Aflevering 43

Gepubliceerd op 22 oktober 2015

NTFR 2015/2752 - Jaarwinst jurisprudentie leidt tot BEPS-achtige situaties

Aflevering 43, gepubliceerd op 22-10-2015 geschreven door prof. dr. P.H.J. Essers
Het BEPS-project is voor een groot deel gericht op het tegengaan van de fiscale gevolgen van dispariteiten. Doordat er verschillen bestaan tussen de fiscale rechtssystemen van landen, is het denkbaar dat er ten aanzien van hetzelfde inkomensbestanddeel economisch dubbele belasting dan wel dubbele non-belasting ontstaat. Een rentebetaling door een in het buitenland gevestigde dochtervennootschap ter zake van een door de moedervennootschap aan haar verstrekte lening kan bijvoorbeeld in het buitenland als een aftrekbare rentebetaling worden gezien, terwijl in het land waar de moedervennootschap is gevestigd, de betaling als een ten gevolge van de deelnemingsvrijstelling onbelast dividend wordt aangemerkt. Dit verschijnsel kan zich ook voordoen als ten aanzien van een samenwerkingsverband met partners die in andere landen wonen, door de diverse betrokken landen verschillende standpunten worden ingenomen over het al dan niet fiscaal transparant zijn van dit samenwerkingsverband. Ook bij internationale leaseverhoudingen tussen gelieerde instellingen kunnen zich dispariteiten voordoen, met name als de criteria voor operational lease en financial lease verschillen tussen de landen. In dergelijke gevallen is het bijvoorbeeld denkbaar dat zowel de lessor als de lessee kan afschrijven over het geleasete bedrijfsmiddel en er investeringsfaciliteiten voor kan krijgen.

NTFR 2015/2753 - Voortgang wetsvoorstellen Belastingplan 2016

Aflevering 43, gepubliceerd op 22-10-2015
De staatssecretaris van Financiën heeft van de wetsvoorstellen die behoren tot het Belastingplan 2016 de nota naar aanleiding van het verslag aan de Tweede Kamer gestuurd. Ook van het wetsvoorstel Wet uitvoering Common Reporting Standard heeft hij de nota naar aanleiding van het verslag ingezonden. Als bijlage bij de nota naar aanleiding van het verslag inzake het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2016 is het advies van de Hoge Raad gevoegd over de invoering van een procedure voor prejudiciële vraagstellingen in belastingzaken.

NTFR 2015/2756 - Na tweede verwijzing: bestemmingswijzigingswinst niet alsnog belast

ECLI:NL:HR:2015:3084, datum uitspraak 16-10-2015, publicatiedatum 16-10-2015
Aflevering 43, gepubliceerd op 22-10-2015
Op 31 mei 2000 heeft belanghebbende een tot zijn ondernemingsvermogen behorend perceel grond, dat tot dan toe werd gebruikt voor de uitoefening van de door hem gedreven veehouderij, verkocht aan een derde, waarbij hij een persoonlijk recht van gebruik voor de duur van 73 maanden heeft bedongen. Met betrekking tot de bij deze verkoop behaalde boekwinst (bestemmingswijzigingswinst) is op grond van een met de inspecteur gesloten compromis (voorwaardelijk) de landbouwvrijstelling toegepast. De inspecteur heeft de onderhavige navorderingsaanslag opgelegd, omdat het perceel na 31 december 2002 zou worden aangewend buiten het kader van het landbouwbedrijf.

NTFR 2015/2758 - In privésfeer verkregen certificaten van aandelen kunnen geen negatief loon vormen

ECLI:NL:PHR:2015:1843, datum uitspraak 08-09-2015, publicatiedatum 18-09-2015
Aflevering 43, gepubliceerd op 22-10-2015 met annotatie van prof. dr. J.P. Boer
Belanghebbende heeft in 2004, 2005 en 2006 certificaten van aandelen in zijn toenmalige werkgever gekocht. In het kader van een overname zijn deze certificaten, na toestemming van belanghebbende, omgewisseld voor certificaten van aandelen in de overnemer. In de voorwaarden bij deze certificaten is een blokkeringsperiode van drie jaar opgenomen, die is aangevangen op 1 januari 2007. Daarnaast gold voor belanghebbende de voorwaarde dat hij bij beëindiging van de dienstbetrekking binnen deze periode verplicht was de certificaten tegen een vooraf bepaalde prijs aan te bieden aan de overnemer (de defungeringsregeling). Aangezien de dienstbetrekking van belanghebbende binnen deze driejaarsperiode (eind 2009) is beëindigd en om deze reden de defungeringsregeling in werking is getreden, heeft belanghebbende in zijn aangifte IB/PVV 2009 een op grond van de defungeringsregeling geleden nadeel als negatief loon in aanmerking genomen. Dit nadeel bestaat volgens belanghebbende uit het op het moment van verkoop van de certificaten bestaande verschil tussen de waarde in het economische verkeer en de verkoopopbrengst van de certificaten.

NTFR 2015/2759 - Ontslagvergoeding vormt belast loon

ECLI:NL:PHR:2015:1696, datum uitspraak 28-07-2015, publicatiedatum 04-09-2015
Aflevering 43, gepubliceerd op 22-10-2015 met annotatie van mr. J.D. Schouten
Op verzoek van belanghebbende is de dienstbetrekking tussen hem en zijn (voormalige) werkgever op 8 januari 2009 door de kantonrechter ontbonden. Hierbij heeft de kantonrechter aan belanghebbende een schadeloosstelling toegekend van € 35.000. In 2011 zijn belanghebbende en de werkgever een mediationtraject gestart om tot een oplossing te komen voor hun conflicten ter zake van het recht van belanghebbende op (bovenwettelijke) WW en de afwikkeling van de pensioenopbouw van belanghebbende. In een op 13 oktober 2011 tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst is overeengekomen dat de werkgever aan belanghebbende zal vergoeden een bedrag van € 175.000, zijnde € 90.000 voor WW en bovenwettelijke WW en € 85.000 ter ‘vergoeding van immateriële schade’.

NTFR 2015/2760 - Eindarrest: op zeevarende in dienst van Zwitserse onderneming is in beginsel Zwitserse wetgeving van toepassing

Aflevering 43, gepubliceerd op 22-10-2015 met annotatie van mr. J.C.L.M. Fijen
Belanghebbende woont in Nederland en heeft de Nederlandse nationaliteit. Hij is werkzaam voor een Zwitserse onderneming op een onder Panamese vlag varende pijpenlegger. Tot en met 31 mei 2004 werkte hij in loondienst bij een in Nederland gevestigd bedrijf en was hij verplicht verzekerd voor de Nederlandse volksverzekeringen. Vanaf 1 juni 2004 verrichtte hij diezelfde activiteiten in loondienst voor een in Zwitserland gevestigd bedrijf. Zijn salaris bleef onderworpen aan de Nederlandse inkomstenbelasting. In geschil is of belanghebbende, gelet op Vo. 1408/71, in het tijdvak 1 juni 2004 tot en met 24 augustus 2004 premieplichtig was voor de Nederlandse volksverzekeringen. In dat tijdvak bevond het schip waarop hij werkte zich achtereenvolgens boven het continentaal plat van een derde staat, in internationale wateren en boven het continentale plat van een aantal lidstaten (Nederland en het Verenigd Koninkrijk). Na het stellen van prejudiciële vragen door de Hoge Raad (10 april 2013, nr. 10/02941, NTFR 2013/1171) en beantwoording ervan door het HvJ (19 maart 2015, zaak C-266/13, NTFR 2015/1189) oordeelt de Hoge Raad dat belanghebbende in beginsel is onderworpen aan de wetgeving van de vestigingsstaat van zijn werkgever (Zwitserland). Als die toepassing zou leiden tot aansluiting bij een stelsel van vrijwillige verzekering of ertoe zou leiden dat belanghebbende bij geen enkel stelsel van sociale zekerheid is aangesloten, is belanghebbende onderworpen aan de wetgeving van zijn woonstaat (Nederland). De Hoge Raad vernietigt de hofuitspraak en verwijst de zaak. In de verwijzingsprocedure mogen partijen hun feitelijke stellingen aanpassen.

NTFR 2015/2761 - Niet de aard van werkzaamheden maar aard van arbeidsovereenkomst is bepalend voor sectorindeling van uitzendbureaus

ECLI:NL:HR:2015:2993, datum uitspraak 09-10-2015, publicatiedatum 09-10-2015
Aflevering 43, gepubliceerd op 22-10-2015 met annotatie van mr. J.D. Schouten
Belanghebbende stelt personeel ter beschikking aan haar enige opdrachtgever en aandeelhouder, een gemeente. Zij neemt alleen door de gemeente geselecteerde personen in dienst. Voor de premieheffing werknemersverzekeringen is belanghebbende ingedeeld in sector 52, Uitzendbedrijven. Hof Den Haag (17 oktober 2014, nr. 14/00260, NTFR 2015/948) heeft echter geoordeeld dat belanghebbende moet worden ingedeeld in dezelfde sector als de gemeente, te weten sector 64, Overheid, provincies, gemeenten en waterschappen. Deze beslissing houdt in cassatie geen stand. De Hoge Raad stelt voorop dat voor de sectorindeling van uitzendbureaus niet de aard van de werkzaamheden, maar de aard van de met de werknemers gesloten arbeidsovereenkomsten bepalend is. Met zijn oordeel dat de aard van de werkzaamheden en de functie van de onderneming van belanghebbende redengevend zijn voor indeling in sector 64, heeft het hof een andere en dus onjuiste rechtsopvatting gevolgd. De aard van de door belanghebbende met de werknemers gesloten arbeidsovereenkomsten is niet of onvoldoende onderzocht. Dat moet na verwijzing alsnog geschieden.

NTFR 2015/2762 - Gemeente kan voor de onderdelen die zich bezighouden met de feitelijke uitvoering van WSW worden ingedeeld in sector 67 (Werk en (re)Integratie)

ECLI:NL:HR:2015:2992, datum uitspraak 09-10-2015, publicatiedatum 09-10-2015
Aflevering 43, gepubliceerd op 22-10-2015 met annotatie van mr. J.D. Schouten
Belanghebbende, een gemeente, is onder meer belast met de uitvoering van de WSW. In dat kader treedt zij op als werkgever van personen die bij wijze van sociale werkvoorziening tewerkgesteld zijn. Belanghebbende is per 1 januari 2014 voor al haar werkzaamheden ingedeeld in sector 64, Overheid, provincies, gemeenten en waterschappen. Hof Den Haag (17 oktober 2014, nr. 14/00211, NTFR 2015/947) achtte dit juist. De Hoge Raad heeft echter een andere visie. Uit (onder meer) de totstandkomingsgeschiedenis van sector 67 (Werk en (re)Integratie) leidt de cassatierechter namelijk af dat de onderdelen van een gemeente die zich bezig houden met de feitelijke uitvoering van de WSW – waaronder ook het ‘in dienst hebben van’ de betrokken WSW-ers kan worden verstaan – in aanmerking kunnen komen voor indeling in sector 67 indien aan de voorwaarden voor gesplitste aansluiting wordt voldaan. Vaststaat dat de gemeente een verzoek om gesplitste aansluiting heeft gedaan, en dat zij de uitvoering van de WSW heeft ondergebracht in een afzonderlijk bedrijfsonderdeel dat als zodanig in het maatschappelijk leven optreedt, een en ander als vereist voor indeling in sector 67. Dit betekent dat de bestreden beschikking moet worden vernietigd.

NTFR 2015/2775 - WebMindLicenses: elektronische dienst, misbruik van recht?

Aflevering 43, gepubliceerd op 22-10-2015 met annotatie van mr. A.J. Blank
WebMindLicenses is een in Hongarije gevestigde ondernemer. Zij krijgt in 2009 van een in Portugal gevestigde onderneming knowhow die zij op dezelfde dag via een licentieovereenkomst overdraagt aan een andere in Portugal gevestigde onderneming (Lalib). Het gaat om de exploitatie van een website waar ‘vrijetijdsdiensten met volwassenencontent’ worden aangeboden: acteurs chatten met geregistreerde gebruikers en doen desgevraagd liveoptredens voor de webcam. De Hongaarse belastingdienst stelt dat de licentieovereenkomst in feite niet is uitgevoerd en dat WebMindLicenses feitelijk de website exploiteert. Hierbij heeft de Hongaarse belastingdienst zich onder andere gebaseerd op bewijs dat in het geheim door andere Hongaarse autoriteiten was verkregen.

NTFR 2015/2778 - Bij ontbreken van afdwingbepaling in uitvoeringsovereenkomst geen BIZ-heffing

ECLI:NL:PHR:2015:1703, datum uitspraak 19-08-2015, publicatiedatum 11-09-2015
Aflevering 43, gepubliceerd op 22-10-2015 met annotatie van mr. dr. G. Groenewegen
De gemeenteraad van Midden-Drenthe heeft op 25 november 2010 de Verordening BI-zone centrum 2011 vastgesteld. Bij de verordening is een Bedrijven Investeringszone (BI-zone) aangewezen waarbinnen een BIZ-bijdrage wordt geheven. De datum van ingang van de BIZ-bijdrage is 1 januari 2011.

NTFR 2015/2779 - Waarde van opstalrecht op onbebouwd perceel grond dat deel uitmaakt van NSW-landgoed is uitgezonderd van WOZ-waarde

ECLI:NL:PHR:2015:2017, datum uitspraak 24-09-2015, publicatiedatum 09-10-2015
Aflevering 43, gepubliceerd op 22-10-2015 met annotatie van mr. dr. G. Groenewegen
Belanghebbende heeft het recht van opstal verkregen op een onroerende zaak die deel uitmaakt van een ingevolge de Natuurschoonwet 1928 (NSW) aangewezen groter landgoed. De onroerende zaak was tot en met 31 december 2012 onbebouwde grond. Het recht van opstal is gevestigd onder de ontbindende voorwaarde dat geen bouwvergunning zal kunnen worden verkregen voor de bouw van ten minste vier woningen op de onroerende zaak. Nadat op 12 september 2012 een omgevingsvergunning was verleend voor het bouwplan, is het recht van opstal op 28 december 2012 onvoorwaardelijk geworden. Bij waardebeschikkingen WOZ voor de jaren 2010, 2011 en 2012 heeft de heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 1.000.000. De aan belanghebbende opgelegde aanslagen OZB (‘eigenarenbelasting’) belopen per jaar ruim € 4.000.

NTFR 2015/2780 - Omkering van bewijslast omdat vereiste aangifte niet is gedaan

ECLI:NL:HR:2015:2988, datum uitspraak 09-10-2015, publicatiedatum 09-10-2015
Aflevering 43, gepubliceerd op 22-10-2015 met annotatie van mr. P.G.M. Jansen
Belanghebbende heeft geen aangifte IB 2009 gedaan. De inspecteur heeft een aanslag opgelegd naar ambtshalve vastgestelde bedragen. De rechtbank heeft de bewijslast omgekeerd omdat belanghebbende de vereiste aangifte niet heeft gedaan. Hof Den Haag (20 juni 2014, nr. 13/01308, NTFR 2014/1905) heeft geoordeeld dat de bewijslast vanwege het niet nakomen van administratieve verplichtingen moet worden omgekeerd. De Hoge Raad is het niet eens met de redengeving van het hof voor de omkering, maar laat de hofuitspraak wel in stand. De omkering van de bewijslast is immers terecht toegepast nu duidelijk is dat belanghebbende geen aangifte heeft gedaan.

NTFR 2015/2781 - Bij uitspraak op bezwaar gedaan ná 1 juli 2011 is informatiebeschikking vereist voor omkering

ECLI:NL:HR:2015:2987, datum uitspraak 09-10-2015, publicatiedatum 09-10-2015
Aflevering 43, gepubliceerd op 22-10-2015 met annotatie van mr. P.G.M. Jansen
Belanghebbende drijft een onderneming. Over het tijdvak 2006 t/m 2009 is een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd. Daartegen heeft belanghebbende bezwaar gemaakt. Ná 1 juli 2011 heeft de inspecteur uitspraak op bezwaar gedaan. Hof Den Haag (20 juni 2014, nr. 13/01310) heeft geoordeeld dat de bewijslast reeds vanwege het niet nakomen van administratieve verplichtingen moet worden omgekeerd. De Hoge Raad vernietigt de hofuitspraak. De regeling van art. 52a AWR heeft onmiddellijke werking. Voor vanaf 1 juli 2011 gedane uitspraken op bezwaar kan een inspecteur zich alleen op de omkering van de bewijslast beroepen indien een informatiebeschikking onherroepelijk is geworden, hetzij de vereiste aangifte niet is gedaan. Ook bij het niet naleven van de administratieplicht van art. 52 AWR is altijd een informatiebeschikking vereist voor omkering van de bewijslast. Nu de inspecteur vanaf 1 juli 2011 bevoegd was een informatiebeschikking te nemen op grond van art. 52a AWR, en de inspecteur dit niet heeft gedaan, is de omkering van de bewijslast wegens het niet voldoen aan de administratieplicht van art. 52 AWR niet van toepassing. Na verwijzing moet worden onderzocht of belanghebbende de vereiste aangifte heeft gedaan.

NTFR 2015/2789 - Antwoorden op Kamervragen over terugbetaling Nederlandse dividendbelasting aan beleggers die elders in de EU wonen

Aflevering 43, gepubliceerd op 22-10-2015
De staatssecretaris van Financiën beantwoordt vragen van het Tweede Kamerlid Merkies (SP) over de uitspraak van het HvJ waaruit volgt dat Nederland dividendbelasting moet terugbetalen aan beleggers die elders in de EU wonen (zie voor deze uitspraak NTFR 2015/2590). Op basis van die uitspraak mag Nederland dividenden van niet-inwoners niet zwaarder belasten dan die van inwoners. Volgens de staatssecretaris zal de impact van die uitspraak voor buitenlandse bedrijven met een portfolioaandelenbezit beperkt zijn. Deze zullen naar zijn inschatting nauwelijks voor teruggaaf van dividendbelasting in aanmerking komen omdat het HvJ uitgaat van een beperkt kostenbegrip. Bij de drukvergelijking zal bij de bepaling van de belastingdruk in binnenlandse situaties alleen rekening worden gehouden met de kosten die rechtstreeks samenhangen met de inning van het dividend. De kosten van het houden van de aandelen, inclusief financieringskosten, vallen daar niet onder. Bij particuliere aandeelhouders zal dit anders zijn omdat hier bij de drukvergelijking rekening zal moeten worden gehouden met het heffingvrij vermogen in box 3. De budgettaire derving van de uitspraak wordt momenteel geschat op incidenteel € 39 miljoen en structureel € 13 miljoen. De exacte gevolgen van de uitspraak zullen echter pas duidelijk zijn als de Hoge Raad de eindarresten heeft gewezen. De staatssecretaris verwacht daarna, vooruitlopend op wetgeving, met een beleidsbesluit te komen om de praktijk meer helderheid te bieden. De buitenlandse aandeelhouders zullen een teruggaafverzoek (moeten) doen indien voor hen sprake is van een hogere belastingdruk op aandelen dan bij vergelijkbare Nederlandse aandeelhouders. Voor buitenlandse portfolioaandeelhouders geldt een termijn van drie jaar waarbinnen de dividendbelasting kan worden teruggevraagd.