van 19 oktober 2012 (ECLI:NL:HR:2012:BY0567), niet slechts de bruto BPM gecorrigeerd dient te worden, maar ook de (historische) nieuwprijs. Volgens verweerder wijzigt de nieuwprijs (dat is de netto catalogusprijs van de auto vermeerderd met BPM en btw) als gevolg van de wijziging van de bruto BPM. Als gevolg daarvan dient opnieuw het daadwerkelijke afschrijvingspercentage te worden vastgesteld. Verweerder heeft ter ondersteuning van zijn standpunt een cijfermatige uitwerking van voormeld standpunt overgelegd.

27. Het is vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie EU dat artikel 110 VWEU zich verzet tegen de toepassing van een stelsel van belastingheffing waarbij niet wordt uitgesloten dat een ingevoerde gebruikte auto in bepaalde gevallen onderworpen is aan een hogere belasting dan de belasting die nog rust op de waarde van de gelijksoortige, reeds op het nationale grondgebied geregistreerde gebruikte auto (vgl. Hoge Raad, 10 november 2017, ECLI:NL:HR:2017:2822).

28. Artikel 16a, eerste lid, van de Wet BPM bevat een regeling voor gevallen waarin een verhoging van de in artikel 9 van de Wet BPM opgenomen tarieven in werking treedt voor een personenauto die voordien al zonder tenaamstelling in het kentekenregister was ingeschreven. Deze regeling houdt in dat de belasting op verzoek wordt berekend op de voet van artikel 9 van de Wet BPM zoals dat luidde voor de inwerkingtreding van de tariefverhoging, mits de tenaamstelling van die personenauto plaatsvindt binnen twee maanden na die inwerkingtreding.

29. De rechtbank volgt het standpunt van verweerder, zoals weergegeven in rechtsoverweging 26. Verweerder heeft met, onder andere, het cijfermatige overzicht voldoende inzichtelijk gemaakt hoe hij tot de herrekende bruto BPM is gekomen, welke berekeningsmethode de rechtbank in lijn met wettelijke bepalingen acht. Gelet hierop en hetgeen is overwogen in rechtsoverweging 27 en 28 heeft eiseres ter zake van de onderhavige auto’s teveel BPM op aangifte voldaan. Ter zake van HAA 19/4254 en HAA 19/4260 stelt de rechtbank, onder verwijzing naar de berekening opgenomen in zaaknummer HAA 19/3551 dan ook het afschrijvingspercentage vast zoals vermeld in rechtsoverweging 40, nu de CO2-uitstoot hier (ook) in geschil is. Ter zake van HAA 19/4241, HAA 19/4263, HAA 19/4266, HAA 19/4278 en HAA 19/4298 volgt de rechtbank de berekening van verweerder, omdat de Datum Eerste Toelating is gelegen na 1 september 2017 en derhalve de CO2-uitstoot niet in geschil is.

Zaaknummer

Verschuldigde BPM

Teruggave

19/4241

€ 1.974

€ 151

19/4263

€ 2.777

€ 141

19/4266

€ 2.648

€ 120

19/4278

€ 5.523

€ 244

19/4298

€ 10.005

€ 407

Is sprake van een schending van het Unierecht, omdat de wijziging van de CO2 meetmethode leidt tot verschillende heffingsmodaliteiten voor binnenlandse en buitenlandse voertuigen?

30. Eiseres heeft betoogd dat de wijzigingen in de wijze waarop de CO2-meting van de auto wordt berekend leidt tot een te betalen bedrag aan BPM dat hoger is dan de BPM die is geheven bij gelijksoortige auto’s minus de afschrijving van de auto overeenkomstig het taxatierapport. Dit leidt volgens eiseres tot een op grond van artikel 110 VWEU verboden belastingheffing. De rechtbank begrijpt deze grief zo dat ten aanzien van de auto’s waarbij de datum eerste toelating is gelegen voor 1 september 2017 mogelijk te veel belasting is geheven en dat de betreffende uitspraak op bezwaar niet in stand kan blijven en dat de verschuldigde belasting in dat specifieke geval dient te worden verminderd.

31. De rechtbank stelt bij de beoordeling van deze grief voorop dat het aan de wetgever is belastingwetten vast te stellen en dat het hem daarbij vrij staat een tarief te bepalen dat hij geëigend acht. Dit uitgangspunt dient echter te wijken indien het gekozen tarief strijdig is met een eenieder verbindende verdragsbepaling, waaronder artikel 110 van het VWEU, waarop eiseres zich beroept. Dit artikel verbiedt de lidstaten op producten van andere lidstaten een hogere binnenlandse belasting te heffen dan wordt geheven op gelijksoortige nationale producten. Onder nationale producten moeten worden verstaan de producten die in deze lidstaat in de handel zijn gebracht en zich aldus in die lidstaat op de (handels)markt bevinden. Het artikel staat er niet aan in de weg dat een lidstaat een registratiebelasting heft voor uit een andere lidstaat afkomstige personenauto’s indien het vrije verkeer van goederen tussen de lidstaten voldoende is verzekerd, doordat die belasting volstrekt neutraal is ten aanzien van de mededinging tussen producten die zich al op de binnenlandse markt bevinden en producten die vanuit andere lidstaten worden binnengebracht. Deze volstrekte neutraliteit van de binnenlandse belastingen vereist dus dat de BPM zo wordt geheven dat deze de handel in nationale gebruikte voertuigen op de binnenlandse markt niet begunstigt, waardoor het binnenbrengen van gelijksoortige gebruikte voertuigen zou worden ontmoedigd.

32. De bewijslast dat aan deze voorwaarde is voldaan berust bij verweerder

(Hoge Raad 15 november 2019; ECLI:NL:HR:2019:1783).

33. De wijziging in de wijze waarop de CO2-uitstoot werd gemeten en de daarop van toepassing zijnde (overgangs-)bepalingen in de Wet BPM luiden als volgt:Ten behoeve van de Europese typegoedkeuring (ETG) worden vanaf 1 september 2017 alle nieuwe automodellen gemeten volgens de WLTP-testmethode. Met ingang van

1 september 2018 worden ook alle bestaande automodellen ten behoeve van de ETG gemeten volgens de WLTP-testmethode. Per 1 september 2019 geldt de zogenaamde ‘restantvoorraadregeling’ die inhoudt dat alle personenauto’s die voor 1 september 2018 zijn geproduceerd en nog volgens NEDC zijn gemeten nog op basis daarvan mogen worden geregistreerd. Voor de Nederlandse heffing van BPM gelden in deze tijdvakken de volgende regelingen: Tot 1 september 2019 wordt voor de registratie van NEDC gekeurde auto’s geheven op basis van de NEDC-waarde. Voor auto’s die reeds aan de hand van de WLTP-methode waren gekeurd, werd geheven op basis van een teruggerekende WLTP-waarde, NEDC 2.0 genoemd. Deze NEDC 2.0 waarde is voorts tot 1 juli 2020 aan alle BPM-berekeningen ten grondslag gelegd. Na 1 juli 2020 wordt uitsluitend geheven op basis van de WLTP-waarde.

34. Verweerder heeft op drie momenten een invulling gegeven aan de op hem rustende bewijslast. In zijn aanvullende verweerschrift van 27 augustus 2020 heeft hij met betrekking tot deze grief het standpunt ingenomen, dat de door eiseres aangedragen voorbeelden betrekking hebben op niet-vergelijkbare auto’s. Ook heeft verweerder betoogd dat een vergelijking van auto’s op verschillende heffingsmomenten reeds door de wijziging in de meetmethode onmogelijk is. Hij verwijst in dat verband tevens naar de reactie van de staatssecretaris op de door eiseres aangehaalde onderzoeksresultaten. De rechtbank acht deze toelichting ontoereikend, nu verweerder hiermee slechts reageert op de door eiseres voorgestane vergelijking, maar zich onvoldoende rekenschap geeft van de op haar rustende bewijslast. De rechtbank tekent daarbij aan dat de Staatssecretaris ook geen inzicht verschaft in de fiscale positie van geïmporteerde gebruikte auto’s in verhouding tot auto’s die reeds langer tot de Nederlandse markt behoren. In zijn pleitnota van 10 december 2020 heeft verweerder het volgende opgemerkt:

“Op deze plaats belicht ik dat de WLTP meetmethode geldt vanaf september 2017 voor alle autofabrikanten binnen de EU voor alle nieuw te produceren auto's waarvoor een ETG (typegoedkeuring) wordt afgegeven/aangevraagd. Gedurende de overgangsperiode moet door de fabrikant ook nog de NEDC-waarde worden vastgesteld. Die is de NEDC2 waarde. Deze waarde wordt met een zogenaamde correlatietool, de CO2MPAS berekend en is een afgeleide van de WLTP. Indien in (bijv.) Duitsland auto’s op een eerder moment met de WLTP-waarde zijn geregistreerd dan moet er van dat voertuig ook een NEDC2 waarde bekend zijn waarmee het (soortgelijke) referentievoertuig in Nederland reeds is geregistreerd. Ergo, de nieuw te registreren auto van gelijke datum eerste toelating (DET) wordt dan in Nederland tegen diezelfde CO2 waarde geregistreerd.”

35. Ook heeft verweerder verwezen naar een door de Kennisgroep Auto opgestelde standaardreactie op de door de gemachtigde in dit kader aangevoerde algemene grief. Ook hiermee geeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende invulling aan de op hem rustende bewijslast. De besproken mogelijke verschillen met een in Duitsland aan een keuring onderworpen auto die verschilt van het op het moment van de keuring in Nederland aanwezig voertuig betreft immers slechts de aan de op het – in alle lidstaten gelijke - moment van de typegoedkeuring te bepalen uitstoothoeveelheid. Een mogelijk toereikende correctiemethode om de ongewenste effecten van verschillende meetmethodes bij de toelating van een bepaald type auto op de weg, weg te nemen is niet per definitie ook voldoende om de conclusie te rechtvaardigen dat daarmee ook de voor de heffing van een registratiebelasting waarbij de meting op de Datum Eerste Toelating van een auto, die bij geïmporteerde gebruikte auto’s niet gelijk is, relevant is, geen verboden onderscheid optreedt ten nadele van geïmporteerde auto’s. De stukken die afkomstig zijn van de Kennisgroep Auto bieden onvoldoende onderbouwing voor het door verweerder ingenomen standpunt.

36. Ook in zijn pleitnota bij de zitting van 19 februari 2021 heeft verweerder weersproken dat sprake is van verschillende heffingsmodaliteiten voor binnenlandse en buitenlandse voertuigen. Verweerder heeft in dit verband benadrukt dat voor alle, uit andere lidstaten afkomstige voertuigen met een zogenaamde ‘Datum Eerste Toelating’ tot 1 juli 2020, geldt, dat bij registratie in Nederland tot en met 30 juni 2020 de BPM wordt berekend naar een NEDC-waarde al dan niet herleid vanuit de WLTP waarde. Ook heeft verweerder gewezen op artikel VI van het voorstel van Wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2020), waar de wijzigingen in de Wet BPM zijn opgenomen en het daarbij behorende onderdeel 14 van de Memorie van Toelichting. Volgens verweerder volgt uit de uitleg bij deze wetswijziging dat er geen sprake is van heffing volgens verschillende modaliteiten. De rechtbank volgt verweerder hierin niet. In de Memorie van Toelichting is immers ook uitsluitend ingegaan op de BPM-heffing bij nieuwe auto’s, maar is geen aandacht besteed aan de heffing bij de import van gebruikte auto’s. Ook het feit dat de herleiding van de gemeten WLTP-waarde van een auto naar een voor de BPM-heffing te gebruiken NEDC-waarde berust op een in EU-verband tot stand gekomen omrekenmethode, Co2mpas, rechtvaardigt verweerders conclusie niet. Deze methode is immers overeengekomen als overgangsregeling bij de strengere uitstootvoorwaarden van nieuw toe te laten modellen en aldus evenmin vastgesteld met het oog op de handel in tweedehands voertuigen met een gelijke Datum Eerste Toelating in verschillende lidstaten. De keuze van de Nederlandse wetgever om deze overgangsregeling van overeenkomstige toepassing te verklaren bij de bepaling van de hoogte van de heffing van een registratiebelasting waarvan geen pendant bestaat in een andere lidstaat sluit een schending van artikel 110 VWEU dan ook niet uit. In dit verband wijst de rechtbank ook op de brief van de Staatsecretaris aan de Tweede Kamer van 19 oktober 2018 (kenmerk: 2018-0000177042) waarin hij aangeeft dat de omrekening aan de hand van Co2mpas zo is opgesteld dat ‘het in beginsel leidt tot dezelfde CO2-uitstoot als dit voertuig zou zijn getest overeenkomstig de NEDC’. Het gekozen wettelijk systeem leidt er dan ook toe dat de ‘historische BPM’ voor een nieuw geregistreerde auto voor 1 september 2017 ook met inachtneming van de gebruikelijke waardedaling door afschrijving een ander - en in veel gevallen lager - bedrag aan BPM laat zien dan de belasting die wordt geheven voor een identieke auto die voor 1 september 2017 in een andere lidstaat is geregistreerd en eerst in 2018 in gebruikte staat in Nederland is geïmporteerd.

37. Gelet op het vorenstaande is verweerder niet in zijn bewijs geslaagd. Bij de huidige stand van de regelgeving is immers besloten om ook andere criteria (met name CO2-uitstoot) een rol te laten spelen dan alleen de historische BPM. Dat leidt in een aantal gevallen tot een hoger bedrag aan BPM voor een geïmporteerde auto dan het bedrag dat betaald is voor de auto die reeds bij eerste toelating in Nederland is geregistreerd en daarmee tot begunstiging van de handel in nationale gebruikte voertuigen op de binnenlandse markt. Strijd met het VWEU zou weliswaar kunnen worden ondervangen met toepassing van artikel 10b, eerste lid, Wet BPM, waarbij de overgang van NEDC 1.0 via NEDC 2.0 naar WLTP wordt aangemerkt als een gewijzigde maatstaf van heffing, maar dat ondervangen gebeurt in de praktijk niet. Ook is geen invulling gegeven aan de mogelijkheid van artikel 10b, tweede lid, Wet BPM om uitvoeringsregels te stellen op dit punt.

38. Dat aan het door eiseres in het geding gebrachte door KPMG opgestelde rapport niet de directe conclusie is te ontlenen dat de regeling in enige periode een verboden discriminatie van geïmporteerde gebruikte auto’s ten opzichte van als nieuw in Nederland geregistreerde auto’s heeft veroorzaakt doet daaraan, gelet op de bewijslastverdeling, niet af. Voorts blijkt wel uit het rapport dat de invoering van de WLTP als belastinggrondslag heeft geleid tot een toegenomen belastingopbrengst. Eveneens blijkt uit een in het rapport gemaakte vergelijking van 690 vergelijkbare voertuigen dat sprake is van een zogenaamd ‘WLTP-effect’, inhoudende dat gemiddeld genomen circa 28 à 29 gram per kilometer meer wordt gemeten dan bij het gebruik van de oude NEDC-waarde (NEDC 1.0), terwijl eerder een NEDC 2.0-effect zou optreden ter grootte van gemiddeld 7 tot 7,5 gram per kilometer. Ook het door partijen ter zitting genoemde rapport van TNO, opgesteld op verzoek van de minister van Financiën, laat een verschil in CO2-uitstoot zien tussen de NEDC 1.0 en NEDC 2.0 van gemiddeld 5,8 gram. Dat aldus in een aantal gevallen een verboden discriminatie optreedt acht de rechtbank dan ook zonder meer aannemelijk.

39. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de op aangifte voldane belasting mogelijk te hoog is geweest met betrekking tot de auto met een Datum Eerste Toelating op een tijdstip waarop de CO2-uitstoot op een andere wijze werd gemeten dan bij de aangifte bij invoer. De door eiseres aangedragen grief slaagt daarom. Echter eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt met hoeveel gram per kilometer aan CO2-uitstoot rekening gehouden dient te worden, dan wel wat deze verboden discriminatie tot gevolg heeft voor de verschuldigde BPM in het onderhavige geval. Gelet op de uitkomst van zowel het KPMG-rapport (verschil van 7 tot 7,5 gram per kilometer) als het rapport van TNO (verschil 5,8 gram per kilometer), bepaalt de rechtbank in goede justitie dat de CO2-uitstoot met 6 gram per kilometer verlaagd dient te worden.

40. Onder verwijzing naar de uitspraak met kenmerk HAA 19/3551 leidt dit ter zake van de volgende auto’s met onderstaand zaaknummer tot de volgende uitkomst, waarbij reeds ook rekening is gehouden met het tarief van het voorgaande jaar (zie rechtsoverweging 29):

Zaaknummer HAA 19/4232

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

157

151

Bruto BPM

€ 10.847

€ 9.419

Afschrijvingspercentage

51,08%

50,18%

Te betalen BPM

€ 5.306

€ 4.692

Verschil

€ 614

Zaaknummer HAA 19/4233

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

203

197

Bruto BPM

€ 16.065

€ 14.643

Afschrijvingspercentage

82,14%

81,78%

Te betalen BPM

€ 2.869

€ 2.667

Verschil

€ 202

Zaaknummer HAA 19/4234

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

99

93

Bruto BPM

€ 4.970

€ 4.054

Afschrijvingspercentage

53,94%

52,40%

Te betalen BPM

€ 2.289

€ 1.929

Verschil

€ 360

Zaaknummer HAA 19/4235

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

132

126

Bruto BPM

€ 6.571

€ 5.701

Afschrijvingspercentage

54,31%

53,76%

Te betalen BPM

€ 3.002

€ 2.636

Verschil

€ 366

Zaaknummer HAA 19/4238

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

135

129

Bruto BPM

€ 9.615

€ 8.436

Afschrijvingspercentage

81,23%

80,89%

Te betalen BPM

€ 1.805

€ 1.612

Verschil

€ 193

Zaaknummer HAA 19/4240

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

143

137

Bruto BPM

€ 6.295

€ 5.623

Afschrijvingspercentage

68,99%

68,66%

Te betalen BPM

€ 1.952

€ 1.762

Verschil

€ 190

Zaaknummer HAA 19/4242

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

132

126

Bruto BPM

€ 5.736

€ 4.992

Afschrijvingspercentage

58,80%

58,24%

Te betalen BPM

€ 2.363

€ 2.084

Verschil

€ 279

Zaaknummer HAA 19/4243

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

184

178

Bruto BPM

€ 21.065

€ 18.215

Afschrijvingspercentage

48,50%

47,77%

Te betalen BPM

€ 10.848

€ 9.513

Verschil

€ 1.334

Zaaknummer HAA 19/4244

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

154

148

Bruto BPM

€ 17.848

€ 16.086

Afschrijvingspercentage

63,22%

62,69%

Te betalen BPM

€ 6.564

€ 6.001

Verschil

€ 563

Zaaknummer HAA 19/4245

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

139

133

Bruto BPM

€ 12.827

€ 11.564

Afschrijvingspercentage

60,84%

60,00%

Te betalen BPM

€ 5.023

€ 4.625

Verschil

€ 398

Zaaknummer HAA 19/4246

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

168

162

Bruto BPM

€ 9.935

€ 8.633

Afschrijvingspercentage

68,09%

67,50%

Te betalen BPM

€ 3.170

€ 2.805

Verschil

€ 365

Zaaknummer HAA 19/4247

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

118

112

Bruto BPM

€ 4.000

€ 3.256

Afschrijvingspercentage

65,88%

65,11%

Te betalen BPM

€ 1.365

€ 1.136

Verschil

€ 229

Zaaknummer HAA 19/4248

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

226

220

Bruto BPM

€ 41.015

€ 38.156

Afschrijvingspercentage

59,54%

58,73%

Te betalen BPM

€ 16.594

€ 15.746

Verschil

€ 848

Zaaknummer HAA 19/4251

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

112

106

Bruto BPM

€ 3.671

€ 2.801

Afschrijvingspercentage

51,68%

50,07%

Te betalen BPM

€ 1.774

€ 1.398

Verschil

€ 376

Zaaknummer HAA 19/4252

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

129

123

Bruto BPM

€ 11.684

€ 10.294

Afschrijvingspercentage

50,80%

49,31%

Te betalen BPM

€ 5.748

€ 5.218

Verschil

€ 530

Zaaknummer HAA 19/4253

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

324

318

Bruto BPM

€ 75.035

€ 72.431

Afschrijvingspercentage

77,51%

77,04%

Te betalen BPM

€ 16.875

€ 16.630

Verschil

€ 245

Zaaknummer HAA 19/4254

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

219

213

Bruto BPM

€ 37.690

€ 31.771

Afschrijvingspercentage

56%

54,81%

Te betalen BPM

€ 16.432

€ 14.357

Verschil

€ 2.075

Zaaknummer HAA 19/4255

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

193

186

Bruto BPM

€ 22.211

€ 19.343

Afschrijvingspercentage

63,64%

62,62%

Te betalen BPM

€ 8.075

€ 7.230

Verschil

€ 845

Zaaknummer HAA 19/ 4256

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

209

203

Bruto BPM

€ 29.859

€ 26.991

Afschrijvingspercentage

64,31%

63,48%

Te betalen BPM

€ 10.656

€ 9.857

Verschil

€ 799

Zaaknummer HAA 19/4257

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

164

158

Bruto BPM

€ 9.067

€ 7.975

Afschrijvingspercentage

60,67%

59,56%

Te betalen BPM

€ 3.566

€ 3.225

Verschil

€ 341

Zaaknummer HAA 19/4258

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

246

240

Bruto BPM

€ 36.447

€ 33.603

Afschrijvingspercentage

77,17%

76,78%

Te betalen BPM

€ 8.320

€ 7.802

Verschil

€ 518

Zaaknummer HAA 19/4260

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

139

133

Bruto BPM

€ 12.827

€ 10.593

Afschrijvingspercentage

66,50%

65,40%

Te betalen BPM

€ 4.297

€ 3.665

Verschil

€ 632

Zaaknummer HAA 19/4261

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

145

139

Bruto BPM

€ 7.348

€ 6.604

Afschrijvingspercentage

61,81%

61,33%

Te betalen BPM

€ 2.806

€ 2.553

Verschil

€ 253

Zaaknummer HAA 19/4264

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

203

197

Bruto BPM

€ 22.521

€ 19.917

Afschrijvingspercentage

69,47%

68,47%

Te betalen BPM

€ 6.875

€ 6.279

Verschil

€ 596

Zaaknummer HAA 19/4265

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

127

121

Bruto BPM

€ 4.503

€ 3.831

Afschrijvingspercentage

63,85%

63,22%

Te betalen BPM

€ 1.628

€ 1.409

Verschil

€ 219

Zaaknummer HAA 19/4267

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

162

156

Bruto BPM

€ 8.633

€ 7.751

Afschrijvingspercentage

70,38%

70,02%

Te betalen BPM

€ 2.557

€ 2.323

Verschil

€ 234

Zaaknummer HAA 19/4268

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

169

163

Bruto BPM

€ 10.152

€ 8.850

Afschrijvingspercentage

68,84%

68,27%

Te betalen BPM

€ 3.163

€ 2.808

Verschil

€ 355

Zaaknummer HAA 19/4269

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

119

113

Bruto BPM

€ 8.618

€ 7.355

Afschrijvingspercentage

59,56%

58,53%

Te betalen BPM

€ 3.485

€ 3.050

Verschil

€ 435

Zaaknummer HAA 19/4271

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

166

160

Bruto BPM

€ 16.472

€ 15.278

Afschrijvingspercentage

72,46%

72,15%

Te betalen BPM

€ 4.536

€ 4.254

Verschil

€ 282

Zaaknummer HAA 19/4272

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

124

118

Bruto BPM

€ 9.671

€ 8.407

Afschrijvingspercentage

61,28%

60,47%

Te betalen BPM

€ 3.745

€ 3.323

Verschil

€ 422

Zaaknummer HAA 19/4273

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

119

113

Bruto BPM

€ 4.686

€ 3.816

Afschrijvingspercentage

53,05%

51,45%

Te betalen BPM

€ 2.200

€ 1.852

Verschil

€ 348

Zaaknummer HAA 19/4274

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

148

142

Bruto BPM

€ 6.855

€ 6.183

Afschrijvingspercentage

67,91%

67,39%

Te betalen BPM

€ 2.200

€ 2.016

Verschil

€ 184

Zaaknummer HAA 19/4275

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

140

134

Bruto BPM

€ 7.731

€ 6.861

Afschrijvingspercentage

57,78%

57,25%

Te betalen BPM

€ 3.264

€ 2.933

Verschil

€ 331

Zaaknummer HAA 19/4276

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

258

252

Bruto BPM

€ 53.281

€ 50.413

Afschrijvingspercentage

72,41%

71,98%

Te betalen BPM

€ 14.700

€ 14.125

Verschil

€ 575

Zaaknummer HAA 19/4277

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

99

93

Bruto BPM

€ 4.334

€ 3.404

Afschrijvingspercentage

71,94%

71,28%

Te betalen BPM

€ 1.216

€ 977

Verschil

€ 239

Zaaknummer HAA 19/4279

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

122

116

Bruto BPM

€ 10.062

€ 8.672

Afschrijvingspercentage

53,94%

52,50%

Te betalen BPM

€ 4.635

€ 4.119

Verschil

€ 516

Zaaknummer HAA 19/4280

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

103

97

Bruto BPM

€ 5.660

€ 4.665

Afschrijvingspercentage

56,78%

55,33%

Te betalen BPM

€ 2.446

€ 2.083

Verschil

€ 363

Zaaknummer HAA 19/4282

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

159

153

Bruto BPM

€ 15.741

€ 14.553

Afschrijvingspercentage

76,27%

75,98%

Te betalen BPM

€ 3.735

€ 3.495

Verschil

€ 240

Zaaknummer HAA 19/4284

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

132

126

Bruto BPM

€ 6.571

€ 5.701

Afschrijvingspercentage

56,48%

55,70%

Te betalen BPM

€ 2.860

€ 2.525

Verschil

€ 335

Zaaknummer HAA 19/4285

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

168

162

Bruto BPM

€ 18.363

€ 16.545

Afschrijvingspercentage

76,73%

76,23%

Te betalen BPM

€ 4.273

€ 3.932

Verschil

€ 341

Zaaknummer HAA 19/4288

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

196

190

Bruto BPM

€ 26.765

€ 23.915

Afschrijvingspercentage

61,98%

61,17%

Te betalen BPM

€ 10.176

€ 9.286

Verschil

€ 890

Zaaknummer HAA 19/4289

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

99

93

Bruto BPM

€ 4.795

€ 3.862

Afschrijvingspercentage

66,84%

66,21%

Te betalen BPM

€ 1.590

€ 1.304

Verschil

€ 286

Zaaknummer HAA 19/4292

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

152

146

Bruto BPM

€ 14.355

€ 13.167

Afschrijvingspercentage

68,93%

68,53%

Te betalen BPM

€ 4.460

€ 4.143

Verschil

€ 317

Zaaknummer HAA 19/4293

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

179

173

Bruto BPM

€ 19.502

€ 16.864

Afschrijvingspercentage

75,53%

74,82%

Te betalen BPM

€ 4.772

€ 4.246

Verschil

€ 526

Zaaknummer HAA 19/4294

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

129

123

Bruto BPM

€ 6.136

€ 5.266

Afschrijvingspercentage

58,16%

57,52%

Te betalen BPM

€ 2.567

€ 2.236

Verschil

€ 331

Zaaknummer HAA 19/4296

Volgens aangifte

Bij verlaging CO2 met 6 gram per kilometer

CO2 uitstoot

139

133

Bruto BPM

€ 14.001

€ 11.610

Afschrijvingspercentage

63,12%

61,69%

Te betalen BPM

€ 5.164

€ 4.447

Verschil

€ 716

Zijn de auto’s terecht als zijnde een ex-rental aangemerkt? – HAA 19/4232, HAA 19/4233, HAA 19/4234 en HAA 19/4235, HAA 19/4238, HAA 19/4240, HAA 19/4241, HAA 19/4242, HAA 19/4243, HAA 19/4244, HAA 19/4245, HAA 19/4246, HAA 19/4247, HAA 19/4248, HAA 19/4251, HAA 19/4252, HAA 19/4253, HAA 19/4254, HAA 19/4258, HAA 19/4260, HAA 19/4261, HAA 19/4265, HAA 19/4266, HAA 19/4268, HAA 19/4269, HAA 19/4276, HAA 19/4277, HAA 19/4278, HAA 19/4279, HAA 19/4280, HAA 19/4288, HAA 19/4289, HAA 19/4292, HAA 19/4293, HAA 19/4294, HAA 19/4296 en HAA 19/4298.

41. Eiseres heeft gesteld dat de auto’s terecht als ex-rental zijn aangemerkt en voorts de bewijslast, om aannemelijk te maken dat geen recht bestaat op de ex-rental waardering, bij verweerder ligt. Verweerder betwist dit bij de boven vermelde nummers. Bij de overige auto’s welke als ex-rental zijn aangegeven (zie rechtsoverweging 2) gaat verweerder met de ex-rental status akkoord.

42. Een ex-rental waardering leidt tot een vermindering van de verschuldigde BPM. Gelet op hetgeen hierboven overwogen ligt de bewijslast dan ook bij eiseres. Eiseres heeft enkel in de aangifte aangegeven dat sprake is van een ex-rental. Zij heeft geen aanvullende stukken overgelegd op grond waarvan het aannemelijk kan worden geacht dat sprake is van een ex-rentals.

43. In zijn arrest van 19 december 2013 (ECLI:EU:C:2013:857) heeft het HvJ EU met betrekking tot de vraag wanneer voertuigen gelijksoortig zijn het volgende overwogen:

“Wanneer deze producten op de markt voor tweedehands voertuigen van die lidstaat te koop worden aangeboden, moeten zij worden beschouwd als ‘gelijksoortige producten’, zijnde producten van dezelfde soort als ingevoerde tweedehands voertuigen, wanneer zij zich door hun eigenschappen en door de behoeften waarin zij voorzien, in een concurrentieverhouding bevinden. De mededinging tussen twee modellen hangt af van de mate waarin zij voldoen aan een aantal vereisten op het punt van, onder meer, prijs, afmetingen, comfort, prestaties, verbruik, duurzaamheid en betrouwbaarheid. Het referentievoertuig moet het voertuig zijn waarvan de kenmerken het dichtst aanleunen bij die van het ingevoerde voertuig. Dat houdt in dat rekening wordt gehouden met het model, het type en andere kenmerken, zoals de aandrijving of de uitrusting, de ouderdom en de kilometerstand, de staat van onderhoud of het merk (zie met name arresten van 19 september 2002, Tulliasiamies en Siilin, C101/00, Jurispr. blz. I-7487, punten 75 en 76, en 20 september 2007, Commissie/Griekenland, C74/06, Jurispr. blz. I-7585, punten 29 en 37).”

44. Het zijn van een ex-rental is naar het oordeel van de rechtbank een concreet aanwijsbaar onderscheidende eigenschap van een auto. Een niet ex-rental auto bevindt zich ten opzichte van ex-rental auto’s dan ook niet in een concurrentieverhouding als bedoeld in het hiervoor aangehaalde arrest van het HvJ EU. De rechtbank volgt eiseres daarom niet in haar stelling dat ook bij de waardebepaling van een niet ex-rental moet worden uitgegaan van de waarde van een in Nederland aanwezige ex-rental. Eiseres heeft niet gesteld en ook anderszins is niet gebleken dat de hier in geding zijnde auto’s een ex-rental zijn. Er is dan ook geen aanleiding desalniettemin uit te gaan van referentievoertuigen met een verhuurverleden (zie ook het arrest van de Hoge Raad van 28 februari 2020, ECLI:NL:HR:2020:331). De verwijzing door eiser naar een e-mail van de directeur van XRAY , leidt niet tot een ander oordeel nu de door de directeur vermelde gemiddelde afwaardering van 7,5% van de XRAY waarde ziet op auto’s met een aantoonbaar verhuurverleden.

45. Eiseres heeft gesteld dat verweerder niet een geslaagd beroep kan doen op interne compensatie, omdat zowel het Unierecht als de systematiek van de Wet op belasting van personenauto’s en motorwielen 1992 (hierna: Wet BPM) zich hiertegen verzet. Daarbij verwijst eiseres naar de uitspraken van het HvJ EU van 15 oktober 2014 (ECLI:EU:C:2014:2285, Nicola) en gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 10 januari 2017 (ECLI:NL:GHARL:2017:131). Verweerder betwist dit en stelt dat hij met succes een beroep op interne compensatie kan doen, nu eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat de auto’s een verhuurverleden hebben en derhalve ten onrechte als zijnde ex-rental voertuig gewaardeerd zijn.

46. De rechtbank stelt voorop dat interne compensatie door verweerder op grond van vaste jurisprudentie is toegestaan (onder andere Hoge Raad 2 juni 2006, nr. 41392, ECLI:NL:HR:2006:AV1227).

47. Het standpunt van eiseres dat de interne compensatie in strijd is met het Unierecht, dan wel de systematiek van de Wet BPM, volgt de rechtbank niet. De rechtbank is het met verweerder eens dat geen sprake is van een vergelijkbare situatie als genoemd in de arresten van HvJ EU van 15 oktober 2014 (ECLI:EU:C:2014:2285) en gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 10 januari 2017 (ECLI:NL:GHARL:2017:131), nu de door verweerder bepleite interne compensatie ziet op de situatie waarbij sprake is van een teruggaaf die wordt beperkt door een onjuiste ex-rental waardering (rechtsoverweging 41 tot en met 44) met betrekking tot de auto. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook interne compensatie ten aanzien van deze auto’s mogelijk (zie ook gerechtshof Arnhem Leeuwarden, 16 maart 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:2545). Na interne compensatie heeft eiseres recht op de volgende teruggaven:

Zaaknummer

Teruggave

19/4232

€ 184

19/4233

€ 0

19/4234

€ 174

19/4235

€ 123

19/4238

€ 47

19/4240

€ 0

19/4241

€ 0

19/4242

€ 87

19/4243

€ 454

19/4244

€ 31

19/4245

€ 0

19/4246

€ 108

19/4247

€ 118

19/4248

€ 0

19/4251

€ 232

19/4252

€ 64

19/4253

€ 0

19/4254

€ 743

19/4258

€ 143

19/4260

€ 371

19/4261

€ 26

19/4265

€ 87

19/4266

€ 0

19/4268

€ 99

19/4269

€ 152

19/4276

€ 402

19/4277

€ 170

19/4278

€ 0

19/4279

€ 140

19/4280

€ 165

19/4288

€ 65

19/4289

€ 157

19/4292

€ 0

19/4293

€ 139

19/4294

€ 123

19/4296

€ 297

19/4298

€ 0

Zijn de auto’s terecht als zijnde een niet ex-rental aangemerkt? HAA 19/4255, HAA 19/ 4256 , HAA 19/4257, HAA 19/4259, HAA 19/4263, HAA 19/4264, HAA 19/4267, HAA 19/4271, HAA 19/4272, HAA 19/4273, HAA 19/4274, HAA 19/4275, HAA 19/4282, HAA 19/4283, HAA 19/4284, HAA 19/4285, HAA 19/4286 en HAA 19/4287.

48. Eiseres heeft gesteld dat recht bestaat op een ex-rental waardering van de auto’s en voorts dat de bewijslast, om aannemelijk te maken dat geen recht bestaat op de ex-rental waardering, bij verweerder ligt. Verweerder betwist dit.

49. Een ex-rental waardering leidt tot een vermindering van de verschuldigde BPM. Gelet op hetgeen hierboven is overwogen ligt dan ook de bewijslast bij eiseres. Eiseres heeft in de aangiften aangegeven dat geen sprake is van een ex-rental. Zij heeft geen aanvullende stukken overgelegd op grond waarvan het aannemelijk kan worden geacht dat wel sprake is van een ex-rental.

50. Voor zover eiseres het standpunt heeft ingenomen dat bij de waardebepaling van een niet ex-rental te allen tijde moet worden uitgegaan van de waarde van een in Nederland aanwezig ex-rental en derhalve recht heeft op een teruggave van de BPM, verwijst de rechtbank naar haar oordeel hiervoor (zie rechtsoverwegingen 41 tot en met 44). De rechtbank volgt eiseres daarom niet in haar stelling dat ook bij de waardebepaling van een niet ex-rental moet worden uitgegaan van de waarde van een in Nederland aanwezige ex-rental.

Heeft eiseres recht op een rentevergoeding, vanwege de vooruitbetaling van de belasting?

51. Eiseres heeft gesteld dat zij recht heeft op vergoeding van rente, omdat het aangifte- en registratieproces bij importvoertuigen ertoe leidt dat de BPM eerder moet worden voldaan dan het moment waarop het belastbare feit plaatsvindt hetgeen, aldus eiseres, strijd oplevert met het Unierecht. Verweerder heeft gesteld dat geen recht bestaat op een vergoeding van rente over, zoals eiseres heeft gesteld, de vooruitbetaling van de voldane belasting, omdat niet gesproken kan worden van een schending van het Unierecht. Dienaangaande overweegt de rechtbank als volgt.

52. Artikel 110, eerste alinea, VWEU beoogt te waarborgen dat de binnenlandse belastingen volstrekt neutraal zijn voor de mededinging tussen producten die zich reeds op de binnenlandse markt bevinden en producten die vanuit andere lidstaten worden binnengebracht. Bij toepassing van artikel 110 VWEU komt het erop aan vast te stellen dat ter zake van de registratie van een uit een andere lidstaat afkomstig motorvoertuig niet méér BPM wordt geheven dan ter zake van gelijksoortige motorvoertuigen die in Nederland op het tijdstip van de registratie in de handel zijn. Door enkel te wijzen op het hiervoor bedoelde tijdsverloop heeft eiseres haar stelling onvoldoende gemotiveerd dat het aangifte- en registratieproces tot gevolg heeft dat, achteraf bezien, op de in geding zijnde auto’s een hogere belastingdruk rust dan op gelijksoortige binnenlandse voertuigen (vgl. gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 16 februari 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:1529). Uit dit oordeel vloeit voort dat ook ten aanzien van de door eiseres gewenste rentevergoeding het voor het doen van uitspraak niet noodzakelijk is het HvJ EU prejudiciële vragen te stellen en te laten beantwoorden.

Heeft eiseres recht op een rentevergoeding over een teruggave van de geheven belasting?

53. De rechtbank stelt vast dat eiseres recht heeft op de volgende teruggaven van de betaalde BPM alsmede dat die teruggaven voortvloeien uit strijd met het Unierecht en dat eiseres recht heeft op een passende rentevergoeding.

Zaaknummer

Teruggave

19/4232

€ 184

19/4234

€ 174

19/4235

€ 123

19/4238

€ 47

19/4242

€ 87

19/4243

€ 454

19/4244

€ 31

19/4246

€ 108

19/4247

€ 118

19/4251

€ 232

19/4252

€ 64

19/4254

€ 743

19/4255

€ 845

19/ 4256

€ 799

19/4257

€ 341

19/4258

€ 143

19/4260

€ 371

19/4261

€ 26

19/4264

€ 596

19/4265

€ 87

19/4267

€ 234

19/4268

€ 99

19/4269

€ 152

19/4271

€ 282

19/4272

€ 422

19/4273

€ 348

19/4274

€ 184

19/4275

€ 331

19/4276

€ 402

19/4277

€ 170

19/4279

€ 140

19/4280

€ 165

19/4282

€ 240

19/4284

€ 335

19/4285

€ 341

19/4288

€ 65

19/4289

€ 157

19/4293

€ 139

19/4294

€ 123

19/4296

€ 297

54. Tussen partijen is niet in geschil dat op grond van artikel 30ha van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) recht bestaat op belastingrente over de door de rechtbank verleende teruggaven. Het betoog van eiseres dat zij recht heeft op toepassing van een hoger rentepercentage faalt. Eiseres kan dit recht ook niet ontlenen aan het Unierecht.

55. De vraag of eiseres recht heeft op vergoeding van invorderingsrente op grond van artikel 28c van de Invorderingswet 1990 (hierna: IW), dan wel rechtstreeks op grond van het arrest van het HvJ EU van 18 april 2013, ECLI:EU:C:2013:250 (Irimie-arrest) kan in de onderhavige procedure niet aan de orde komen, nu het bedrag aan invorderingsrente op grond van artikel 30 van de IW bij beschikking wordt vastgesteld en tegen een dergelijke beschikking een eigen rechtsgang open staat. De rechtbank is dan ook niet bevoegd in de onderhavige procedures hierover een oordeel te geven.

56. Ten overvloede wijst de rechtbank op het arrest van de Hoge Raad van

28 september 2018 (ECLI:NL:HR:2018:1790), waarin, kort gezegd is geoordeeld dat artikel 28c IW niet in strijd is met het Unierecht.

Is van eiseres terecht en naar het juiste bedrag griffierecht geheven?

57. Eiseres heeft gesteld dat het op voorhand heffen van griffierecht in strijd is met het Unierecht en het Europese Verdrag van de Rechten van de Mens. Verweerder heeft dit bestreden.

58. De rechtbank is van oordeel dat de stelling van eiseres geen steun vindt in het recht. Voor zover eiseres betoogt dat de hoogte van het griffierecht in strijd is met het Unierecht, volgt de rechtbank eiseres daarin ook niet (Hoge Raad, 11 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:1579). De verwijzing door eiseres naar een mogelijke inbreukprocedure door de Europese Commissie geeft geen aanleiding om anders te oordelen. Ook al heeft de Europese Commissie aanleiding gezien een onderzoek te starten, betekent dat nog niet dat ervan moet worden uitgegaan dat het Nederlandse stelsel van heffing van griffierecht in strijd is met het Unierecht. De rechtbank ziet ook geen aanleiding reeds voorafgaande aan de uitkomst van dit onderzoek het HvJ EU te verzoeken prejudiciële vragen te beantwoorden met betrekking tot deze door eiseres opgeworpen rechtsvraag.

59. Gelet op het vorenoverwogene dienen de beroepen met de zaaknummers HAA 19/4232, HAA 19/4234, HAA 19/4235, HAA 19/4238, HAA 19/4242, HAA 19/4243, HAA 19/4244, HAA 19/4246, HAA 19/4247, HAA 19/4251, HAA 19/4252, HAA 19/4254, HAA 19/4255, HAA 19/ 4256 , HAA 19/4257, HAA 19/4258, HAA 19/4260, HAA 19/4261, HAA 19/4264, HAA 19/4265, HAA 19/4267, HAA 19/4268, HAA 19/4269, HAA 19/4271, HAA 19/4272, HAA 19/4273, HAA 19/4274, HAA 19/4275, HAA 19/4276, HAA 19/4277, HAA 19/4279, HAA 19/4280, HAA 19/4282, HAA 19/4284, HAA 19/4285, HAA 19/4288, HAA 19/4289, HAA 19/4293, HAA 19/4294 en HAA 19/4296 gegrond te worden verklaard en de beroepen met de zaaknummers HAA 19/4233, HAA 19/4236, HAA 19/4237, HAA 19/4239, HAA 19/4240, HAA 19/4241, HAA 19/4245, HAA 19/4248, HAA 19/4249, HAA 19/4250, HAA 19/4253, HAA 19/4259, HAA 19/4262, HAA 19/4263, HAA 19/4266, HAA 19/4270, HAA 19/4278, HAA 19/4281, HAA 19/4283, HAA 19/4286, HAA 19/4287, HAA 19/4290, HAA 19/4291, HAA 19/4292, HAA 19/4295, HAA 19/4297, HAA 19/4298 en HAA 19/ 4299 ongegrond.

Vergoeding immateriële schade en proceskosten

60. Bij uitspraak van heden inzake het tezamen met deze zaken behandelde beroep van eiseres met kenmerk HAA 19/3551 is aan eiseres een vergoeding toegekend voor door haar met betrekking tot alle beroepen geleden immateriële schade en is haar een op alle zaken betrekking hebbende proceskostenvergoeding voor de beroepsfase toegekend. Nu de beroepen, gelet op het hierboven overwogene gegrond zijn en de bezwaren van eiseres ten onrechte ongegrond zijn verklaard, is er aanleiding voor een aanvullende proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase. Deze vergoeding bedraagt - onder verwijzing naar de uitspraak met kenmerk HAA 19/3551 - € 2.125,50 (39 x € 54,50).

61. Gelet op hetgeen hierboven is overwogen, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt. Ook de verzochte vergoeding van wettelijke rente daarover wordt toegewezen (Hoge Raad 21 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2358).

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep met zaaknummer HAA 19/4232 gegrond;

- vernietigt deze uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 184 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- verklaart het beroep met zaaknummer HAA 19/4234 gegrond;

- vernietigt deze uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 174 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;

- verklaart het beroep met zaaknummer HAA 19/4235 gegrond;

- vernietigt deze uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 123 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;

- verklaart het beroep met zaaknummer HAA 19/4238 gegrond;

- vernietigt deze uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 47 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- verklaart het beroep met zaaknummer HAA 19/4242 gegrond;

- vernietigt deze uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 87 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- verklaart het beroep met zaaknummer HAA 19/4243 gegrond;

- vernietigt deze uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 454 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;

- verklaart het beroep met zaaknummer HAA 19/4244 gegrond;

- vernietigt deze uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 31 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;

- verklaart het beroep met zaaknummer HAA 19/4246 gegrond;

- vernietigt deze uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 108 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;

- verklaart het beroep met zaaknummer HAA 19/4247 gegrond;

- vernietigt deze uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 118 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;

- verklaart het beroep met zaaknummer HAA 19/4251 gegrond;

- vernietigt deze uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 232 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;

- verklaart het beroep met zaaknummer HAA 19/4252 gegrond;

- vernietigt deze uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 64 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- verklaart het beroep met zaaknummer HAA 19/4254 gegrond;

- vernietigt deze uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 743 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;

- verklaart het beroep met zaaknummer HAA 19/455 gegrond;

- vernietigt deze uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 845 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;

- verklaart het beroep met zaaknummer HAA 19/ 4256 gegrond;

- vernietigt deze uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 799 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- verklaart het beroep met zaaknummer HAA 19/4257 gegrond;

- vernietigt deze uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 341 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- verklaart het beroep met zaaknummer HAA 19/4258 gegrond;

- vernietigt deze uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 143 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;

- verklaart het beroep met zaaknummer HAA 19/4260 gegrond;

- vernietigt deze uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 371 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;

- verklaart het beroep met zaaknummer HAA 19/4261 gegrond;

- vernietigt deze uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 26 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;

- verklaart het beroep met zaaknummer HAA 19/4264 gegrond;

- vernietigt deze uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 596 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;

- verklaart het beroep met zaaknummer HAA 19/4265 gegrond;

- vernietigt deze uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 87 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;

- verklaart het beroep met zaaknummer HAA 19/4267 gegrond;

- vernietigt deze uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 234 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- verklaart het beroep met zaaknummer HAA 19/4268 gegrond;

- vernietigt deze uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 99 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;

- verklaart het beroep met zaaknummer HAA 19/4269 gegrond;

- vernietigt deze uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 152 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;

- verklaart het beroep met zaaknummer HAA 19/4271 gegrond;

- vernietigt deze uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 282 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- verklaart het beroep met zaaknummer HAA 19/4272 gegrond;

- vernietigt deze uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 422 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- verklaart het beroep met zaaknummer HAA 19/4273 gegrond;

- vernietigt deze uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 348 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;

- verklaart het beroep met zaaknummer HAA 19/4274 gegrond;

- vernietigt deze uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 184 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;

- verklaart het beroep met zaaknummer HAA 19/4275 gegrond;

- vernietigt deze uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 331 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;

- verklaart het beroep met zaaknummer HAA 19/4276 gegrond;

- vernietigt deze uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 402 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;

- verklaart het beroep met zaaknummer HAA 19/4277 gegrond;

- vernietigt deze uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 170 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;

- verklaart het beroep met zaaknummer HAA 19/4279 gegrond;

- vernietigt deze uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 140 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- verklaart het beroep met zaaknummer HAA 19/4280 gegrond;

- vernietigt deze uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 165 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;

- verklaart het beroep met zaaknummer HAA 19/4282 gegrond;

- vernietigt deze uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 240 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- verklaart het beroep met zaaknummer HAA 19/4284 gegrond;

- vernietigt deze uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 335 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- verklaart het beroep met zaaknummer HAA 19/4285 gegrond;

- vernietigt deze uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 341 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;

- verklaart het beroep met zaaknummer HAA 19/4288 gegrond;

- vernietigt deze uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 65 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;

- verklaart het beroep met zaaknummer HAA 19/4289 gegrond;

- vernietigt deze uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 157 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;

- verklaart het beroep met zaaknummer HAA 19/4293 gegrond;

- vernietigt deze uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 139 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;

- verklaart het beroep met zaaknummer HAA 19/4294 gegrond;

- vernietigt deze uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 123 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;

- verklaart het beroep met zaaknummer HAA 19/4296 gegrond;

- vernietigt deze uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op aan eiseres een teruggaaf van € 297 te verlenen;

- draagt verweerder op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;

- verklaart de beroepen met de zaaknummers HAA 19/4233, HAA 19/4236, HAA 19/4237,

HAA 19/4239, HAA 19/4240, HAA 19/4241, HAA 19/4245, HAA 19/4248,

HAA 19/4249, HAA 19/4250, HAA 19/4253, HAA 19/4259, HAA 19/4262, HAA 19/4263,

HAA 19/4266, HAA 19/4270, HAA 19/4278, HAA 19/4281, HAA 19/4283, HAA 19/4286,

HAA 19/4287, HAA 19/4290, HAA 19/4291, HAA 19/4292, HAA 19/4295, HAA 19/4297,

HAA 19/4298 en HAA 19/ 4299 ongegrond;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.125,50, en

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 345 aan eiseres te vergoeden, te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf vier weken na de datum waarop deze uitspraak is gedaan tot aan de dag van voldoening.

Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Walderveen, rechter, in aanwezigheid van E.H. Mazel en mr. M. van Doesburg, griffiers. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2021.

griffier griffier rechter

E.H. Mazel mr. M. van Doesburg mr. B. van Walderveen

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel