Aflevering 41

Gepubliceerd op 8 oktober 2015

NTFR 2015/2609 - Wat ontbreekt bij versoepeling gevolgen aflossingsachterstand en superdividend?

Aflevering 41, gepubliceerd op 08-10-2015 geschreven door mr. A.J.M. Arends
In het Wetsvoorstel ‘Overige fiscale maatregelen 2016’Kamerstukken II, 2015-2016, 34 305, nr. 3, NTFR 2015/2500. is o.a. een voorstel opgenomen tot versoepeling van de gevolgen van een aflossingsachterstand voor de kwalificatie eigenwoningschuld door een tweetal aanpassingen van art. 3.119e Wet IB 2001. Het voorstel roept bij mij een aantal vragen op. Daarna bespreek ik de codificatie in het Wetsvoorstel ‘Fiscale verzamelwet 2015’Door de Tweede Kamer aangenomen op 22 september 2015, NTFR 2015/2559. van de goedkeuring die met betrekking tot het superdividend van art. 4.12a Wet IB 2001 in het Besluit van 17 september 2014, nr. BLKB2014/1321M, NTFR 2014/2360, was opgenomen en de brief van de staatssecretaris aan de Tweede Kamer van 21 september 2015, NTFR 2015/2558, waarin hij antwoord geeft op een gestelde vraag tijdens de parlementaire behandeling. Voor erfgenamen die reeds ten tijde van het overlijden ab-aandelen bezitten is de verruiming van het superdividend niet altijd even super.

NTFR 2015/2610 - Antwoorden op vragen over de Miljoenennota, de Macro-economische verkenningen 2016 en de begroting deel IX

Aflevering 41, gepubliceerd op 08-10-2015
De minister van Financiën heeft een brief aan de Tweede Kamer gestuurd met drie bijlagen waarin hij een groot aantal vragen beantwoordt over de Miljoenennota, de Macro Economische Verkenningen 2016 en de begroting deel IX (begrotingsstaten van het Ministerie van Financiën (IXB) en de begrotingsstaat van Nationale Schuld (IXA)). De antwoorden in de eerste twee bijlagen zijn bedoeld als voorbereiding voor de Algemene financiële beschouwingen in de Tweede Kamer.

NTFR 2015/2611 - Commentaar RB op Belastingplan 2016

Aflevering 41, gepubliceerd op 08-10-2015
Het Register Belastingadviseurs (RB) heeft zijn commentaar op de wetsvoorstellen die tot het Belastingplan 2016 behoren aan de Tweede Kamer gestuurd. Het RB gaat onder meer in op de herziening van box 3, het repareren van het emigratielek voor aanmerkelijkbelanghouders en het gebruikelijkheidscriterium in de werkkostenregeling.

NTFR 2015/2620 - Staatssecretaris van Financiën studeert op afschaffen pensioen in eigen beheer

Aflevering 41, gepubliceerd op 08-10-2015
De staatssecretaris heeft de Tweede Kamer een nieuwe brief toegezegd over het pensioen in eigen beheer. In die brief zal hij de mogelijkheid uitwerken te stoppen met pensioenen in eigen beheer. Als ‘vingeroefening’ van een uitwerking meldt hij dat verdere opbouw van pensioen dan gestaakt wordt en dat dan de mogelijkheid wordt geboden pensioenen deels af te stempelen, waarna deze voor de fiscale waarde als loon uitgekeerd moeten worden, waarbij geen revisierente geldt en waarbij 20% vrijstelling op de grondslag wordt gegeven. De staatssecretaris zal de brief vóór kerst 2015 aan de Tweede Kamer sturen.

NTFR 2015/2626 - Levering appartementsrecht vormt levering van een bouwterrein

ECLI:NL:GHARL:2015:4471, datum uitspraak 16-06-2015, publicatiedatum 26-06-2015
Aflevering 41, gepubliceerd op 08-10-2015 met annotatie van mr. drs. E.P.A. Brakeboer
Belanghebbende heeft een perceel grond verworven met een oude opstal. Belanghebbende had het doel daarop een appartementencomplex met ondergrondse parkeergarage te realiseren. Eind 2004 heeft de sloop plaatsgevonden. In oktober 2006 is een bouwvergunning verleend die in augustus 2007 onherroepelijk is geworden. In augustus 2007 heeft de levering van het perceel aan belanghebbende plaatsgevonden, waarbij het perceel is gesplitst in appartementsrechten. Vervolgens heeft belanghebbende een appartementsrecht geleverd aan een derde. In geschil is (onder meer) of deze laatste levering is onderworpen aan de heffing van omzetbelasting, omdat, zoals de inspecteur stelt, sprake is van een bouwterrein. Evenals de rechtbank (Rechtbank Gelderland 20 maart 2014, nrs. 12/6286 en 12/6365, NTFR 2014/1444) stelt het hof de inspecteur in het gelijk. Het hof stelt voorop dat de overdracht van het appartementsrecht gelijk moet worden gesteld met de levering van een perceel. Het hof gaat er vervolgens veronderstellenderwijs van uit dat zich ten tijde van de levering nog fundering in de grond bevond en nog losse puinresten aanwezig waren. Beide kunnen echter niet worden aangemerkt als een bouwwerk. Dit betekent dat belanghebbende onbebouwde grond heeft geleverd. Gelet op de verleende bouwvergunning is sprake van een bouwterrein.

NTFR 2015/2628 - Verdere aanwijzingen of het vervoer van menselijke organen en bij mensen afgenomen monsters is vrijgesteld

Aflevering 41, gepubliceerd op 08-10-2015 met annotatie van mr. dr. J.Th. Sanders
De Fruytier, bekend van HvJ 3 juni 2010, zaak C-237/09 (NTFR 2010/1331), vervoert onder het toezicht en de verantwoordelijkheid van een arts menselijke organen en bij mensen afgenomen monsters voor verschillende ziekenhuizen en laboratoria. Zij stelt zich in tegenstelling tot de Belgische fiscus op het standpunt dat deze prestaties zijn vrijgesteld. Ditmaal betreft het niet art. 13, A, lid 1, onder d, Zesde richtlijn, maar onder b en c. Op nieuwe vragen van de verwijzende rechter in de nog immer durende procedure verklaart het HvJ voor recht: art. 13, A, lid 1, onder b en c, Zesde richtlijn moet aldus worden uitgelegd dat het niet van toepassing is op het vervoer van menselijke organen en bij mensen afgenomen monsters voor medische analyse of medische of therapeutische verzorging dat ten behoeve van ziekenhuizen en laboratoria wordt uitgevoerd door een zelfstandige derde wiens diensten in aanmerking komen voor vergoeding door de sociale zekerheid. In het bijzonder kan een dergelijke activiteit niet worden vrijgesteld van btw als een handeling die nauw samenhangt met medische handelingen als bedoeld in art. 13, A, lid 1, onder b, daar die zelfstandige derde niet kan worden aangemerkt als een ‘publiekrechtelijk lichaam’ en evenmin als een ‘ziekenhuis’, een ‘centrum voor medische verzorging’, een ‘centrum voor diagnose’ of een andere ‘naar behoren erkende inrichting van dezelfde aard’ waarvan de activiteiten worden verricht onder sociale voorwaarden die vergelijkbaar zijn met de voorwaarden die gelden voor publiekrechtelijke lichamen.

NTFR 2015/2629 - Bieden van garantie bij defecten is verzekeringsprestatie

Aflevering 41, gepubliceerd op 08-10-2015 met annotatie van mr. dr. J.Th. Sanders
Garagehouders die tweedehands auto’s verkopen, bieden de kopers van deze auto’s via Mapfre warranty een garantie aan voor de reparatie van defecten aan deze auto’s. Mapfre warranty is van oordeel dat zij een dienst verricht en heeft btw berekend, terwijl Mapfre asistencia de assurantiebelasting heeft afgedragen over de premie die door Mapfre warranty is betaald. De Franse belastingdienst stelt dat sprake is van handelingen ter zake van verzekering die zijn onderworpen aan de assurantiebelasting. Hij meent voorts dat Mapfre warranty voor rekening van de autokopers een verzekering heeft gesloten bij Mapfre asistencia, die tot doel heeft het risico van mechanische pech te dekken. Op vragen van de verwijzende rechter in het volgende geschil verklaart het HvJ voor recht: art. 13, B, onder a, Zesde richtlijn moet aldus worden uitgelegd dat wanneer een van de verkoper van een tweedehands auto onafhankelijke marktdeelnemer tegen betaling van een vast bedrag een garantie verstrekt voor het geval dat aan bepaalde onderdelen van deze auto een mechanisch defect optreedt, dit een vrijgestelde handeling ter zake van verzekering in de zin van deze bepaling vormt. Het is aan de verwijzende rechter om na te gaan of deze dienst een dergelijke prestatie is. Een dergelijke prestatie en de verkoop van de tweedehands auto moeten in beginsel worden beschouwd als onderscheiden en zelfstandige prestaties die uit het oogpunt van de btw afzonderlijk moeten worden behandeld. Het is aan de verwijzende rechter om vast te stellen of de verkoop van een tweedehands auto en de garantie die wordt verstrekt door een van de verkoper van deze auto onafhankelijke marktdeelnemer voor het geval dat aan bepaalde onderdelen van deze auto een mechanisch defect optreedt, dusdanig onderling zijn verbonden dat zij moeten worden beschouwd als één handeling dan wel dat zij zelfstandige handelingen vormen.

NTFR 2015/2633 - De Hoge Raad doet verzoek om prejudiciële verwijzing af met art. 81 Wet RO

ECLI:NL:HR:2015:2796, datum uitspraak 25-09-2015, publicatiedatum 25-09-2015
Aflevering 41, gepubliceerd op 08-10-2015 met annotatie van mr. dr. N. Djebali
Belanghebbende heeft cassatieberoep ingesteld tegen een hofuitspraak en heeft daarbij verzocht om drie vragen aan het HvJ voor te leggen. A-G Wattel (NTFR 2015/2083) had geconcludeerd dat de Hoge Raad een dergelijk verzoek om prejudiciële verwijzing niet ongemotiveerd met art. 81 Wet RO mag passeren. De Hoge Raad doet dit cassatieberoep echter wel af met art. 81 Wet RO. Daarbij verwijst de Hoge Raad naar zijn arrest van de strafkamer van 26 mei 2015, nr. 14/02274, waarin is geoordeeld dat een verzoek tot het stellen van prejudiciële vragen met art. 80a of 81 Wet RO kan worden afgedaan. Verder heeft de Hoge Raad in dat strafarrest overwogen dat een art. 81 RO-uitspraak impliceert dat zich in desbetreffende zaak een van de situaties voordoet waarin van het stellen van prejudiciële vragen kan worden afgezien, te weten dat de opgeworpen prejudiciële vragen niet relevant zijn voor de oplossing van het geschil dan wel dat deze kunnen worden beantwoord aan de hand van de rechtspraak van het HvJ of dat redelijkerwijs geen twijfel kan bestaan over de wijze waarop deze vragen over de betrokken Unierechtelijke rechtsregel moeten worden opgelost.

NTFR 2015/2634 - Hofoordeel over kwade trouw en passeren getuigenaanbod is onvoldoende gemotiveerd

ECLI:NL:HR:2015:2798, datum uitspraak 25-09-2015, publicatiedatum 25-09-2015
Aflevering 41, gepubliceerd op 08-10-2015 met annotatie van mr. A.A. Fase
Belanghebbende heeft in 2006 appartementsrechten verkocht. Het daarmee behaalde resultaat heeft belanghebbende niet in de aangifte IB verantwoord. De inspecteur heeft een navorderingsaanslag opgelegd. Hof Den Bosch (19 juni 2014, nr. 13/00895, NTFR 2014/2162) heeft deze aanslag vernietigd. In dat verband heeft het hof geoordeeld dat de inspecteur niet beschikt over een nieuw feit en dat kwade trouw niet is bewezen. De Hoge Raad vernietigt de hofuitspraak omdat het hof bij de beoordeling van de kwade trouw is voorbijgegaan aan twee stellingen van de inspecteur. Verder is het hof ongemotiveerd voorbijgegaan aan een getuigenbewijsaanbod door de inspecteur. Volgens de Hoge Raad staat het de rechter vrij alleen dan (zelf) een getuige op te roepen indien hem dit in het kader van de op hem rustende taak zinvol voorkomt, maar dit neemt niet weg dat als een procespartij een verzoek heeft gedaan een getuige op te roepen, in de uitspraak melding moet worden gemaakt van dit verzoek, de beslissing op dit verzoek en de gronden daarvoor.

NTFR 2015/2635 - Geen wettelijke rentevergoeding bij in strijd met EU-recht opgelegde naheffingsaanslag BPM en matiging proceskostenvergoeding bij groot aantal zaken is terecht

ECLI:NL:HR:2015:2794, datum uitspraak 25-09-2015, publicatiedatum 25-09-2015
Aflevering 41, gepubliceerd op 08-10-2015 met annotatie van mr. J.M. van der Vegt
De aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag BPM van € 979 is in bezwaar verminderd tot nihil wegens strijd met het Unierecht. De inspecteur heeft daarbij € 5 aan rente vergoed en een proceskostenvergoeding toegekend van € 54,50.

NTFR 2015/2638 - Exploitant Chinees-Indisch restaurant schendt administratieplicht: informatiebeschikking is terecht

ECLI:NL:GHARL:2015:6338, datum uitspraak 25-08-2015, publicatiedatum 04-09-2015
Aflevering 41, gepubliceerd op 08-10-2015 met annotatie van mr. M.H.W.N. Lammers
Belanghebbende dreef in de vorm van een eenmanszaak een Chinees-Indisch restaurant. Naar aanleiding van de bevindingen van een bij belanghebbende in 2013 ingesteld boekenonderzoek, heeft de inspecteur de conclusie getrokken dat belanghebbende de administratieplicht heeft geschonden. Daarom heeft hij de onderhavige informatiebeschikking vastgesteld. Volgens het hof is dat terecht. Belanghebbende heeft namelijk onder meer geen sluitende kas- en voorraadadministratie bijgehouden, bestelbonnen niet bewaard, de logboeken niet bewaard en geen personeelslijsten met urenadministratie bijgehouden. Deze schending van de administratieplicht is volgens het hof dusdanig ernstig dat de sanctie van omkering en verzwaring op haar plaats is. Nu de schending van de administratieplicht niet meer kan worden hersteld, geeft het hof belanghebbende geen nieuwe termijn om alsnog aan de wettelijke verplichting te voldoen.

NTFR 2015/2641 - Informatiebeschikking kan niet gedeeltelijk vervallen

ECLI:NL:PHR:2015:1702, datum uitspraak 17-08-2015, publicatiedatum 11-09-2015
Aflevering 41, gepubliceerd op 08-10-2015 met annotatie van mr. J. Berns
Over het jaar 2008 heeft de inspecteur aan belanghebbende een aanslag IB/PVV opgelegd. Op 19 december 2011 heeft de inspecteur een controleonderzoek aangekondigd bij belanghebbende en enige van zijn vennootschappen over de jaren 2006 en volgende. In dat kader heeft de inspecteur aan belanghebbende verzocht (kopieën van) documenten over te leggen. Nadat belanghebbende had geweigerd bepaalde documenten aan de inspecteur te verstrekken, heeft de inspecteur op 20 april 2012 een informatiebeschikking genomen waarin wordt gesteld dat belanghebbende in verband met het boekenonderzoek naar de aanvaardbaarheid van zijn aangiften inkomstenbelasting over (ruim geformuleerd) de jaren 2006 en volgende, niet heeft voldaan aan zijn inlichtingenverplichtingen ingevolge art. 47 AWR. Volgens mededeling van de inspecteur is de informatiebeschikking ook genomen met het oog op eventueel op te leggen navorderingsaanslagen.

NTFR 2015/2642 - Bestuursrechtspraak naar gerechtshoven en Hoge Raad

Aflevering 41, gepubliceerd op 08-10-2015
Op 18 december 2014 had het kabinet een wetsvoorstel ter consultatie voorgelegd over de organisatie van de hoogste bestuursrechtspraak. Naar aanleiding van de uitgebrachte adviezen en reacties heeft het kabinet in een brief aan de Tweede Kamer van 11 september 2015 zijn standpunt nader bepaald. Het kabinet blijft bij het voornemen om de Centrale Raad van Beroep (CRvB) te laten opgaan in de vier gerechtshoven. Elk van de vier gerechtshoven zal dan niet langer alleen bestuursrechter in belastingzaken zijn, maar ook bestuursrechter op het terrein van het socialezekerheidsrecht en het ambtenarenrecht. Naar aanleiding van de consultatie worden ook de zogenoemde Awir-zaken – die de Belastingdienst/Toeslagen uitvoert – bij de gerechtshoven ondergebracht. De Hoge Raad wordt cassatierechter in deze zaken. Ook het voornemen om de adviserende en de rechtsprekende taken van de Raad van State functioneel te scheiden blijft na de consultatie ongewijzigd, evenals het voornemen om het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) samen te voegen met de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS). Verder staat het kabinet positief tegenover het voorstel om een voorziening op te nemen waarmee aan rechtbanken en gerechtshoven de mogelijkheid wordt geboden aan de Hoge Raad prejudiciële vragen te stellen.

NTFR 2015/2645 - Nieuwe overeenkomst met Australië over automatische gegevensuitwisseling

Aflevering 41, gepubliceerd op 08-10-2015
Dit besluit bevat een bekendmaking van het in augustus 2015 tussen Nederland en Australië gesloten Memorandum van Overeenstemming over automatische uitwisseling van fiscale inlichtingen. Het memorandum vervangt het eerdere Memorandum van Overeenstemming van 4 juni 2002 (NTFR 2002/1910). Het nieuwe memorandum voorziet in de automatische uitwisseling van fiscale inlichtingen over onroerende zaken, dividenden, interest, royalty’s, vermogenswinst, inkomsten uit zelfstandige arbeid, salarissen, lonen en andere soortgelijke beloningen met betrekking tot arbeid, directeursbeloningen en andere soortgelijke betalingen, inkomsten van artiesten en sportbeoefenaars, pensioenen, lijfrenten, socialezekerheidsuitkeringen en andere soortgelijke beloningen, betalingen aan studenten voor studie en opleiding, alsmede overige inkomsten. Het memorandum is op 29 augustus 2015 in werking getreden.

NTFR 2015/2646 - Antwoorden Kamervragen over dubbele belasting voor Nederlanders met de VS-nationaliteit

Aflevering 41, gepubliceerd op 08-10-2015
De staatssecretaris van Financiën beantwoordt vragen van de Tweede Kamerleden Omtzigt (CDA), Neppérus (VVD) en Koolmees (D66) over (mogelijke) dubbele belasting voor Nederlanders met de Amerikaanse nationaliteit. De VS hanteert bij de belastingheffing al decennialang het nationaliteitsbeginsel. Dit betekent dat Amerikaanse onderdanen voor hun wereldinkomen zijn onderworpen aan de Amerikaanse belastingheffing, ongeacht waar zij wonen. In het belastingverdrag tussen Nederland en de VS zijn in verband met dit nationaliteitsbeginsel specifieke afspraken gemaakt ter voorkoming van dubbele belastingheffing. Deze afspraken zorgen er volgens de staatssecretaris voor dat geen dubbele belastingheffing optreedt bij inwoners van Nederland met de VS-nationaliteit. Zo is het heffingsrecht over Nederlandse socialezekerheidsuitkeringen betaald aan een onderdaan van de VS die in Nederland woonachtig is, exclusief aan Nederland toegewezen. Een Amerikaanse belastingheffing over de verkoopwinst van een eigen woning van een inwoner van Nederland leidt volgens de staatssecretaris niet tot dubbele heffing omdat Nederland hierover niet heft. De Nederlandse overdrachtsbelasting, een indirecte belasting, valt niet onder reikwijdte van het verdrag. Verder kunnen inwoners van Nederland met de VS-nationaliteit tegen sancties aanlopen indien ze niet aan hun (aangifte)verplichtingen in de VS voldoen.