Aflevering 25

Gepubliceerd op 18 juni 2020

NTFR 2020/1792 - Antwoord op vragen over inkomensongelijkheid

Aflevering 25, gepubliceerd op 18-06-2020
De staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst heeft vragen beantwoord van de vaste commissie voor Financiën uit de Tweede Kamer over de door hem op 1 mei 2020 aan de Tweede Kamer toegezonden brief over inkomensongelijkheid door het Belastingstelsel. In de beantwoording gaat de staatssecretaris in op inkomensongelijkheid, vermogensongelijkheid, belastingdruk en op de Bouwstenen voor een beter belastingstelsel.

NTFR 2020/1799 - Per 1 juli 2020 gewijzigde bedragen in de SZW-wet- en regelgeving

Aflevering 25, gepubliceerd op 18-06-2020
Per 1 juli 2020 worden verschillende bedragen in de SZW-wet- en regelgeving herzien. In deze bekendmaking worden de nieuwe bedragen en percentages gepubliceerd. De bedragen worden aangepast door de wijziging van het minimumloon. Per 1 juli 2020 is het bruto wettelijk minimumloon met ingang van 1 juli 2020 vastgesteld op € 1.680,00 per maand (Stcrt. 2020, 22092). Dit bedrag is exclusief de vakantie-uitkering van 8%. Aan de ontwikkeling van het minimumloon worden bedragen aangepast in: Algemene Ouderdomswet, Algemene nabestaandenwet, Toeslagenwet, Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten, Participatiewet, IOAW en IOAZ, Regeling tegemoetkoming Wajongers, Tijdelijke regeling overbruggingsuitkering AOW, Werkloosheidswet, Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen en Ziektewet.

NTFR 2020/1810 - Uitbetaling niet-betwist deel btw-overschot mag onder omstandigheden worden uitgesteld tot na afronding belastingcontrole (Agrobet)

Aflevering 25, gepubliceerd op 18-06-2020 met annotatie van mr. A. Vroon
In februari 2016 heeft Agrobet twee btw-aangiften ingediend voor de tijdvakken december 2015 en januari 2016. Beide aangiften leidden tot een terug te vragen bedrag aan btw. De Tsjechische belastingdienst heeft een onderzoek ingesteld naar de btw-kwalificatie van handelingen van Agrobet met betrekking tot koolzaadolie. Agrobet heeft bezwaar gemaakt tegen deze controle en met name betaling gevorderd van het deel van de terug te vragen btw dat niet onder de controle viel. De verwijzende rechter vraagt zich af of de Btw-richtlijn en het neutraliteitsbeginsel zich verzetten tegen een regeling waarbij de belastingdienst niet vóór de afronding van een controle over kan gaan tot teruggave van de btw die op zich buiten de controle valt.

NTFR 2020/1811 - Herziening van btw voor korting op binnenlandse leveringen toegestaan (World Comm Trading)

Aflevering 25, gepubliceerd op 18-06-2020 met annotatie van prof. mr. dr. R.A. Wolf
Nokia heeft verschillende producten geleverd aan de Roemeense vennootschap World Comm Trading vanuit Finland, Duitsland, Hongarije en Roemenië. De leveringen vanuit Finland, Duitsland en Hongarije werden aangemerkt als intracommunautaire leveringen, terwijl over de Roemeense leveringen Roemeense btw in rekening werd gebracht door Nokia. Na afloop van ieder kwartaal kende Nokia kwantitatieve rabatten toe aan World Comm Trading, namelijk prijsverminderingen die bij het bereiken van een bepaalde kwantitatieve drempel werden toegekend. Deze kwantitatieve drempel werd berekend ongeacht de plaats van levering van de producten. De factuur die Nokia hiertoe opstelde, bevatte haar Finse btw-nummer, zelfs als een deel van de rabatten zag op de Roemeense leveringen. De verwijzende rechter vraagt zich af of de Roemeense belastingdienst de btw-aftrek bij World Comm Trading mag herzien, zelfs als de leverancier (Nokia) zijn activiteiten in die lidstaat heeft beëindigd en daarom geen teruggaaf van de door hem voldane btw kan vorderen.

NTFR 2020/1812 - Door werking art. 110 VWEU en art. 16a Wet BPM mag lager historisch tarief aan BPM worden gehanteerd

ECLI:NL:HR:2020:821, datum uitspraak 01-05-2020, publicatiedatum 01-05-2020
Aflevering 25, gepubliceerd op 18-06-2020 met annotatie van mr. H.A. Elbert
Belanghebbende heeft op 14 maart 2014 BPM-aangifte gedaan voor een uit Duitsland afkomstige, gebruikte auto. De auto is op 31 mei 2014 geregistreerd in het Nederlandse kentekenregister. De auto is in Duitsland op 27 februari 2013 voor het eerst toegelaten op de weg. Belanghebbende wenst voor het berekenen van de verschuldigde BPM met een beroep op art. 110 VWEU – vanwege art. 16a Wet BPM – een lager tarief toe te passen dan dat van 2014, namelijk het tarief dat gold eind 2012. Hof Den Bosch (5 april 2018, nr. 16/03914, NTFR 2018/2038) heeft belanghebbende in het gelijk gesteld. De staatssecretaris heeft cassatieberoep aangetekend, echter zonder succes.

NTFR 2020/1817 - Kamervragen over de evaluatie van de verhuurderheffing

Aflevering 25, gepubliceerd op 18-06-2020 geschreven door drs. R. van Haperen
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties beantwoordt vragen van het lid Nijboer (PvdA) aan de minister en aan de staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst over de evaluatie verhuurderheffing uitgevoerd door Aedes, VNG en Woonbond. Deze evaluatie is op 1 mei 2020 gepresenteerd. In deze evaluatie stellen Aedes c.s. dat de nieuwbouw is teruggevallen door de hoge heffing. De minister onderschrijft deze conclusie niet. De minister onderkent het belang van de bouw van nieuwe woningen, maar zij stelt dat woningcorporaties ook zonder de heffingsvermindering genoeg financiële ruimte hebben om nieuwbouw te plegen. De minister laat momenteel een onderzoek uitvoeren naar de opgaven en middelen van de corporatiesector, naar aanleiding van de motie-Ronnes c.s. (Kamerstukken II, 2018-2019, 35 000-VII, nr. 52). Bij dit onderzoek wordt onderzocht of en op welke wijze woningcorporaties in alle woningmarktregio’s in staat zijn hun opgave te realiseren.

NTFR 2020/1818 - Evaluatie verhuurderheffing 2020

Aflevering 25, gepubliceerd op 18-06-2020 geschreven door drs. R. van Haperen
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft aan de Staten-Generaal de evaluatie verhuurderheffing toegestuurd. Onderdeel van deze rapportage is ook de evaluatie heffingsverminderingen.

NTFR 2020/1820 - Proceskostenveroordeling omdat procederend lichaam en rechtsbijstandverlener niet kunnen worden vereenzelvigd

ECLI:NL:HR:2020:1013, datum uitspraak 05-06-2020, publicatiedatum 05-06-2020
Aflevering 25, gepubliceerd op 18-06-2020 met annotatie van mr. M. Jansen
Belanghebbende is een commanditaire vennootschap met als enige beherend vennoot een stichting. Enig bestuurder van de stichting is B. Belanghebbende is in beroep gekomen tegen twee boetebeschikkingen. Daarbij treedt als gemachtigde op, eenmanszaak C in de persoon van B. Deze eenmanszaak verleent beroepsmatig rechtsbijstand. Ondanks dat de boetebeschikkingen zijn vernietigd, heeft de rechtbank voor de verzet- en beroepsprocedure geen proceskostenvergoeding toegekend. De Hoge Raad vernietigt die beslissing. Onder omstandigheden kunnen een procederend lichaam en een natuurlijke persoon die aan dat lichaam rechtsbijstand verleent, met elkaar worden vereenzelvigd. Een dergelijke vereenzelviging kan echter niet worden gegrond op de enkele omstandigheid dat de natuurlijke persoon die als gemachtigde optreedt, de enige bestuurder is van het lichaam dat enig beherend vennoot is van de commanditaire vennootschap waaraan de rechtsbijstand is verleend. Gelet hierop heeft belanghebbende recht op een vergoeding voor de in verzet en het beroep gemaakte kosten.

NTFR 2020/1821 - Hof had belanghebbende de door haar gevraagde verletkostenvergoeding voor zitting bij rechtbank moeten toekennen

ECLI:NL:HR:2020:1005, datum uitspraak 05-06-2020, publicatiedatum 05-06-2020
Aflevering 25, gepubliceerd op 18-06-2020 met annotatie van mr. Y. Ameziane
Hof Den Haag (25 juni 2019, nr. 18/00916) heeft belanghebbende in een procedure over de aanslag IB/PVV 2012 in het gelijk gesteld en de inspecteur veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van belanghebbende. Het hof heeft echter geen uitspraak gedaan op het bij de rechtbank gedane verzoek van belanghebbende tot vergoeding van haar verletkosten. Daarover klaagt belanghebbende in cassatie met succes. Uit een tot het dossier behorend formulier proceskosten blijkt namelijk dat belanghebbende bij de rechtbank om een dergelijke vergoeding heeft verzocht. De Hoge Raad kent alsnog die vergoeding toe aan belanghebbende.

NTFR 2020/1824 - Instelling Adviescommissie praktische rechtsbescherming in belastingzaken

Aflevering 25, gepubliceerd op 18-06-2020
De staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst heeft de Adviescommissie praktische rechtsbescherming in belastingzaken ingesteld. De commissie heeft als taakopdracht: het uitbrengen van advies over de wijze waarop de Belastingdienst in belastingzaken uitvoering geeft aan de bestaande middelen van rechtsbescherming, om binnen de wettelijke kaders en de grenzen van de uitvoering de rechtsbescherming van burgers en kleine ondernemers zo goed mogelijk te waarborgen.

NTFR 2020/1826 - Uitdelingen en dividenduitkering na emigratie kunnen deels in de heffing worden betrokken

ECLI:NL:RBZWB:2020:1132, datum uitspraak 06-03-2020, publicatiedatum 20-03-2020
Aflevering 25, gepubliceerd op 18-06-2020 met annotatie van mr. H.J. Noordenbos
aandeelhoudersmotieven, betalingsonmacht, bewijslast, faillissement, feitelijke leiding, griffierecht, heffingsbevoegdheid, inwoner, ontslag van instantie, persoonlijke levenssfeer, proceseconomie, procesorde, rauwelijks, uitdeling, zakelijk belang

NTFR 2020/1829 - Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2020

Aflevering 25, gepubliceerd op 18-06-2020
De staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst heeft de nieuwe Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2020, met begeleidende brief, aan de Tweede Kamer aangeboden. In deze notitie, die dient ter vervanging van de Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2011 NTFR 2011/467) worden de voornaamste beleidsmatige uitgangspunten weergegeven die Nederland bij toekomstige verdragsonderhandelingen over bilaterale belastingverdragen wil hanteren. Hierbij fungeert het OESO-Modelverdrag als basis. Verder wordt ingegaan op de punten waar het beoogde Nederlandse verdragsbeleid afwijkt van het OESO-Modelverdrag. In de begeleidende brief worden daarnaast enige belangrijke thema’s uit de notitie kort aangeduid, zoals het tegengaan van verdragsmisbruik, de voortgaande internationale discussies in het Inclusive Framework (IF) over een evenwichtigere verdeling van de belastbare winst en een minimumniveau van belastingheffing van multinationals, het sluiten van belastingverdragen met laagbelastende landen en de positie van ontwikkelingslanden. Ook wordt aangegeven dat het voor Nederland belangrijk blijft om het uitgebreide bilaterale verdragennetwerk goed te onderhouden en verder uit te breiden. Opvallende nieuwe elementen uit de notitie zijn de gewijzigde positie ten opzichte van de belastingheffing van buitenlandse sporters en artiesten, de voorgenomen intrekking van de goedkeuring op basis waarvan in Nederland wonende directeuren en commissarissen van in het buitenland gevestigde lichamen de vrijstellingsmethode ter voorkoming van dubbele belasting kunnen toepassen en de bereidheid van Nederland om met de armste ontwikkelingslanden een bronheffing op technische diensten overeen te komen.

NTFR 2020/1830 - EC daagt Nederland voor HvJ i.v.m. belastingheffing op overdracht van pensioenkapitaal naar andere lidstaten, maar niet op binnenlandse overdrachten

Aflevering 25, gepubliceerd op 18-06-2020 geschreven door mr. H.J. Noordenbos
De Europese Commissie heeft besloten Nederland voor het HvJ te dagen omdat de overdrachten van pensioenkapitaal door mobiele werknemers er worden belast. Naar EU-recht staat het mobiele werknemers vrij een baan te aanvaarden in een lidstaat die volledige of gedeeltelijke uitkering van pensioenen in de vorm van een vast bedrag toestaat. Twaalf lidstaten staan pensioenuitkering in de vorm van een vast bedrag toe: België, Denemarken, Duitsland, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Luxemburg, Oostenrijk, Slowakije, Spanje en Tsjechië. Het heffen van belasting op overdrachten van pensioenkapitaal naar deze lidstaten, terwijl dit niet gebeurt bij bij binnenlandse overdrachten, vormt een ernstige belemmering voor het vrije verkeer van werknemers, het vrij verrichten van diensten en het vrije verkeer van kapitaal (art. 45, 56 en 63 VWEU). De betrokken Nederlandse wettelijke regeling vormt derhalve een beperking van het vrije verkeer van werknemers (art. 45 VWEU), het vrij verrichten van diensten (art. 56 VWEU) en het vrije verkeer van kapitaal (art. 63 VWEU). De Europese Commissie heeft op 21 november 2012 een aanmaningsbrief gestuurd, gevolgd door een met redenen omkleed advies op 19 juli 2018. Aangezien Nederland hieraan nog geen gevolg heeft gegeven, maakt de Commissie de zaak aanhangig bij het HvJ.

NTFR 2020/1831 - EC verzoekt Denemarken om wijziging van regels inzake belasting op aan liefdadigheidsinstellingen uitgekeerde dividenden

Aflevering 25, gepubliceerd op 18-06-2020
De Europese Commissie heeft besloten Denemarken een aanmaningsbrief te sturen met het verzoek zijn wetgeving inzake belasting op aan liefdadigheidsinstellingen uitgekeerde dividenden te wijzigen. Naar Deens belastingrecht zijn de aan binnenlandse liefdadigheidsinstellingen uitgekeerde dividenden vrijgesteld van belasting, terwijl de dividenden die worden uitgekeerd aan liefdadigheidsinstellingen die in andere EU-lidstaten of in EER-staten zijn gevestigd, worden belast tegen een tarief van 22%, of tegen een verlaagd tarief van 15%, indien de bevoegde autoriteit in de staat waar de liefdadigheidsinstelling is gevestigd, informatie uitwisselt met de Deense autoriteiten. Dit verschil in behandeling van binnenlandse en grensoverschrijdende dividenduitkering vormt een beperking van het door art. 63 VWEU en art. 40 EER-Overeenkomst gewaarborgde vrij verkeer van kapitaal. Als Denemarken binnen vier maanden geen maatregelen neemt, kan de Commissie de Deense autoriteiten een met redenen omkleed advies sturen.

NTFR 2020/1832 - EC verzoekt Luxemburg om wijziging van discriminerende belastingregels met betrekking tot securitisatie-ondernemingen

Aflevering 25, gepubliceerd op 18-06-2020
De Europese Commissie heeft besloten Luxemburg een aanmaningsbrief te sturen omdat securitisatieondernemingen die in Luxemburg belastbare handelingen verrichten en waarvan de statutaire zetel zich in een andere EU- of EER-lidstaat bevindt, er zwaarder worden belast. De Commissie is van oordeel dat de betrokken wettelijke regeling niet verenigbaar is met de in het VWEU en de EER-Overeenkomst verankerde vrijheid van vestiging (art. 49 VWEU en art. 31 EER-Overeenkomst). Als Luxemburg binnen vier maanden geen maatregelen neemt, kan de Commissie de Luxemburgse autoriteiten een met redenen omkleed advies sturen (zaaknummer 2020/4015).

NTFR 2020/1833 - EC verzoekt Luxemburg en Portugal om wijziging van nationale wetgeving n.a.v. richtlijn ‘bestrijding belastingontwijking’

Aflevering 25, gepubliceerd op 18-06-2020
De Europese Commissie heeft besloten Luxemburg en Portugal aanmaningsbrieven te sturen met het verzoek om correcte omzetting van de regels inzake de beperking van de aftrekbaarheid van rente als vastgelegd in de Richtlijn bestrijding belastingontwijking (art. 4 Richtlijn (EU) 2016/1164 van de Raad). Beide lidstaten maken gebruik van de mogelijkheid om financiële ondernemingen vrij te stellen van de toepassing van de in de richtlijn bestrijding belastingontwijking vastgelegde regels inzake renteaftrekbeperking. De respectieve nationale wetteksten gaan echter verder dan de toegestane vrijstellingen en voorzien in onbeperkte aftrekbaarheid van rente voor de toepassing van de vennootschapsbelasting, ook voor securitisatie-entiteiten, die niet als ‘financiële ondernemingen’ in de zin van de richtlijn bestrijding belastingontwijking worden aangemerkt. Als Luxemburg en Portugal binnen vier maanden geen maatregelen nemen, kan de Commissie de autoriteiten van deze lidstaten een met redenen omkleed advies sturen.

NTFR 2020/1834 - EC verzoekt Finland regels inzake fiscale aftrekbaarheid van groepsbijdragen in overeenstemming met EU-recht te brengen

Aflevering 25, gepubliceerd op 18-06-2020
De Europese Commissie heeft besloten Finland een met redenen omkleed advies te sturen omdat de Finse wettelijke regeling uitsluitend in de aftrekbaarheid van groepsbijdragen tussen verbonden ondernemingen voorziet als de onderneming waarvoor de bijdrage bestemd is, in Finland is gevestigd. Dergelijke groepsbijdragen aan verbonden ondernemingen in andere EU-/EER-staten zijn niet aftrekbaar, zelfs niet wanneer deze bijdragen definitieve verliezen van die ondernemingen dekken. Dat groepsbijdragen in dergelijke gevallen niet aftrekbaar zijn, vormt een beperking van de vrijheid van vestiging (art. 49 VWEU en art. 31 EER-Overeenkomst). Als Finland binnen vier maanden geen concreet voorstel aanreikt om de inbreuk te verhelpen, kan de commissie de zaak aanhangig maken bij het HvJ.

NTFR 2020/1835 - Row witwasser met omkering bewijslast vastgesteld

ECLI:NL:GHAMS:2020:1180, datum uitspraak 07-05-2020, publicatiedatum 27-05-2020
Aflevering 25, gepubliceerd op 18-06-2020
Belanghebbende is strafrechtelijk veroordeeld omdat hij een gewoonte heeft gemaakt van het witwassen van geld. Naar aanleiding van het strafrechtelijk onderzoek legt de inspecteur een navorderingsaanslag IB op, waarbij het inkomen wordt gecorrigeerd met € 441.000 aan row. Het hof is van oordeel dat de rechtbank (Rechtbank Noord-Holland 1 oktober 2018, nr. 17/5505, NTFR 2019/372) de row-inkomsten terecht tot € 300.000 heeft verminderd. Daarbij acht het hof van belang dat belanghebbende in zijn aangifte IB 2010 heeft aangegeven dat hij ultimo 2010 voor € 245.000 aan vorderingen heeft uitstaan en tevens dat hij over € 245.000 aan ‘contant geld en vorderingen’ beschikt. Bij een bedrag aan € 245.000 aan vorderingen acht het hof het ongeloofwaardig dat er dan geen ruimte is voor cash geld. In zijn aangifte IB 2011 heeft belanghebbende aangegeven dat hij op 1 januari 2011 over € 165.000 aan ‘contant geld en (overige) vorderingen’ beschikt. Voor het aansluitverschil van € 80.000 (€ 245.000 -/- € 165.000) heeft belanghebbende geen verklaring gegeven. Verder hecht het hof geen waarde aan de verklaring van X dat hij in april 2011 geld op zijn rekening heeft gestort uit de liquide middelen waarover hij op 1 januari 2011 beschikte. Het hof is van oordeel dat belanghebbende niet de vereiste aangifte heeft gedaan, omdat de aangifte ernstige gebreken vertoont. Naar het oordeel van het hof heeft de inspecteur de omvang van de inkomsten (na verlaging door de rechtbank) redelijk geschat.