Aflevering 24

Gepubliceerd op 16 juni 2016

NTFR 2016/1515 - Over outbound dividend, kostentoerekening en inningskosten. Het mysterie in de zaak Société Générale

Aflevering 24, gepubliceerd op 16-06-2016 geschreven door prof. dr. H. Vermeulen
De gevoegde zaken Miljoen, X en Société Générale zijn in verschillende opzichten opzienbarend.HvJ 17 september 2015, gevoegde zaken C-010/14 (Miljoen), C-14/14 (X) en C-17/14 (Société Générale), NTFR 2015/2590, met commentaar van Vleggeert. Met relatief korte overwegingen besliste het HvJ bijvoorbeeld dat het heffingvrije vermogen een brongebonden post betreft, dat een buitenlands natuurlijk persoon die een Nederlands dividend ontvangt recht heeft op het volledige heffingvrij vermogen en dat de box 3-belastingdruk over de periode van een kalenderjaar moet worden bepaald. Mij intrigeert vooral de mysterieuze overweging van het HvJ dat een buitenlands lichaam dat een Nederlands dividend ontvangt weliswaar een met een binnenlandse dividendontvanger vergelijkbare druk moet ervaren, maar dat bij de berekening van de toerekenbare kosten kort gezegd slechts inningskosten van het dividend mogen worden meegenomen. Het HvJ lijkt te zeggen dat het buitenlands lichaam dat een Nederlands dividend ontvangt een binnenlandse behandeling moet krijgen maar toch niet onverkort. Een mysterie, dat ik graag zou ontrafelen.

NTFR 2016/1520 - Tweede Kamervragen beantwoord over de fiscale behandeling van zzp’ers

Aflevering 24, gepubliceerd op 16-06-2016
De staatssecretaris van Financiën heeft Tweede Kamervragen beantwoord over de fiscale behandeling van zzp’ers. Daarin meldt hij dat de Belastingdienst en het UWV als zij rechtstreeks zzp’ers inhuren maatregelen hebben getroffen om te bewerkstelligen dat deze buiten dienstbetrekking kunnen werken. De Belastingdienst en het UWV zullen echter, net zoals andere opdrachtgevers moeten doen, in hun processen moeten borgen dat er ook feitelijk geen sprake is van een dienstbetrekking.

NTFR 2016/1521 - Overeenkomst tussen bijstandsgerechtigde en stichting met als doel detachering bij derden is geen arbeidsovereenkomst of inleenovereenkomst

ECLI:NL:PHR:2016:297, datum uitspraak 14-04-2016, publicatiedatum 29-04-2016
Aflevering 24, gepubliceerd op 16-06-2016 met annotatie van mr. J. van de Merwe
Belanghebbende ontving bijstand van de gemeente Meerssen op grond van de WWB. De gemeente heeft de stichting E opdracht gegeven om WWB-gerechtigden in dienst te nemen en te detacheren bij inlenende bedrijven. Op 25 oktober 2010 is belanghebbende met E een overeenkomst voor bepaalde tijd aangegaan die E aanduidt als ‘werkgever’ en belanghebbende als ‘werknemer’, en die een ‘salaris’ bepaalt gelijk aan de WWB-uitkering van belanghebbende. Een kennismakingsgesprek voor een werkplek bij de buitendienst van G is niet doorgegaan wegens een longinfectie bij de belanghebbende, die zich op 21 januari 2011 heeft ziek gemeld bij E. Toen op 22 april 2011 de overeenkomst van rechtswege eindigde, had de belanghebbende noch bij een inlener noch anderszins gewerkt. De aanvraag van belanghebbende voor een uitkering op grond van de Ziektewet is door het UWV afgewezen wegens het ontbreken van een privaatrechtelijke dienstbetrekking, met name van de daarvoor vereiste arbeid.

NTFR 2016/1522 - Box 3-heffing voor niet verhuurde woning is niet strijdig met Europeesrechtelijk eigendomsrecht

ECLI:NL:HR:2016:1129, datum uitspraak 10-06-2016, publicatiedatum 10-06-2016
Aflevering 24, gepubliceerd op 16-06-2016 met annotatie van dr. A. Rozendal
Belanghebbende woont in Noorwegen en beschikt over een woning in Nederland die hij gebruikt als hij in Nederland verblijft. De woning wordt niet verhuurd. In geschil is of de box 3-heffing van 4% van de WOZ-waarde van deze woning in 2011 strijdig is met art. 1 EP (bij het EVRM). Anders dan A-G Niessen (4 februari 2016, nr. 14/05020, NTFR 2016/743) beantwoordt de Hoge Raad die vraag ontkennend, mede onder verwijzing naar de ruime beoordelingsvrijheid van de wetgever en het op 2010 betrekking hebbende HR 3 april 2015, nr. 13/04247, NTFR 2015/1298. Ook hier, voor 2011, is niet komen vast te staan dat het destijds door de wetgever voor een lange reeks van jaren veronderstelde rendement van 4% voor particuliere beleggers niet meer haalbaar was. Voor het aannemen van een inbreuk op genoemd art. 1 is niet voldoende dat het rendement van de woning structureel blijft beneden de 4% van het daarin geïnvesteerde vermogen.

NTFR 2016/1532 - Tot heffingsgrondslag zuiveringsheffing behoren slechts afgevoerde stoffen die rioolwaterzuiveringsinstallatie hebben bereikt

ECLI:NL:HR:2016:752, datum uitspraak 29-04-2016, publicatiedatum 29-04-2016
Aflevering 24, gepubliceerd op 16-06-2016 met annotatie van mr. H Spaermon
Belanghebbende beschikt over een aantal tanks voor opslag van mestvloeistof. De tanks zijn geplaatst in lekbakken die zijn aangesloten op het gemeenteriool. De riolering eindigt in een rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) van het waterschap Salland. Door een lekkage is 1.214 m3 mestvloeistof in de riolering terechtgekomen. Belanghebbende heeft 715 m3 daarvan zelf opgepompt uit de riolering en afgevoerd met tankauto’s. Het resterende deel heeft de RWZI bereikt. Het waterschap heeft zuiveringsheffing geheven over 1.214 m3 meststof. Hof Den Bosch 23 juli 2014, nrs. 13/00910 t/m 13/00913, (NTFR 2015/697) heeft het waterschap in het gelijk gesteld. De verordening merkt immers het brengen van stoffen op een riolering als belastbaar feit aan, aldus het hof. In cassatie betoogt belanghebbende dat alleen stoffen die de RWZI hebben bereikt in de heffing mogen worden betrokken. De meststoffen die zijzelf uit het gemeenteriool heeft opgepompt, moeten buiten beschouwing blijven, aldus belanghebbende. De Hoge Raad stelt belanghebbende in het gelijk. In de verordening van het waterschap Salland is het belastbare feit beperkt tot het brengen van stoffen op een zuiveringstechnisch werk in beheer bij het waterschap. Dit betekent dat stoffen die worden gebracht op een riolering en die voordat zij een zuiveringstechnisch werk in beheer bij het waterschap hebben bereikt uit de riolering worden verwijderd, niet in de zuiveringsheffing kunnen worden betrokken. Volgt vernietiging en verwijzing.

NTFR 2016/1535 - Slechts éénmaal griffierecht bij hoger beroepen tegen uitspraak in hoofdzaak en tegen afzonderlijke uitspraak op verzoek om schadevergoeding

Aflevering 24, gepubliceerd op 16-06-2016 met annotatie van mr. M.H. Hogendoorn
In een beroepsprocedure heeft de rechtbank op 10 september 2013 uitspraak gedaan in de hoofdzaak waarna op 18 juli 2014 uitspraak is gedaan op het verzoek van belanghebbende om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. Tegen beide uitspraken is tijdig hoger beroep ingesteld. Het hof heeft tweemaal griffierecht geheven. Naar het oordeel van de Hoge Raad is dat onjuist. De keuze van de rechter om in één zaak met toepassing van art. 8:73, lid 2, Awb afzonderlijk te beslissen over de hoofdzaak en over een verzoek tot vergoeding van immateriële schade, mag niet tot gevolg hebben dat een belanghebbende bij het aanwenden van rechtsmiddelen tegen beide beslissingen tweemaal griffierecht verschuldigd is. De Hoge Raad draagt de griffier van het hof op het te veel betaalde griffierecht aan belanghebbende terug te betalen.

NTFR 2016/1547 - Overeenkomst met Zwitserland over fiscale kwalificatie besloten fonds voor gemene rekening

Aflevering 24, gepubliceerd op 16-06-2016
De bevoegde autoriteiten van Nederland en Zwitserland hebben een overeenkomst gesloten over de toepassing van het belastingverdrag op – investeerders in – een Nederlands besloten fonds voor gemene rekening (besloten FGR) en op – investeerders in – een Zwitsers limited partnership for collective capital investment (LP). Volgens die overeenkomst wordt zowel een besloten FGR als een LP als fiscaal transparant aangemerkt. Dit betekent dat de inkomsten van het fonds worden toegerekend aan de investeerders en dat het fonds zelf niet gerechtigd is tot de verdragsvoordelen. Wel kan een besloten FGR dat in Nederland gevestigd is, namens de investeerders die inwoner zijn van Nederland een beroep doen op de verdragsvoordelen. Is het belang van investeerders die inwoner zijn van Nederland groter dan 95%, dan kan het fonds, onder omstandigheden, ook namens de investeerders die inwoner zijn van een derde staat een beroep doen op het belastingverdrag tussen Zwitserland en die derde staat. Soortgelijke (spiegelbeeldige) regelingen zijn getroffen voor een LP dat is gevestigd in Zwitserland. De volledige tekst van de overeenkomst met Zwitserland is als brondocument bijgevoegd, evenals een door het Ministerie van Financiën uitgebracht nieuwsbericht. In dit nieuwsbericht wordt tevens melding gemaakt van een overeenkomst met Zwitserland over de fiscale aspecten van (onder meer) de fiscale beleggingsinstelling. Hieraan besteden we separaat aandacht.