Aflevering 5

Gepubliceerd op 31 januari 2023

NTFR 2023/144 - Verliestemporisering als (individual) excessive burden

Aflevering 5, gepubliceerd op 31-01-2023 geschreven door A.W. Ravelli LLM
Stel je eens voor, je hebt een via een bv gedreven onderneming of bent werknemer van zo'n onderneming die een aantal financieel zware jaren achter de rug heeft. De onderneming is operationeel levensvatbaar, maar draagt als gevolg van de slechte resultaten een te grote schuldenlast met zich mee die niet meer voldaan kan worden. Gelet op deze omstandigheden is de bank (of een andere schuldeiser) bereid een gedeeltelijke betaling van de schulden te accepteren, onder gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van de resterende schulden. De fiscalist van de ondernemer waarschuwt echter voor de samenloop tussen de kwijtscheldingswinstvrijstelling (art. 3.13 lid 1 onderdeel a Wet IB 2001) en de verliestemporiseringsregels (art. 20 lid 2 Wet Vpb 1969). Als gevolg van de verrekenbare verliezen die de onderneming heeft, zou de kwijtschelding vanwege de samenloop tussen voornoemde regels leiden tot een directe (cash) vennootschapsbelastinglast. De onderneming heeft echter geen geld om die last te voldoen en ook andere oplossingen zijn niet voorhanden. De bank is ook niet bereid om via een brutering van de kwijtschelding de belasting voor haar rekening te nemen. Desgevraagd bevestigt de fiscalist dat het niet langer hoeven voldoen van schulden als gevolg van een faillissement niet tot belastingheffing leidt.1 Een en ander leidt ertoe dat de onderneming failliet gaat. De curator verkoopt de activa van de onderneming die vervolgens ophoudt te bestaan en alle medewerkers staan op straat.

NTFR 2023/145 - Activiteiten eenmanszaak kwalificeren niet als bron van inkomen aangezien geen sprake is van objectieve voordeelsverwachting (n-o)

ECLI:NL:HR:2023:114, datum uitspraak 27-01-2023, publicatiedatum 27-01-2023
Aflevering 5, gepubliceerd op 31-01-2023
Belanghebbende heeft sinds 2014 een eenmanszaak en deze verricht activiteiten die kunnen worden omschreven als groothandel in ijzer- en staalschroot en oude non-ferrometalen. In de aangifte IB/PVV 2016 is een verlies uit onderneming opgenomen van € 30.984 dat betrekking heeft op de activiteiten van de eenmanszaak. De eenmanszaak is met ingang van 31 oktober 2017 uitgeschreven bij de Kamer van Koophandel. In de onderliggende jaren is geen resultaat uit de activiteiten van de eenmanszaak opgenomen. Naar aanleiding van een boekenonderzoek gaat de inspecteur over tot correctie, omdat de activiteiten niet als een bron van inkomen kunnen worden gekwalificeerd. Er wordt weliswaar deelgenomen aan het economische verkeer en er wordt voordeel beoogd, maar belanghebbende voldoet niet aan de voorwaarde dat het voordeel redelijkerwijs te verwachten is. Volgens vaste jurisprudentie dient te worden voldaan aan drie (cumulatieve) voorwaarden, om als bron van inkomen te kunnen worden aangemerkt. Of een belastingplichtige in een jaar een bron van inkomsten heeft, en met name of sprake is van een objectieve voordeelsverwachting, moet in beginsel worden beoordeeld naar de situatie ten tijde van het verrichten van de werkzaamheden. Gelet op de aangegeven resultaten is over de periode van 2014 tot en met 2019 een (aanzienlijk) negatief resultaat behaald. Bovendien heeft belanghebbende geen stukken ingebracht die in weerwil van de in de aangiften genoemde resultaten een objectieve voordeelsverwachting onderbouwen. Hof Amsterdam 16 augustus 2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:2937, NTFR 2022/3826, heeft alles overwegende een objectieve voordeelsverwachting niet aannemelijk geacht. Daarom kunnen de activiteiten niet worden aangemerkt als bron van inkomen.

NTFR 2023/149 - Kamervragen over schijnzelfstandigheid beantwoord

Aflevering 5, gepubliceerd op 31-01-2023
Minister van Gennip (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) heeft – naar aanleiding van Kamervragen over schijnzelfstandigheid – medegedeeld dat hij niet met zekerheid kan zeggen in welke sectoren werkenden in schijnconstructies werken. Om schijnzelfstandigheid vast te kunnen stellen, is er volgens de minister namelijk onderzoek nodig naar het individuele geval en de feiten en omstandigheden waaronder wordt gewerkt en waaronder de opdracht wordt verricht. Er zijn wel gegevens beschikbaar over de kwalificatie van arbeidsrelaties op basis van de Pilot webmodule beoordeling arbeidsrelaties (zie onder meer NTFR 2021/3374) en gegevens naar tarieven van zzp’ers uit het onderzoek van SEO uit 2018.

NTFR 2023/152 - NOB en RB: maak bezwaar bij definitieve aanslagen inkomstenbelasting met box 3-heffing

Aflevering 5, gepubliceerd op 31-01-2023
De Belastingdienst past uit eigen beweging het automatische rechtsherstel toe. Men berekent het box 3-inkomen zowel volgens het systeem van de wet zoals deze ook al gold voordat het Kerstarrest (HR 24 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1963, NTFR 2022/37) werd gewezen als ook volgens de zogenoemde forfaitaire spaarvariant. Het laagste van deze twee wordt op de definitieve aanslag toegepast. Omdat in veel gevallen het werkelijk behaalde rendement van de belastingplichtige (sterk) afwijkt van het door de Belastingdienst berekende box 3-inkomen en/of bij toepassing van de spaarvariant kan een gewijzigde partnerverdeling gunstiger zijn dan hetgeen de Belastingdienst toepast, adviseren de NOB en RB in dergelijke situaties tijdig bezwaar te maken tegen iedere definitieve aanslag inkomstenbelasting waarin box 3-inkomen is begrepen. Bij fiscaal partners is het dan belangrijk tegen de definitieve aanslagen van beide partners bezwaar te maken.

NTFR 2023/155 - Intern gegenereerde goodwill is geen bezitting in de zin van art. 4 WBRV (onroerendezaaklichaam)

ECLI:NL:HR:2023:103, datum uitspraak 27-01-2023, publicatiedatum 27-01-2023
Aflevering 5, gepubliceerd op 31-01-2023 met annotatie van mr. D.C. Simonis
Belanghebbende heeft 41% van de aandelen in B bv verkregen. De B-groep houdt zich bezig met de verhuur van opslagruimten (selfstorage) en verhuur van mini-boxen voor opslag. Hof Den Haag (1 juli 2021, ECLI:NL:GHDHA:2021:1361, NTFR 2021/2722) heeft geoordeeld dat deze verkrijging is belast met overdrachtsbelasting omdat B bv een onroerendezaaklichaam is in de zin van art. 4 lid 1 onderdeel a WBRV. In het kader van de bezitseis heeft het hof overwogen dat het activeren van intern gegenereerde goodwill zowel fiscaal als commercieel niet is toegestaan, zodat de door de B-groep zelf gegenereerde goodwill niet tot de bezittingen kan worden gerekend. De Hoge Raad onderschrijft dat oordeel. De wetsgeschiedenis wijst erop dat slechts op de balans opgenomen actiefposten als bezitting in aanmerking kunnen worden genomen. Dit betekent dat slechts goodwill die is gekocht en die is opgenomen op de fiscale balans als bezitting in de zin van art. 4 WBRV in aanmerking kan worden genomen. Daarvan is in dit geval geen sprake, zodat aan de bezitseis is voldaan omdat de bezittingen van B bv voor meer dan 50% uit onroerende zaken bestaan.

NTFR 2023/158 - Hoger onderwijs 50-plussers valt onder voordrachtenvrijstelling btw

ECLI:NL:PHR:2022:1245, datum uitspraak 29-12-2022, publicatiedatum 20-01-2023
Aflevering 5, gepubliceerd op 31-01-2023 met annotatie van mr. P.F. Zijlstra
Belanghebbende biedt tegen vergoeding zogenoemde HOVO-cursussen aan. Het gaat om (korte) cursussen op het gebied van algemene ontwikkeling, beschouwing (filosofie en religie) en mens en maatschappij. Tot 1 september 2016 konden de HOVO-cursussen vrijgesteld van omzetbelasting worden aangeboden. De inspecteur heeft het standpunt ingenomen dat de aanbieders na genoemde datum omzetbelasting verschuldigd zijn naar het algemene tarief.

NTFR 2023/168 - Geen belastingrente over periode waarin fiscus al over belastingbedrag beschikte

ECLI:NL:HR:2023:106, datum uitspraak 27-01-2023, publicatiedatum 27-01-2023
Aflevering 5, gepubliceerd op 31-01-2023 met annotatie van drs. M.T.M. Hennevelt
Aan belanghebbende is ter zake van een voorlopige aanslag IB 2016 belastingrente in rekening gebracht over een periode waarin de Belastingdienst vanwege de betaling van een eerdere voorlopige aanslag al beschikte over het desbetreffende te betalen belastingbedrag. Anders dan Hof Den Haag (11 augustus 2020, ECLI:NL:GHDHA:2020:1447, NTFR 2021/251) heeft beslist, is dat gelet op HR 22 november 2022, ECLI:NL:HR:2022:1673, NTFR 2022/3721 niet toegestaan. De Hoge Raad overweegt in dat verband dat de belastingrente mag worden berekend tot de in de belastingrentebeschikking gehanteerde einddatum. Anders dan de inspecteur heeft betoogd, bestaat geen grond om alsnog uit te gaan van een latere einddatum.

NTFR 2023/169 - Inspecteur moet niet alleen bewijzen dat aanslag naar juiste adres is gestuurd, maar ook aan welk postbedrijf die aanslag is aangeboden

ECLI:NL:HR:2023:41, datum uitspraak 20-01-2023, publicatiedatum 20-01-2023
Aflevering 5, gepubliceerd op 31-01-2023 met annotatie van mr. E.C.G. Okhuizen
Aan belanghebbende zijn met dagtekening 28 juni 2017 aanslagen opgelegd. Belanghebbende heeft op 30 november 2020 daartegen bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard, omdat aannemelijk is dat de aanslagen naar het juiste adres zijn verzonden. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van de rechtbank. Zoals de Hoge Raad eerder heeft geoordeeld (HR 17 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:875,NTFR 2022/2560), moet de inspecteur niet alleen bewijzen dat de aanslagen naar het juiste adres zijn gestuurd, maar ook aan welk postbedrijf die aanslagen zijn aangeboden. In dit geval is dat niet duidelijk.

NTFR 2023/172 - Compensatie voor eHerkenning tot komst gratis publiek inlogmiddel

Aflevering 5, gepubliceerd op 31-01-2023
Er wordt een kosteloos publiek inlogmiddel ontwikkeld voor het inloggen op het portaal MijnBelastingdienst Zakelijk. Totdat dit middel beschikbaar is, is eHerkenning voor ondernemers en organisaties het enige inlogmiddel dat voldoet aan de Europeesrechtelijke vereisten en daarmee voldoende bescherming van persoonsgegevens biedt om aan de fiscale aangifteverplichtingen te kunnen voldoen. Staatssecretaris Van Rij geeft antwoord op schriftelijke vragen over eHerkenning.