Aflevering 48

Gepubliceerd op 1 december 2011

NTFR 2011/2651 - Europese fiscale harmonisatie

Aflevering 48, gepubliceerd op 01-12-2011 geschreven door prof. mr. S.C.W. Douma
‘Wenn wir wieder Vertrauen bekommen wollen, dann (…) brauchen wir Vertragsänderungen –, dass die Regeln des europäischen Stabilitäts- und Wachstumspakts auch eingehalten werden. Das ist der erste Schritt in Richtung einer Fiskalunion, in Richtung eines politischen Gebäudes, das natürlich auch Harmonisierungen in Bereichen nach sich ziehen wird, die in nationaler Kompetenz liegen. Das genau war der Grund, warum ich für einen Euro-Plus-Pakt eingetreten bin, einen Pakt, in dem wir über (…) Harmonisierung von Steuersystemen sprechen, und das war der Grund, warum ich mit dem französischen Präsidenten verabredet habe, dass Deutschland und Frankreich zum Jahrestag des Élysée- Vertrags im Jahre 2013 ein gemeinsames Unternehmensteuerrecht vorlegen wollen, damit wir ein gutes Beispiel für mehr Gemeinsamkeit im Euro-Raum geben, weil es anders auf Dauer nicht funktionieren wird.’Plenarprotokoll 17/142 Deutscher Bundestag, 23 november 2011, p. 16916 (begrotingsbehandeling 2012).

NTFR 2011/2656 - Ook bij navordering rust de bewijslast inzake 'uitsluitingsregel urencriterium' op belastingplichtige

ECLI:NL:HR:2011:BU4804, datum uitspraak 18-11-2011, publicatiedatum 18-11-2011
Aflevering 48, gepubliceerd op 01-12-2011 met annotatie van mr. R. den Ouden
Belanghebbende drijft met haar echtgenoot en zwager in firmaverband een onderneming. De activiteiten bestaan uit het uitoefenen van een installatiebedrijf en de exploitatie van een winkel. Belanghebbende heeft de zelfstandigenaftrek geclaimd. Hof Arnhem (NTFR 2010/2569) heeft die claim afgewezen, omdat belanghebbende niet erin is geslaagd te voldoen aan de op haar rustende bewijslast dat haar werkzaamheden niet hoofdzakelijk van ondersteunende aard waren en dat het niet ongebruikelijk is dat een samenwerkingsverband als het onderhavige wordt aangegaan. In cassatie klaagt belanghebbende over een onjuiste bewijslastverdeling, echter zonder succes. Onder verwijzing naar HR 28 januari 2011, NTFR 2011/500, oordeelt de Hoge Raad dat de belastingplichtige moet bewijzen dat de zogenoemde uitsluitingregel van het urencriterium bij samenwerkingsverbanden tussen verbonden personen niet van toepassing is, en dat dit ook geldt als een navorderingsaanslag is opgelegd.

NTFR 2011/2657 - Ontslaguitkering pas inbaar na keuze over aanwending ervan en administratieve verwerking

ECLI:NL:HR:2011:BQ2930, datum uitspraak 11-11-2011, publicatiedatum 11-11-2011
Aflevering 48, gepubliceerd op 01-12-2011 met annotatie van mr. J.A.W. Vrolijks
Belanghebbende was in loondienst werkzaam. In oktober 1996 is hij op staande voet ontslagen. De rechter heeft in 1999 de werkgever veroordeeld tot het betalen van een ontslagvergoeding. In januari 2002 hebben werkgever en belanghebbende overeenstemming bereikt over het bedrag van de vergoeding. In december 2003 heeft belanghebbende een keuze gemaakt voor een uitbetaling ineens, in plaats van een periodieke uitkering. Door het tijdsverloop gemoeid met de administratieve verwerking is het bedrag in januari 2004 uitbetaald. In geschil is wanneer de ontslaguitkering inbaar is geworden. Volgens de Hoge Raad heeft belanghebbende de keuze binnen een redelijke termijn (na januari 2002) gemaakt. Ook de administratieve verwerkingstijd was onvermijdelijk. De ontslaguitkering is daarom terecht in 2004 in de belastingheffing betrokken.

NTFR 2011/2658 - Loonheffing over door erfgename ontvangen ongevallenuitkering van werkgever van overleden echtgenoot is terecht

ECLI:NL:HR:2011:BQ6118, datum uitspraak 25-11-2011, publicatiedatum 25-11-2011
Aflevering 48, gepubliceerd op 01-12-2011 met annotatie van mr. J. de Haan
De werkgever van de echtgenoot van belanghebbende heeft voor haar werknemers een collectieve ongevallenverzekering met een 24-uursdekking gesloten. De echtgenoot is op 10 mei 2008 overleden ten gevolge van een ongeval buiten het kader van de dienstbetrekking. Als erfgename heeft belanghebbende van de werkgever een ongevallenuitkering ontvangen, waarop loonheffing is ingehouden. Volgens Hof Den Haag is dat terecht, omdat de uitkering op grond van de zogenoemde omkeerregel belast is. Hiertegen komt belanghebbende in cassatie, echter zonder succes. De visie van belanghebbende dat de woorden ‘ten gevolge van een ongeval’ in art. 11, lid 1, letter h, Wet LB 1964 zich beperken tot ongevallen die zich hebben voorgedaan in het kader van de dienstbetrekking en dat genoemde bepaling niet ziet op een eenmalige uitkering, is namelijk niet juist volgens de cassatierechter. Ook is er geen ongeoorloofd verschil in behandeling ten opzichte van uitkeringen krachtens een ongevallenverzekering die is gesloten door de werknemer en betaald met door de werkgever vergoede premie(s).

NTFR 2011/2659 - De bij golftoernooien ingezette personen zijn in dienstbetrekking bij de organisator

ECLI:NL:HR:2011:BU5709, datum uitspraak 25-11-2011, publicatiedatum 25-11-2011
Aflevering 48, gepubliceerd op 01-12-2011
Belanghebbende organiseert golftoernooien. Ten behoeve hiervan wordt telkens een commissie ingesteld. De commissie draagt de verantwoordelijkheid voor de organisatie van de honderden vrijwilligers en voor het terrein van de golfclub. Bij de organisatie van golftoernooien zijn door belanghebbende personen ingeschakeld die voor hun inzet geldbedragen ontvingen. Deze vergoeding is door belanghebbende niet als loon aangemerkt. De betalingen vonden plaats aan leden van een Buggy Team, het A-Team, medewerkers van een Toiletgroep en een Schoonmaakploeg, alsmede chauffeurs van Courtesy Cars. Het betrof vooral studenten en andere vrienden en kennissen van de personen van de organisatie. Hof Amsterdam (NTFR 2011/672) is van oordeel dat ten aanzien van de ingeschakelde personen sprake is van een gezagsverhouding. De ingeschakelde personen dienden (in)direct aanwijzingen en instructies op te volgen van de leden van de commissie, de ingeschakelde personen moesten bepaalde nader omschreven diensten draaien waarbij de werktijden en de invulling van de werkzaamheden vrij nauwkeurig zijn omschreven, zij moesten voorgeschreven kleding dragen en de chauffeurs van de courtesy cars moesten een contract tekenen waarin zij moesten verklaren zich te houden aan een aantal daarin omschreven bepalingen. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat de vergoedingen slechts bestemd waren als een onkostenvergoeding. Weliswaar rekruteerde de commissie de ingeschakelde personen, gaf zij aanwijzingen en instructies aan deze personen, en betaalde zij hen de overeengekomen vergoedingen feitelijk uit, die gedragingen moeten worden aangemerkt als gedragingen van belanghebbende.

NTFR 2011/2662 - Hofoordeel over tijdstip overdracht economische eigendom bedrijfspand is niet cassatieproof

ECLI:NL:HR:2011:BU1909, datum uitspraak 28-10-2011, publicatiedatum 28-10-2011
Aflevering 48, gepubliceerd op 01-12-2011 met annotatie van mr. drs. A.J. van den Bos
Belanghebbende heeft op 12 december 2003 de juridische eigendom van een bedrijfspand overgedragen aan B. Het was de bedoeling dat dit binnen een fiscale eenheid – zonder heffing van VPB over de boekwinst – zou geschieden. Belanghebbende en B verkeerden abusievelijk in de veronderstelling dat tussen hen vanaf 12 december 2003 sprake was van een fiscale eenheid. Na constatering van de fout, is alsnog een verzoek gedaan tot vorming van een fiscale eenheid met terugwerkende tot 2 januari 2004. Dat verzoek is ingewilligd. Bij notariële akte van 15 september 2004 is bepaald dat de levering van december 2003 in wezen onder opschortende voorwaarde (bestaan fiscale eenheid)is geschied. De inspecteur heeft de boekwinst op het bedrijfspand in 2003 belast. Hof Den Bosch (NTFR 2010/1240) vond dat niet terecht. Volgens het hof rechtvaardigt een redelijke uitleg van de akte van 15 september 2004 namelijk de conclusie dat de economische eigendom van het bedrijfspand tot 2 januari 2004 bij belanghebbende is gebleven. In cassatie wordt dit oordeel met succes bestreden door de minister. Gelet op de twee akten, is het oordeel van het hof dat het volledige risico inzake waardeverandering en tenietgaan van het pand gedurende de periode 12 december 2003 tot 2 januari 2004 bij belanghebbende is gebleven volgens de Hoge Raad, zonder nadere motivering, die ontbreekt, onbegrijpelijk.

NTFR 2011/2663 - NOB-commentaar vijfde nota van wijziging Belastingplan 2012

Aflevering 48, gepubliceerd op 01-12-2011
De Nederlandse Orde van Belastingadviseurs heeft bij de Eerste Kamer een kort commentaar ingediend op de vijfde nota van wijziging bij het wetsvoorstel Belastingplan 2012. Het commentaar heeft betrekking op de wijziging ten aanzien van de voorgestelde renteaftrekbeperking voor overnameholdings. Hierin is een regeling opgenomen die de renteaftrek beperkt tot een percentage van de verkrijgingsprijs van de verworven aandelen. De Orde verzoekt de staatssecretaris te bevestigen dat onder verkrijgingsprijs dient te worden verstaan de tegenprestatie vermeerderd met de ten laste van de verkrijger komende kosten.

NTFR 2011/2664 - Geen heffing van kapitaalsbelasting over de inbreng van stille reserves in Zweedse Kommandit Bolagets

ECLI:NL:GHAMS:2011:BT7313, datum uitspraak 18-08-2011, publicatiedatum 12-10-2011
Aflevering 48, gepubliceerd op 01-12-2011 met annotatie van mr. G.J.W. Kinnegim
Belanghebbende heeft samen met haar aandeelhouder Y AB vijf Kommandit Bolagets opgericht. Dit zijn naar Zweeds recht opgerichte vennootschappen, gevestigd in Zweden, en hebben als doel om eigenaar te zijn van onroerende zaken en deze te beheren. Y AB heeft onroerende zaken verkocht en overgedragen aan de KB’s tegen een lagere waarde dan de waarde in het economische verkeer. In 2005 zijn de belangen in de KB’s overgedragen aan B. Het bedrag dat belanghebbende van B heeft ontvangen heeft zij aan haar aandeelhouders betaald. De vraag is of belanghebbende kapitaalsbelasting verschuldigd is. Naar het oordeel van het hof moeten de KB’s worden gelijkgesteld met kapitaalvennootschappen. Voor de vraag of kapitaalrecht kan worden geheven bij de KB’s is niet van belang of ze een in aandelen verdeeld kapitaal hebben. In beginsel kan de inbreng van onroerende zaken door Y AB in de KB’s alleen worden belast bij de KB’s. Naar het oordeel van het hof kan belanghebbende niet worden gezien als de ‘werkelijke begunstigde’ van de stille reserves. Bij belanghebbende kan dan ook geen kapitaalsbelasting worden geheven.

NTFR 2011/2665 - Vergoeding heffingsrente bij correctie te hoge voorlopige aanslag

ECLI:NL:HR:2011:BU4803, datum uitspraak 18-11-2011, publicatiedatum 18-11-2011
Aflevering 48, gepubliceerd op 01-12-2011 met annotatie van mr. J.M. van der Vegt
Aan belanghebbende is een voorlopige aanslag VPB 2006 opgelegd. De inspecteur heeft op 31 juli 2007 de voorlopige aanslag ambtshalve verminderd. Daarbij is geen heffingsrente vergoed. Belanghebbende maakt bezwaar ertegen dat hij geen rentevergoeding heeft gekregen over het tijdvak van 1 juli 2006 tot en met 31 juli 2007. Volgens Hof Arnhem (NTFR 2010/2334) is dit bezwaar terecht. Belanghebbende heeft recht op vergoeding van heffingsrente over dit hele tijdvak, aldus het hof. De staatssecretaris heeft daartegen cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad verklaart dit beroep gegrond. Onder verwijzing naar HR 30 september 2011, NTFR 2011/2370, oordeelt de Hoge Raad dat alleen moet worden gecompenseerd het rentenadeel dat is opgetreden in het tweede halfjaar van 2006. Voor zover het hof een vergoeding heeft toegekend over het tijdvak van 1 januari 2007 tot en met 31 juli 2007, moet de uitspraak worden vernietigd.

NTFR 2011/2666 - ATV-Richtlijnen (oud) alleen van toepassing als Belastingdienst strafbare feiten ontdekt

ECLI:NL:HR:2011:BP6421, datum uitspraak 08-11-2011, publicatiedatum 15-11-2011
Aflevering 48, gepubliceerd op 01-12-2011 met annotatie van mr. P.A. Caljé
Naar aanleiding van een Duits rechtshulpverzoek verrichten het GAK en de FIOD een opsporingsonderzoek. Dit onderzoek leidt tot de vervolging en veroordeling van A voor het feitelijk leidinggeven aan het door A Beheer nv onjuist voeren van de administratie, alsmede het onjuist doen van aangiften loonbelasting.

NTFR 2011/2667 - Hof laat stelling over verwijtbaarheid onbehandeld

ECLI:NL:HR:2011:BU4799, datum uitspraak 18-11-2011, publicatiedatum 18-11-2011
Aflevering 48, gepubliceerd op 01-12-2011 met annotatie van mr. drs. R. Steenman
Belanghebbende heeft een provisiebetaling op zijn bankrekening ontvangen voor de verkoop van melkpoeder. Volgens Hof Den Haag (NTFR 2010/2152) heeft belanghebbende niet bewezen dat hij dit bedrag niet voor zichzelf, maar voor een ander heeft ontvangen. De inspecteur heeft derhalve terecht een navorderingsaanslag met vergrijpboete opgelegd. Bij het hof heeft belanghebbende gesteld dat het niet aan opzet is te wijten dat te weinig belasting is betaald. Het hof heeft deze stelling onbesproken gelaten. Belanghebbende klaagt daarover in cassatie. Deze klacht slaagt. De Hoge Raad verwijst het geding met betrekking tot de boetebeschikking.

NTFR 2011/2668 - Belastingrechter onbevoegd ter zake van beroep tegen afdracht uniforme premie arbeidsongeschiktheidskas

ECLI:NL:HR:2012:BT8788, datum uitspraak 09-03-2012, publicatiedatum 09-03-2012
Aflevering 48, gepubliceerd op 01-12-2011 met annotatie van mr. E.C.G. Okhuizen
Belanghebbende heeft de verschuldigde premie voor de werknemersverzekeringen over het tijdvak december 2008 tijdig op aangifte afgedragen. De premie bestaat voor een bedrag van afgerond € 54 uit de uniforme premie ten behoeve van de Arbeidsongeschiktheidskas in de zin van art. 37 Wfsv. Het UWV heeft in het Besluit uniforme premie Arbeidsongeschiktheidskas 2008 het percentage voor de berekening van de uniforme premie voor het jaar 2008 vastgesteld op 0,15. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de afdracht van de uniforme premie en verzocht om teruggaaf. Na vergeefs bezwaar heeft belanghebbende tegen de uitspraak beroep ingesteld. Zij bestrijdt in beroep ook verbindendheid van het Besluit uniforme premie Arbeidsongeschiktheidskas 2008 (hierna: het Besluit).

NTFR 2011/2670 - Kostenvergoeding taxatierapporten sluit aan bij marktprijzen

ECLI:NL:GHARN:2011:BU4042, datum uitspraak 01-11-2011, publicatiedatum 11-11-2011
Aflevering 48, gepubliceerd op 01-12-2011 met annotatie van mr. A.A. Fase
Belanghebbende heeft in beroep tegen een WOZ-beschikking een rechtsbijstandverlener ingeschakeld. Deze heeft een taxateur ingeschakeld, die een taxatierapport heeft opgesteld. De taxateur heeft hiervoor drie uren à€ 80 per uur exclusief btw in rekening gebracht op basis van ‘no cure no pay’. De rechtbank heeft op basis van dit taxatierapport belanghebbende in het gelijk gesteld. Naast de kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand diende de gemeente de kosten van het taxatierapport aan belanghebbende te vergoeden. In hoger beroep bestrijdt de gemeente deze beslissing. Volgens de gemeente is het redelijk om twee uren à€ 60 per uur te vergoeden voor het taxatierapport. Het hof stelt de gemeente in het ongelijk. Het hof zet uiteen dat het in het Besluit tarieven in strafzaken 2003 genoemde maximumtarief van € 81,23 per uur voor werkzaamheden van wetenschappelijke of bijzondere aard – waaronder het taxeren van onroerende zaken valt – niet afwijkt van de toets van art. 8:75 Awb. Het gaat erom dat de kosten redelijk zijn. Bij deze redelijkheidstoets speelt de mate waarin de werkzaamheden van wetenschappelijke of bijzondere aard zijn, een rol. Het argument van de gemeente dat enkel bij de hoogste wetenschappelijk dan wel de meest bijzondere werkzaamheden het maximumtarief kan worden toegepast, wordt niet gedeeld door het hof. Er wordt aansluiting gezocht bij in de markt tot stand gekomen uurtarieven. Gelet hierop en gelet op het door de taxateur verrichte werk, acht het hof een vergoeding van drie uren à€ 80 per uur redelijk.

NTFR 2011/2674 - Verzuimboete bij aangifteverzuim vernietigd wegens afwezigheid van alle schuld (avas)

Aflevering 48, gepubliceerd op 01-12-2011 met annotatie van mr. J.M. Sitsen
Belanghebbende is opgericht in februari 2009 en uitgenodigd voor het doen van aangifte vennootschapsbelasting 2009. De belastingconsulent van belanghebbende heeft verzocht om uitstel voor het indienen van deze aangifte. Dit verzoek is niet ingewilligd omdat sprake is van een kort boekjaar. Belanghebbende heeft, ondanks de ontvangen herinnering en aanmaning, de aangifte niet tijdig ingediend. De inspecteur heeft daarom een verzuimboete opgelegd van € 2.460.

NTFR 2011/2675 - Vertrouwensbeginsel staat omkering bewijslast in de weg

ECLI:NL:RBSGR:2011:BT6367, datum uitspraak 31-08-2011, publicatiedatum 03-10-2011
Aflevering 48, gepubliceerd op 01-12-2011 met annotatie van mr. D.N.N. Jansen
Belanghebbende exploiteert een coffeeshop. Naar aanleiding van een boekenonderzoek zijn navorderingsaanslagen inkomstenbelasting over 2004 en 2005 opgelegd met boetes van 50%. Hoewel de rechtbank oordeelt dat belanghebbende niet aan zijn administratieplicht heeft voldaan, past zij de bewijsrechtelijke sanctie van omkering van de bewijslast niet toe. Belanghebbende kon namelijk aan een eerder in 1997 afgelegd bedrijfsbezoek, aan welk bezoek de inspecteur geen gevolgen had verbonden, het rechtens te honoreren vertrouwen ontlenen dat de inspecteur genoegen nam met de wijze waarop belanghebbende zijn administratie voerde. De rechtbank oordeelt voorts dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij drugs in consignatie heeft verkocht. De rechtbank acht aannemelijk dat belanghebbende een brutowinstmarge van 50% heeft gerealiseerd. De navorderingsaanslagen zijn dan ook niet te hoog opgelegd. De rechtbank vernietigt de boetes, omdat de inspecteur opzet of grove schuld niet aannemelijk heeft gemaakt.

NTFR 2011/2677 - Aan autohandelaar opgelegde vergrijpboete BPM vernietigd

ECLI:NL:HR:2011:BU5710, datum uitspraak 25-11-2011, publicatiedatum 25-11-2011
Aflevering 48, gepubliceerd op 01-12-2011
Belanghebbende, een autohandelaar, heeft gebruikgemaakt van de openbare weg in Nederland met een Duitse auto. Ter zake hiervan heeft de inspecteur belanghebbende met dagtekening 5 maart 2009 een naheffingsaanslag BPM met een vergrijpboete van 50% opgelegd. De boekhouder van belanghebbende heeft hiertegen op 8 mei 2009 bezwaar aangetekend. De inspecteur heeft het bezwaar wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard. Wat de naheffingsaanslag betreft is dat volgens Hof Arnhem (NTFR 2011/326) terecht. Wat betreft de boete is het hof met de rechtbank van oordeel dat het bezwaar ontvankelijk is. De boete is door het hof vernietigd. De inspecteur is er namelijk niet in geslaagd aannemelijk te maken dat belanghebbende wetenschap had van de aanmerkelijke kans dat te weinig belasting zou worden betaald. De enkele stelling dat belanghebbende als autohandelaar zich regelmatig bezighoudt met invoer van auto’s, is daartoe niet voldoende.

NTFR 2011/2678 - Langzame postbezorging vanuit Zimbabwe vormt geen verschoonbare termijnoverschrijding

ECLI:NL:HR:2011:BU5701, datum uitspraak 25-11-2011, publicatiedatum 25-11-2011
Aflevering 48, gepubliceerd op 01-12-2011
De inspecteur heeft het bezwaarschrift van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. Belanghebbende heeft het bezwaarschrift laten indienen door zijn zakenpartner in Zimbabwe. Rechtbank Haarlem oordeelde dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat in dit geval sprake is van een in de sfeer van de (internationale) postbezorging gelegen omstandigheid van zodanig abnormale aard, dat deze niet aan belanghebbende kan worden toegerekend. Het risico dat een bezwaarschrift dat acht dagen voor het verstrijken van de termijn in Zimbabwe ter post is bezorgd niet voor het einde van de termijn ter bestemder plaatse aankomt, is daarom voor risico van belanghebbende. Hof Amsterdam (NTFR 2010/2835) heeft dit oordeel onderschreven en daaraan toegevoegd dat het feit dat het aanslagbiljet eerst vijf weken na de datum van bekendmaking door de indiener van het bezwaarschrift is ontvangen, waardoor slechts betrekkelijk weinig tijd resteerde om vanuit Zimbabwe tijdig bezwaar te maken, het directe gevolg is van de omstandigheid dat belanghebbende geen toereikende maatregelen heeft getroffen voor de verwerking van haar post tijdens de afwezigheid van haar directeuren. Gelet op deze omstandigheid is er geen sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding.

NTFR 2011/2680 - Overeenkomst met Hongarije over de uitwisseling van inlichtingen

Aflevering 48, gepubliceerd op 01-12-2011
Dit besluit bevat een bekendmaking van het op 21 oktober 2011 tussen Nederland en Hongarije gesloten Memorandum van Overeenstemming over de uitwisseling van inlichtingen op het gebied van de directe belastingen. De overeenkomst geeft richtlijnen en procedurevoorschriften voor automatische en spontane inlichtingenuitwisseling, alsmede voor de inlichtingenuitwisseling door de aanwezigheid van belastingambtenaren op het grondgebied van de andere staat. De in het memorandum weergegeven categorieën voor automatische inlichtingenuitwisseling zijn de waarde van en inkomsten uit onroerende zaken, inkomsten uit zelfstandige en niet-zelfstandige arbeid, directeursbeloningen, inkomsten van artiesten en sportbeoefenaars, pensioenen, betalingen aan studenten en overigen inkomsten (in de zin van het OESO-Modelverdrag). Verder is afgesproken dat de landen elkaar spontaan de inlichtingen zullen verschaffen, die van belang zijn voor de juiste vaststelling van de belastingen naar het inkomen en vermogen in de andere staat.

NTFR 2011/2681 - EC brengt Nederland voor HvJ EU in verband met discrimatie van schenk- en erfbelasting bij buitenlandse landgoederen

Aflevering 48, gepubliceerd op 01-12-2011
De Europese Commissie heeft besloten om Nederland voor het HvJ EU te brengen vanwege discriminatie in de schenk- en erfbelasting. Volgens de Nederlandse regels worden de rechten van successie, overgang en schenking gehalveerd als zij betrekking hebben op zogenaamde landgoederen. Landgoederen die voor het publiek zijn opengesteld, worden volledig vrijgesteld. Volgens de regels moet het landgoed evenwel in Nederland gelegen zijn en er wordt geen belastingvermindering verleend voor landgoederen die elders in de EU/EER gelegen zijn. Overeenkomstig HvJ EG 17 januari 2008, zaak C-256/06, Jäger, NTFR 2008/222, is de Commissie van oordeel dat dit verschil in behandeling tussen landgoederen die in Nederland en landgoederen die elders in de EU/EER gelegen zijn, in strijd is met het vrij verkeer van kapitaal. De Commissie heeft Nederland op 30 september 2010 al formeel verzocht om zijn wetgeving in overeenstemming te brengen met de EU-regels. Nederland heeft dat evenwel geweigerd.

NTFR 2011/2682 - EC verzoekt België discriminatie inzake niet in België gevestigde tussenpersonen te beëindigen

Aflevering 48, gepubliceerd op 01-12-2011
De Europese Commissie heeft België officieel verzocht om de zwaardere belasting van bepaalde roerende inkomsten uit bronnen buiten de EU/EER die niet bij een in België gevestigde tussenpersoon zijn geïnd of verkregen, ongedaan te maken. Als deze inkomsten door een in België gevestigde tussenpersoon worden uitgekeerd, zijn zij uitsluitend aan de roerende voorheffing onderworpen. Portfoliodividenden en interesten uit bronnen buiten de EU/EER die niet bij een in België gevestigde tussenpersoon zijn geïnd of verkregen, worden zwaarder belast. Krachtens art. 63 VwEU zijn in principe alle beperkingen van het kapitaal- en het betalingsverkeer tussen lidstaten onderling en tussen lidstaten en derde landen verboden.

NTFR 2011/2685 - Geen recht op terugbetaling accijns bij invoer van 'tabakvellen'

ECLI:NL:GHAMS:2011:BU1579, datum uitspraak 26-05-2011, publicatiedatum 26-10-2011
Aflevering 48, gepubliceerd op 01-12-2011 met annotatie van mr. Stuijt en Van Dam
Belanghebbende heeft in opdracht van de importeur, op eigen naam en voor eigen rekening vellen van gehomogeniseerde tabak in het vrije verkeer gebracht. Bij het doen van de aangiften ten invoer is geen accijns afgedragen. Nadat de inspecteur aan belanghebbende UTB’s heeft uitgereikt voor douanerechten en accijns, heeft belanghebbende een verzoek om terugbetaling ingediend. Belanghebbende stelt dat geen sprake is van een belastbaar feit, omdat het product niet als ‘rooktabak’ kan worden aangemerkt. Het hof oordeelt dat, zelfs al zou vaststaan dat er sprake is van onjuiste toepassing van de accijnswetgeving, dit niet kan leiden tot terugbetaling van rechten bij invoer. Belanghebbende kan dan ook geen aanspraak maken op terugbetaling van accijns. De vraag of het product al dan niet als ‘rooktabak’ kan worden aangemerkt hoeft voor de beslechting van het geschil dan ook niet beantwoord te worden. De inspecteur stelt zich op het standpunt dat de achteraf geboekte douanerechten geheel moeten worden terugbetaald. Het hof sluit zich hier bij aan.

NTFR 2011/2687 - Verzet tegen de tenuitvoerlegging van dwangbevel leidt tot schorsing invordering

ECLI:NL:RBUTR:2011:BT7282, datum uitspraak 14-09-2011, publicatiedatum 11-10-2011
Aflevering 48, gepubliceerd op 01-12-2011 met annotatie van mr. R.B.H. Beune
Aan belanghebbende zijn naheffingsaanslagen opgelegd. Ter zake daarvan heeft de ontvanger dwangbevelen uitgevaardigd. De ontvanger heeft twee executoriale beslagen gelegd op roerende zaken van belanghebbende. Daarbij is 27 januari 2010 aangezegd als datum van de openbare verkoop van de in beslag genomen zaken. Bij dagvaarding van 26 januari 2010 heeft belanghebbende verzet ingesteld tegen de tenuitvoerlegging van de dwangbevelen. Ondanks dat verzet heeft op 27 januari 2010 de openbare verkoop plaatsgevonden van de roerende zaken. Belanghebbende is op 2 februari 2010 gefailleerd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de ontvanger jegens belanghebbende onrechtmatig gehandeld door de schorsende werking van het verzet ex art. 17 Invorderingswet 1990 te negeren. De ontvanger kan niet met machtiging van het Ministerie eigenmachtig beslissen om schorsing te negeren. De hoofdregel is dat de ontvanger de rechter moet verzoeken om opheffing van de schorsende werking van een verzet. De ontvanger is schadeplichtig jegens belanghebbende.