Aflevering 6

Gepubliceerd op 8 februari 2018

NTFR 2018/309 - Appels en peren of fruit en fruit?

Aflevering 6, gepubliceerd op 08-02-2018 geschreven door prof. dr. mr. P.G.H. Albert
Art. 1 van de Grondwet luidt: ‘Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.’ Het gelijkheidsbeginsel wordt door bijna iedereen tot de meest fundamentele rechtsbeginselen gerekend. Het gelijkheidsbeginsel (de eerste volzin van art. 1) krijgt vaak de vorm van een verbod op discriminatie (de tweede volzin). Discriminatie kan worden omschreven als een onderscheid op grond van onredelijke, willekeurige of niet-relevante redenen, een onderscheid op basis van kenmerken die niet ter zake doen.

NTFR 2018/311 - Resultaat bij beëindiging tbs-regeling komt voor de helft toe aan belanghebbende (art. 81 Wet RO)

ECLI:NL:HR:2018:137, datum uitspraak 02-02-2018, publicatiedatum 02-02-2018
Aflevering 6, gepubliceerd op 08-02-2018
Belanghebbende en W zijn vanaf 1 maart 1995 ieder voor 50% eigenaar van een pand. De aanschafprijs bedroeg € 642.099. Het pand wordt vanaf 1 januari 1996 verhuurd aan G bv, die een winkel in slaapkamerbenodigdheden exploiteert. Belanghebbende en W houden (indirect) de aandelen in G bv. Op 1 november 2007 verkoopt belanghebbende zijn aandelen in G bv aan K (nadat ze hier medio 2006 overeenstemming over hadden bereikt). Hof Amsterdam (6 december 2016, nr. 15/00628, NTFR 2017/779) heeft geoordeeld dat de terbeschikkingstelling op 1 november 2007 is geëindigd. Niet aannemelijk is geworden dat de economische eigendom van de aandelen in 2006 is overgedragen, zodat de terbeschikkingstelling van het pand niet in 2006 is geëindigd. Naar het oordeel van het hof heeft de inspecteur de opstapwaarde van het pand ten onrechte gecorrigeerd. De inspecteur had de door belanghebbende in de aangiften IB/PVV vanaf 2001 gehanteerde boekwaarden steeds gevolgd en daarom kon belanghebbende erop vertrouwen dat de inspecteur de door belanghebbende gehanteerde waarde juist achtte. Vervolgens heeft het hof geoordeeld dat de correctie ter zake van het tbs-resultaat slechts voor de helft bij belanghebbende in aanmerking kon worden genomen.

NTFR 2018/314 - Geen aftrek koersverliezen op herbelegde uitkering uit kapitaalverzekering (art. 81 Wet RO)

ECLI:NL:HR:2018:128, datum uitspraak 02-02-2018, publicatiedatum 02-02-2018
Aflevering 6, gepubliceerd op 08-02-2018
Belanghebbende heeft in 1990 een kapitaalverzekering met lijfrenteclausule afgesloten. In 2008 is de verzekering geëxpireerd en is een bedrag van € 86.856 uitgekeerd. Op verzoek van belanghebbende is deze uitkering op de bankrekening van zijn pensioen-bv gestort, waarna dit bedrag meteen werd herbelegd. Aan belanghebbende is een ambtshalve aanslag opgelegd, waarbij de uitkering niet is belast. Nadien heeft de inspecteur een navorderingsaanslag opgelegd, waarbij hij de uitkering van € 86.856 heeft belast. In geschil is onder meer of op de uitkering een bedrag van € 20.150 als koersverliezen in aftrek kan worden gebracht. Hof Den Haag (22 februari 2017, nr. 16/00442, NTFR 2017/1084) heeft geoordeeld dat op grond van art. 3.133, lid 1 en 2, onderdeel d, en art. 3.137 Wet IB 2001 de uitkering van € 86.856 als negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen tot het inkomen dient te worden gerekend. Indien met de uitkering bij de expiratie van een aanspraak uit een lijfrenteverzekering effecten worden aangeschaft en de waarde van deze effecten na de aanschaf daalt, komt de waardedaling niet in mindering op de voet van art. 3.133, lid 1 en 2, onderdeel d, Wet IB 2001 belaste negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen, net zomin als een stijging van de waarde van de met de uitkering aangeschafte aandelen na de aanschaf tot een verhoging van de negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen leidt.

NTFR 2018/315 - Beleidsbesluit eigenwoningreserve en eigenwoningschuld bij partners

Aflevering 6, gepubliceerd op 08-02-2018
De staatssecretaris van Financiën heeft een beleidsbesluit gepubliceerd over de eigenwoningreserve en eigenwoningschuld bij de gezamenlijke aankoop van een eigen woning en het gezamenlijk aangaan van een eigenwoningschuld door partners. In het besluit is een goedkeuring opgenomen waardoor partners die gezamenlijk een eigen woning kopen en gezamenlijk de eigenwoningschuld aangaan niet te maken krijgen met een niet-beoogde beperking van de aftrekbare eigenwoningrente door een eigenwoningreserve of het niet volledig kunnen voortzetten van een bestaande eigenwoningschuld.

NTFR 2018/316 - Arbeidskorting over pensioen en AOW terecht gecorrigeerd (art. 80a Wet RO)

ECLI:NL:HR:2018:133, datum uitspraak 02-02-2018, publicatiedatum 02-02-2018
Aflevering 6, gepubliceerd op 08-02-2018
In de aangifte IB/PVV 2013 heeft belanghebbende haar pensioen en WAO-uitkering vermeld bij ‘loon, etc.’ en heeft zij niets aangegeven bij ‘AOW, pensioen, etc.’. De voorlopige aanslag is overeenkomstig de aangifte vastgesteld, waarbij de arbeidskorting wordt verleend. Bij de definitieve aanslag wordt de arbeidskorting niet verleend en wordt belastingrente in rekening gebracht. Hof Amsterdam (13 juli 2017, nr. 16/00546, NTFR 2017/2310) heeft geoordeeld dat belanghebbende geen recht heeft op de arbeidskorting omdat zij in dat jaar geen arbeidsinkomen heeft genoten. De omstandigheden dat de aangifte van belanghebbende bij het vaststellen van de voorlopige aanslag is gevolgd, dat de onjuistheid niet eerder aan haar is doorgegeven, en het tijdsverloop tot de vaststelling van de definitieve aanslag, rechtvaardigen niet het in rechte te honoreren vertrouwen dat de definitieve aanslag overeenkomstig de voorlopige zou worden vastgesteld. De omstandigheden hebben bij belanghebbende redelijkerwijs niet de indruk kunnen wekken dat sprake was van een bewuste standpuntbepaling van de inspecteur. Ook de belastingrente is terecht in rekening gebracht.

NTFR 2018/317 - Navordering successierecht over buitenlands vermogen niet mogelijk

ECLI:NL:PHR:2017:1460, datum uitspraak 21-12-2017, publicatiedatum 26-01-2018
Aflevering 6, gepubliceerd op 08-02-2018 met annotatie van mr. W. Verstijnen
Op 21 september 1981 is de erflater overleden. Ten tijde van zijn overlijden woonde erflater in Nederland. Tot erfgenamen heeft erflater zijn drie kinderen benoemd. Op 30 december 2011 hebben de erfgenamen aan de Belastingdienst meegedeeld dat erflater ten tijde van zijn overlijden beschikte over eerder niet aangegeven buitenlands vermogen. Als gevolg daarvan is met dagtekening 18 februari 2013 aan elk van de drie erfgenamen, waaronder belanghebbende, een navorderingsaanslag in het successierecht opgelegd. Bij de oplegging van de navorderingsaanslag is de inspecteur uitgegaan van een verkrijging van € 453.780 (f 1.000.000) per erfgenaam.

NTFR 2018/318 - Kamerbrief nadere toedracht vertraging schenk- en erfbelasting

Aflevering 6, gepubliceerd op 08-02-2018
De staatssecretaris van Financiën geeft een nadere toelichting op de vertraging bij het opleggen van aanslagen erf- en schenkbelasting. De Tweede Kamer had daarom gevraagd naar aanleiding van de Najaarsnota en de 20e halfjaarsrapportage van de Belastingdienst. Door vertraging in de oplevering van het nieuwe behandelsysteem voor de schenk- en erfbelastingprocessen komt er € 450 miljoen later binnen dan geraamd. Het nieuwe systeem voor de erfbelasting is voor de basisfunctionaliteiten operationeel, maar werkt zeker nog niet volledig. De complexere functionaliteiten worden op dit moment nog gebouwd. De achterstand in de behandeling van aangiften schenk- en erfbelasting wordt zo snel mogelijk ingelopen.

NTFR 2018/319 - Commissieverslag over BOR bij te laat omgezette niet-kwalificerende prefs in gewone aandelen

Aflevering 6, gepubliceerd op 08-02-2018
Verzoekers erven de aandelen van de holding van hun moeder. Het verzoek om toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) in de Successiewet 1956 is afgewezen omdat tijdens haar overlijden niet was voldaan aan de zogenoemde bezitseis van art. 35d SW 1956. De oorzaak hiervan schrijven de erven toe aan de Belastingdienst die, ondanks een expliciete toezegging daarover, niet tijdig gereageerd zou hebben tijdens het vooroverleg over de ondernemingsstructuur. Het kan de Belastingdienst worden aangerekend in de laatste maanden van 2010 niet snel gereageerd te hebben met het verschaffen van een nadere motivering van een afwijzend standpunt ten aanzien van de voorgelegde herstructureringsvariant. Dit laat onverlet dat niet aan het bezitsvereiste voor de bedrijfsopvolging is voldaan. De commissie ziet geen aanleiding om de staatssecretaris van Financiën alsnog ertoe te bewegen af te zien van toepassing van de bezitseis en de opgelegde aanslagen erfbelasting te verminderen.

NTFR 2018/323 - Advocaat-generaal adviseert prejudiciële vragen over aftrekrecht omzetbelasting ter zake van betaalde schadevergoeding

ECLI:NL:PHR:2017:1440, datum uitspraak 19-12-2017, publicatiedatum 19-01-2018
Aflevering 6, gepubliceerd op 08-02-2018 met annotatie van mr. A. Vroon
Belanghebbende heeft op 14 oktober 2009 met de gemeente een overeenkomst gesloten met betrekking tot de ontwikkeling van nieuwbouw op vier locaties binnen de gemeente, de voorzieningenclusters A, B, C en D. Tevens zijn zij overeengekomen dat de gemeente de benodigde gronden verkoopt en levert aan belanghebbende. Op 31 oktober 2013 heeft belanghebbende kenbaar gemaakt dat zij de overeenkomst, voor zover die ziet op de voorzieningenclusters A en B, niet gestand wil doen. Vervolgens hebben de gemeente en belanghebbende op 8 december 2014 een nieuwe overeenkomst gesloten, die er onder meer toe strekt dat de eerdere overeenkomst, voor zover die ziet op de voorzieningenclusters A en B, niet zal worden uitgevoerd. In die nieuwe overeenkomst is onder meer bepaald dat belanghebbende de gemeente een schadevergoeding van € 2.300.000 betaalt wegens het niet afnemen van de gronden in de genoemde voorzieningenclusters. De gemeente heeft voor dit bedrag, vermeerderd met € 483.000 aan omzetbelasting, aan belanghebbende een factuur uitgereikt.

NTFR 2018/324 - Toelichting Tabel I

Aflevering 6, gepubliceerd op 08-02-2018
Dit besluit is een actualisering van het besluit van 28 augustus 2017, nr. 2017-168377 (NTFR 2017/2472), beter bekend onder ‘Toelichting Tabel I’. Er zijn een aantal tekstuele wijzigingen en inhoudelijke aanwijzingen opgenomen.

NTFR 2018/327 - Correctie aanpassing tarieven BPM

Aflevering 6, gepubliceerd op 08-02-2018
De staatssecretaris van Financiën heeft in een wijzigingsregeling een aantal in art. 9, lid 1 en 2, Wet BPM 1992 opgenomen tarieven gewijzigd. De wijziging is een correctie van een eerdere aanpassing die abusievelijk niet op juiste wijze is meegenomen in de Bijstellingsregeling accijns, belasting van personenauto’s en motorrijwielen, motorrijtuigenbelasting, belastingen op milieugrondslag en Provinciewet 2018 (Stcrt. 2017, 70523). De bedragen in de vierde kolom van de tabellen in art. 9, lid 1 en 2, Wet BPM 1992 worden ingevolge artikel XII van de Wet uitwerking autobrief II verlaagd met 4,41%. De regeling werkt terug tot en met 1 januari 2018.

NTFR 2018/328 - Ook onzorgvuldig tot stand gekomen uitspraak op bezwaar is een beschikking in de zin van de dwangsomregeling

ECLI:NL:HR:2018:96, datum uitspraak 26-01-2018, publicatiedatum 26-01-2018
Aflevering 6, gepubliceerd op 08-02-2018 met annotatie van mr. J.W. Bosman
Na op 26 maart 2015 bezwaar te hebben gemaakt tegen de WOZ-beschikking en aanslag OZB, heeft belanghebbende de heffingsambtenaar op 7 januari 2016 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig doen van uitspraken op bezwaar. Op 18 januari 2016 heeft de heffingsambtenaar alsnog die uitspraken gedaan en de bezwaren, naar later bleek ten onrechte, niet-ontvankelijk verklaard. Belanghebbende heeft voor het hof gesteld dat hij recht heeft op een dwangsom wegens zeer onzorgvuldig handelen van de gemeente. De beslissing van 18 januari 2016 kan volgens hem niet worden opgevat als een uitspraak op bezwaar. Hof Den Haag (17 mei 2017, nr. 16/00493, NTFR 2017/1408) heeft die stelling niet behandeld. Daarover wordt in cassatie terecht door belanghebbende geklaagd. Tot succes leidt dit echter niet voor hem. De heffingsambtenaar heeft namelijk binnen de termijn van twee weken na ontvangst van de ingebrekestelling uitspraken op bezwaar gedaan. Alsdan is hij geen dwangsom verschuldigd geworden. Niet van belang is of de heffingsambtenaar onzorgvuldig heeft gehandeld, omdat ook een onzorgvuldig tot stand gekomen uitspraak op bezwaar moet worden aangemerkt als een beschikking ex art. 4:17 Awb.

NTFR 2018/329 - 'Telefonische hoorzitting' die slechts betrekking heeft op proceskostenvergoeding in bezwaar is geen hoorzitting; hof heeft terecht geen punt toegekend

ECLI:NL:HR:2018:94, datum uitspraak 26-01-2018, publicatiedatum 26-01-2018
Aflevering 6, gepubliceerd op 08-02-2018 met annotatie van mr. drs. F de Jong
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting. De heffingsambtenaar heeft hem uitgenodigd voor een ‘telefonische hoorzitting’. Daarbij is direct aan belanghebbende medegedeeld dat de naheffingsaanslag zal worden vernietigd, en dat het telefoongesprek daarom alleen nog betrekking zou hebben op de proceskostenvergoeding. Het telefoongesprek heeft vervolgens plaatsgevonden tussen de heffingsambtenaar en de gemachtigde van belanghebbende. Volgens Hof Amsterdam (5 september 2017, nr. 16/00535, NTFR 2017/2728) heeft belanghebbende recht op een proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase, maar niet voor het telefonische hoorgesprek. De Hoge Raad onderschrijft dat laatste oordeel. De ‘telefonische hoorzitting’ had namelijk slechts betrekking op de proceskostenvergoeding van de bezwaarfase en niet op de beslissing op het bezwaar. Alsdan kan dit telefoongesprek niet op één lijn worden gesteld met het verschijnen ter hoorzitting als bedoeld in art. 7:2, lid 1, Awb.

NTFR 2018/335 - Frankrijk mag socialezekerheidsbijdragen heffen op vermogensinkomsten van ingezetenen die in een derde land wonen en werken

Aflevering 6, gepubliceerd op 08-02-2018 met annotatie van drs. J.R. Schaap
heffing over inkomsten uit kapitaal als bijdrage aan financiering socialezekerheidsstelsel lidstaat, natuurlijke personen die zijn aangesloten bij een socialezekerheidsstelsel van een derde land, vrij verkeer van kapitaal, vrijstelling burgers EU die zijn aangesloten bij socialezekerheidsstelsel van een andere lidstaat