Aflevering 7

Gepubliceerd op 14 februari 2023

NTFR 2023/213 - Technoleasedossiers kennelijk geheimer dan de moord op J.F.K.

Aflevering 7, gepubliceerd op 14-02-2023 geschreven door prof. dr. P.H.J. Essers
Onlangs werd bekend dat de Algemene Rekenkamer heeft besloten haar uitgebreide onderzoekdossiers over de Technoleaseaffaire van de jaren negentig van de vorige eeuw over te dragen aan het Nationaal Archief. Deze overdracht wordt gedaan met het advies aan het Nationaal Archief om daarbij een beperking van maar liefst 75 jaar in acht te nemen. Dat zou betekenen dat deze dossiers na ruim 25 jaar bij de Algemene Rekenkamer te zijn opgeborgen nog eens 75 jaar extra achter slot en grendel bij het Nationaal Archief voor het publiek verdwijnen. De uiteindelijke beslissing hierover is aan het Nationaal Archief. Als men bedenkt dat eind vorig jaar het grootste deel van de laatste nog niet prijsgegeven dossiers over de in 1963 gepleegde moord op John F. Kennedy publiek zijn gemaakt, dan dringt de conclusie zich op dat de kennis die de Algemene Rekenkamer met haar bevoegdheden voor onderzoek op grond van de Comptabiliteitswet heeft vergaard over de Technoleasezaak, kennelijk nog meer wordt afgeschermd dan de archieven over de moord op de Amerikaanse president Kennedy.

NTFR 2023/219 - Nieuw Besluit Jaarwinst

Aflevering 7, gepubliceerd op 14-02-2023
Dit besluit is een samenvoeging van vier besluiten over winstbepaling voor de jaarwinst. De besluiten zijn samengevoegd om het overzicht voor en de bekendheid bij de gebruiker te vergroten en het actualiseren te vereenvoudigen.

NTFR 2023/223 - Verplichte minimumrekenrente van 4% bij waardering pensioenverplichting niet in strijd met art. 1 EP EVRM

ECLI:NL:PHR:2023:70, datum uitspraak 16-01-2023, publicatiedatum 03-02-2023
Aflevering 7, gepubliceerd op 14-02-2023 met annotatie van mr. E. Alink
A-G Wattel heeft geconcludeerd in drie zaken (nrs. 20/02644, 20/03460 en 22/01773) waarin de juridische houdbaarheid aan de orde is van de wettelijk verplichte minimumrekenrente van 4% in art. 3.29 Wet IB 2001 bij de fiscale waardering van pensioen- en stamrechtverplichtingen in eigen beheer. Die rekenrente is zeker na de kredietcrisis (veel) hoger gebleken dan de marktrente op langlopende leningen en leidt daardoor tot te lage waardering van pensioenverplichtingen in eigen beheer, zulks in strijd met het overigens bij de fiscale winstbepaling verplichte goede koopmansgebruik waarop de wetgever met art. 3.29 Wet IB 2001 doelbewust inbreuk maakte.

NTFR 2023/229 - Documenten over Besluiten verrekenprijzen en winstallocatie

Aflevering 7, gepubliceerd op 14-02-2023
De minister van Financiën heeft documenten openbaar gemaakt met informatie over twee besluiten: het Besluit verrekenprijzen, toepassing van het arm’s-lengthbeginsel en de Transfer Pricing Guidelines for Multinational Enterprises and Tax Administrations (OESO-richtlijnen) en het (concept van het) Besluit winstallocatie vaste inrichtingen.

NTFR 2023/231 - Internetconsulatie Tijdelijke wet inframarginale elektriciteitsheffing

Aflevering 7, gepubliceerd op 14-02-2023
De Tijdelijke wet inframarginale elektriciteitsheffing is in internetconsultatie. Met het conceptwetsvoorstel wordt aan elektriciteitsproducenten in Nederland met een productie-installatie vanaf 1 MW een heffing opgelegd voor marktinkomsten boven een vrijgesteld bedrag per MWh voor de periode december 2022-juni 2023. Deze heffing is verplicht volgens Verordening (EU) 2022/1854 betreffende een noodinterventie in verband met hoge energieprijzen.

NTFR 2023/234 - Uitspraak HvJ EU over UBO-register heeft geen invloed op initiatiefwetsvoorstel centraal aandeelhoudersregister

Aflevering 7, gepubliceerd op 14-02-2023
Een centraal aandeelhoudersregister zoals voorgesteld in het initiatiefwetsvoorstel is niet publiek toegankelijk. Zo kan, in tegenstelling tot het UBO-register van voor 22 november 2022, geen sprake zijn van misbruik van persoonsgegevens zoals omschreven in de uitspraak doordat de persoonsgegevens niet openlijk kunnen worden geraadpleegd, opgeslagen en verspreid.

NTFR 2023/235 - Verlaagd btw-tarief voor verstrekking niet-gecategoriseerde accommodatie? (prej.vr. zaak Valentina Heights)

Aflevering 7, gepubliceerd op 14-02-2023
Valentina Heights exploiteert een toeristencomplex in de Bulgaarse stad Bansko. Zij beheert, onderhoudt en verhuurt dit complex in naam van de eigenaars. Ter zake van de verstrekking van accommodatie aan gasten heeft Valentina Heights het verlaagde btw-tarief gehanteerd. Vanaf 7 maart 2019 is de classificatie van de accommodatie als ‘gastenverblijf’ door de burgemeester van Bansko ingetrokken. De Bulgaarse belastingdienst meent daarom dat vanaf dat moment het verlaagde btw-tarief niet meer van toepassing is, aangezien volgens de Bulgaarse wet voor het verlaagd tarief voor hoteldiensten is vereist dat de accommodatie in een categorie is ingedeeld overeenkomstig de nationale wetgeving.

NTFR 2023/236 - Terechte beëindiging teruggaafprocedure na niet-verstrekken gegevens? (prej.vr. zaak Slovenské Energetické Strojárne)

Aflevering 7, gepubliceerd op 14-02-2023
Verzoekster (Slovenské Energetické Strojárne) is een Sloveens bedrijf actief in de energiesector. Zij heeft vanaf juni 2020 installatie- en montagewerkzaamheden verricht in Hongarije. Daarbij heeft zij in Hongarije diverse goederen aangekocht en diensten afgenomen. In 2021 heeft verzoekster via Richtlijn 2008/9/EG verzocht om teruggaaf van de Hongaarse btw. De Hongaarse belastingdienst heeft verzoekster vervolgens om aanvullende gegevens verzocht, die door verzoekster niet zijn aangeleverd. Na afwijzing van het teruggaafverzoek heeft verzoekster bezwaar ingesteld en tegelijk met het bezwaarschrift de verzochte informatie overgelegd.

NTFR 2023/237 - Huisartsen verrichten btw-vrijgestelde prestaties voor samenwerkingsverband dat zorgbehandelplannen ontwikkelt

ECLI:NL:PHR:2022:1246, datum uitspraak 30-12-2022, publicatiedatum 27-01-2023
Aflevering 7, gepubliceerd op 14-02-2023 met annotatie van mr. drs. W.A.P. Nieuwenhuizen
Belanghebbenden zijn werkzaam op het gebied van de medische zorgverlening aan individuele patiënten in de eerste lijn, waaronder huisartsen. Daarnaast zijn zij als ‘eerstelijnszorgpartner’ verbonden aan een samenwerkingsverband waarbinnen een aantal beroepsbeoefenaren die eerstelijnsgezondheidszorg leveren, structureel met elkaar samenwerken. In werkgroepen organiseren en coördineren zij ‘geïntegreerde eerstelijnszorg’ (GEZ).

NTFR 2023/238 - Autohandelaar heeft bewust de bestemming van verkochte auto’s verhuld

ECLI:NL:GHARL:2022:10306, datum uitspraak 29-11-2022, publicatiedatum 09-12-2022
Aflevering 7, gepubliceerd op 14-02-2023 met annotatie van mr. E.H.A.M. Thijssen
Belanghebbende handelt in personenauto’s die zij voor ongeveer 95% inkoopt bij leasemaatschappijen. De auto’s worden verkocht aan afnemers in binnen- en buitenland. Naar aanleiding van een boekenonderzoek heeft de inspecteur het nultarief voor intracommunautaire leveringen geweigerd wegens fraude en heeft in verband daarmee aan belanghebbende naheffingsaanslagen OB met vergrijpboetes opgelegd. Het hof laat, evenals de rechtbank, de naheffingsaanslagen in stand. Het hof is van oordeel dat belanghebbende zich schuldig heeft gemaakt aan fraude. Het hof overweegt daartoe dat belanghebbende opzettelijk bewijs heeft gemanipuleerd en valse verklaringen heeft gegeven en daarmee de bestemming van de auto’s heeft verhuld. Daarmee kan belanghebbende niet worden aangemerkt als een bedachtzame marktdeelnemer. Verder overweegt het hof dat door te handelen zoals belanghebbende heeft gedaan, de identiteit van haar afnemers verborgen is gebleven. Het hof is van oordeel dat de inspecteur terecht het nultarief heeft geweigerd, maar vermindert de vergrijpboetes nog wel vanwege overschrijding van de redelijke termijn.

NTFR 2023/239 - Btw-heffing over goederenvervoer naar Marokko voor particulieren is beperkt tot het Nederlandse deel

ECLI:NL:GHDHA:2022:2281, datum uitspraak 03-11-2022, publicatiedatum 24-11-2022
Aflevering 7, gepubliceerd op 14-02-2023 met annotatie van drs. M.J.M.A. Toet MSc
goederenvervoersdienst; vergrijpboete; (voorwaardelijk) opzet; redelijke termijn; omkering en verzwaring bewijslast; redelijke schatting; boekenonderzoek; heffingsbevoegdheid Nederland; behoorlijk handelend bestuursorgaan; vangnetbepaling; plaats van dienst; Unietrouw

NTFR 2023/245 - Dwangsomregeling van toepassing op verzoek om ambtshalve vermindering van belastingaanslag; burgerlijke rechter in dat geval bevoegd

ECLI:NL:HR:2023:134, datum uitspraak 03-02-2023, publicatiedatum 03-02-2023
Aflevering 7, gepubliceerd op 14-02-2023 met annotatie van mr. P.A. Caljé
Deze procedure bij de civiele kamer van de Hoge Raad betreft een vordering tot cassatie in het belang der wet. Deze vordering is ingesteld door de P-G (11 juli 2022, ECLI:NL:PHR:2022:690, NTFR 2022/2871) en is gericht tegen een vonnis van de kantonrechter te Roermond.

NTFR 2023/247 - Hof mocht aanbod getuigenbewijs onbehandeld laten

ECLI:NL:HR:2023:133, datum uitspraak 03-02-2023, publicatiedatum 03-02-2023
Aflevering 7, gepubliceerd op 14-02-2023 met annotatie van mr. M. van Leeuwen
In deze procedure heeft de Hoge Raad eerder geoordeeld (HR 14 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1449, NTFR 2022/3507) dat het hof ten onrechte niet heeft beslist op een getuigenbewijsaanbod door belanghebbende. Redengevend daarvoor was dat in de uitnodigingsbrief voor de zitting niet zou zijn vermeld dat partijen getuigen kunnen meenemen. Nadien is gebleken dat deze mededeling wél in de uitnodigingsbrief was vermeld. Daarom wordt in HR 3 februari 2023, ECLI:NL:HR:2023:131 het arrest van 14 oktober 2022 vervallen verklaard en is bepaald dat het geding wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond toen dat arrest werd gewezen. Vervolgens is in het onderhavige arrest HR 3 februari 2023, ECLI:NL:HR:2023:133 geoordeeld dat als een partij een getuigenbewijsaanbod doet, de rechter in beginsel kan volstaan met de mededeling dat hij gelegenheid biedt tot uitvoering van dat aanbod, bijvoorbeeld door partijen in de uitnodigingsbrief voor de zitting erop te wijzen dat ze getuigen kunnen meenemen of oproepen. In dit geval is aan belanghebbende een uitnodigingsbrief met een zodanige mededeling verzonden, zodat het hof het gedane getuigenbewijsaanbod onbehandeld kon laten.

NTFR 2023/248 - Hoge Raad buigt bewijsoordeel van hof over beboetbaar feit bij

ECLI:NL:HR:2023:97, datum uitspraak 03-02-2023, publicatiedatum 03-02-2023
Aflevering 7, gepubliceerd op 14-02-2023 met annotatie van mr. J.M. Sitsen
In een boetezaak heeft hof Amsterdam (15 februari 2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:915, NTFR 2022/2875) geoordeeld dat aannemelijk is dat belanghebbende aanzienlijke bedragen aan inkomsten heeft genoten en dat het aan de opzet van belanghebbende is te wijten dat te weinig belasting is geheven. A-G Niessen heeft in zijn conclusie (HR 31 augustus 2022, ECLI:NL:PHR:2022:783, NTFR 2022/3410) op een ambtshalve bijgebrachte grond geconcludeerd tot vernietiging van de hofuitspraak. Volgens de A-G is het hof bij de beoordeling van de boete namelijk ten onrechte ervan uitgegaan dat de normale bewijsmaatstaf ‘aannemelijk maken’ geldt. Anders dan de A-G ziet de Hoge Raad geen aanleiding tot vernietiging van de hofuitspraak. Zoals in HR 8 april 2022, ECLI:NL:HR:2022:526, NTFR 2022/1628 is overwogen, gelden voor de bestanddelen van een beboetbaar feit – in dit geval dat sprake is van opzet en dat de aanslag te laag is vastgesteld – een verzwaarde bewijslast (‘doen blijken’) voor de inspecteur. Het hof heeft deze bewijsmaatstaf niet miskend. Het hof heeft met zijn oordeel tot uitdrukking willen brengen dat buiten redelijke twijfel is dat het aan opzet van belanghebbende is te wijten dat te weinig belasting is geheven, aldus de Hoge Raad. En ondanks het gebruik van het woord ‘aannemelijk’ moet het ervoor worden gehouden dat het hof heeft bedoeld dat buiten redelijke twijfel vaststaat dat de aanslag op een te laag bedrag is vastgesteld.

NTFR 2023/249 - Aanslag berustte op een redelijke inschatting (art. 81.1 Wet RO)

ECLI:NL:HR:2023:215, datum uitspraak 10-02-2023, publicatiedatum 10-02-2023
Aflevering 7, gepubliceerd op 14-02-2023
Aan belanghebbende zijn voor de jaren 2015 en 2016 aanslagen IB/PVV en boetebeschikkingen opgelegd, nadat zij na uitnodiging, herinnering en aanmaning daartoe geen aangifte had gedaan. In geschil is of de aanslagen en boetes terecht en tot de juiste bedragen zijn opgelegd. Hof Den Haag 4 mei 2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:793, NTFR 2022/2872 heeft geoordeeld dat de hoorplicht niet is geschonden. Verder heeft het Hof vooropgesteld dat nu belanghebbende niet tijdig de vereiste aangifte heeft gedaan de bewijslast wordt omgekeerd en verzwaard en op belanghebbende de last rust te doen blijken, dat wil zeggen overtuigend aan te tonen, dat de aanslag onjuist is. Belanghebbende heeft niet aan haar stelplicht voldaan, nu het is gebleven bij blote stellingen die niet met stukken zijn onderbouwd. Vervolgens is het dan aan de rechter om te beoordelen of de door de inspecteur gemaakte schatting van het belastbare inkomen redelijk is. Vast staat dat de onroerende zaken die op naam staan van belanghebbende volledig bij belanghebbende in aanmerking zijn genomen. De inspecteur heeft geen duidelijkheid verschaft over de omvang van de gezamenlijke grondslag sparen en beleggen van belanghebbende en haar fiscaal partner en de toerekening daarvan. Het hof is van oordeel dat de rechtbank het belastbaar inkomen uit sparen terecht heeft verminderd met de waarde van de onroerende zaak waarvan de echtgenoot van belanghebbende het volledige eigendom houdt. De inspecteur heeft aangevoerd dat belanghebbende geen verklaring heeft gegeven voor de toename van de banksaldi in 2016 en ook geen onderliggende bescheiden heeft overgelegd. De inspecteur heeft ter zitting van het hof desgevraagd toegelicht dat uit de bij de Belastingdienst bekende gegevens is gebleken dat de banksaldi van belanghebbende, de saldi van de beleggingsrekeningen en de waarde van onroerende zaken van belanghebbende in 2016 zijn gestegen. Belanghebbende heeft geen verklaring gegeven voor deze forse vermogenstoename. Een dergelijke verklaring mag wel worden verlangd van belanghebbende, gelet op haar bewijspositie en haar bekendheid met haar vermogen. Met zijn toelichting heeft de inspecteur voldoende aanknopingspunten verschaft voor zijn aanname dat extra gelden zijn verkregen uit een onbekende bron en dus resultaat uit overige werkzaamheden vertegenwoordigen. De aanslagen en boetes zijn terecht opgelegd en de rechtbank heeft de aanslag voor het jaar 2015 terecht verminderd voor zover die ziet op de grondslag sparen en beleggen. Het hof heeft de boete voor het jaar 2015 verminderd wegens wanverhouding.

NTFR 2023/255 - Aansprakelijkgestelde kan zich erop beroepen dat jegens belastingschuldige verdedigingsbeginsel is geschonden

ECLI:NL:HR:2023:176, datum uitspraak 10-02-2023, publicatiedatum 10-02-2023
Aflevering 7, gepubliceerd op 14-02-2023 met annotatie van mr. R.B.H. Beune
C bv exploiteerde in 2008 een uitzendbureau. Naar aanleiding van een boekenonderzoek is aan deze bv een naheffingsaanslag OB over het jaar 2008 opgelegd. Deze naheffingsaanslag is onbetaald gebleven. Daarop heeft de ontvanger belanghebbende als bestuurder aansprakelijk gesteld voor de onbetaald gebleven bedragen van in totaal € 171.800. Hof Den Bosch (NTFR 2021/575) heeft het bedrag van de aansprakelijkstelling verminderd met € 60.895 wegens schending van het Unierechtelijke verdedigingsbeginsel. Volgens het hof is belanghebbende voorafgaand aan de aansprakelijkstelling namelijk niet gehoord over de eventuele aftrekbaarheid van aan de bv in rekening gebrachte omzetbelasting van € 60.895. De Hoge Raad vernietigt de hofuitspraak wegens een motiveringsgebrek. Het hof had namelijk niet voorbij mogen gaan aan het betoog van de ontvanger dat gelet op de geldende jurisprudentie de desbetreffende omzetbelasting hoe dan ook niet voor aftrek in aanmerking zou komen, zodat het horen van belanghebbende niet tot een andere afloop had kunnen leiden. De zaak wordt verwezen naar hof Arnhem-Leeuwarden. In dat verband geeft de Hoge Raad mee dat ook een aansprakelijkgestelde het standpunt kan innemen dat jegens de belastingschuldige het verdedigingsbeginsel is geschonden. Verder kan ook een aansprakelijkgestelde zich op aftrekbaarheid van in rekening gebrachte omzetbelasting beroepen, ook als de belastingschuldige dat niet heeft gedaan. Hij kan dit ook doen als de naheffingsaanslag omzetbelasting al onherroepelijk vaststaat en als de vijfjaarstermijn voor ambtshalve vermindering is verstreken.

NTFR 2023/259 - Bestuurder aansprakelijk voor vergrijpboete van bv als ontvanger overtuigend kan aantonen dat door opzet van bestuurder te weinig belasting is geheven

ECLI:NL:HR:2023:182, datum uitspraak 10-02-2023, publicatiedatum 10-02-2023
Aflevering 7, gepubliceerd op 14-02-2023 met annotatie van mr. R.B.H. Beune
A bv exploiteerde van 2011 t/m 2013 een uitzendbureau. Naar aanleiding van een boekenonderzoek zijn aan deze bv naheffingsaanslagen LB over deze jaren opgelegd. Daarbij is over het tijdvak 2013 ook een vergrijpboete opgelegd. Deze naheffingsaanslagen en boete zijn onbetaald gebleven. Daarop heeft de ontvanger belanghebbende als bestuurder aansprakelijk gesteld voor de onbetaald gebleven bedragen. Hof Den Bosch (NTFR 2021/434) heeft het bedrag van de aansprakelijkstelling in stand gelaten. Volgen het hof is het niet betalen van de belastingschuld het gevolg van aan belanghebbende te wijten kennelijk onbehoorlijk bestuur. De Hoge Raad vernietigt de hofuitspraak wegens een motiveringsgebrek. Het hof heeft namelijk niet onderzocht of de (rechts)personen aan wie de bv – met voorrang boven de ontvanger – betalingen heeft verricht, wel of niet zijn aan te merken als aan de bv gelieerde schuldeisers en, voor zover dat niet het geval is, of belanghebbende als bestuurder van de bv bij die betalingen een persoonlijk belang heeft. Ook acht de Hoge Raad onbegrijpelijk de oordelen van het hof dat de bv over meer goodwill beschikte dan de door haar geactiveerde goodwill, en dat uit gerealiseerde omzet kan worden afgeleid dat sprake is van winstgevendheid en daardoor van goodwill.

NTFR 2023/261 - Dga aansprakelijk voor VPB na verdwenen vermogen van bv’s (art. 81.1 Wet RO)

ECLI:NL:HR:2023:211, datum uitspraak 10-02-2023, publicatiedatum 10-02-2023
Aflevering 7, gepubliceerd op 14-02-2023
Belanghebbende is op grond van art. 40 Iw 1990 bij beschikkingen aansprakelijk gesteld voor de onbetaalde belastingaanslagen in de Vpb over 2008 van de vennootschappen A bv en B bv. Belanghebbende hield samen met twee zonen aandelen in deze vennootschappen. De materiële ondernemingen van de bv’s zijn in 2008 verkocht voor € 4,6 miljoen. In de Vpb-aangiften 2008 voeren beide bv’s een HIR op. De inspecteur heeft deze HIR’s niet geaccepteerd. Eind 2010 zijn de aandelen A bv en B bv gecertificeerd en overgedragen aan twee stichtingen. In 2011 zijn de certificaten verkocht en overgedragen aan een andere stichting. Bij deze laatste stichting zijn belanghebbende en haar zonen niet betrokken. In geschil is of belanghebbende terecht aansprakelijk is gesteld. Hof Arnhem-Leeuwarden 20 april 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:3822, NTFR 2021/1812, heeft geoordeeld dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat het niet aan haar is te wijten dat het vermogen van de vennootschappen ontoereikend was voor het voldoen van de VPB. Bovendien is er volgens het hof sprake van betrokkenheid van belanghebbende bij de na de vervreemding verrichte (onzakelijke) handelingen waardoor de verhaalsmogelijkheden van de ontvanger illusoir zijn geworden. Het hof is voorbijgegaan aan het beroep op de verjaring van de belastingaanslagen omdat dit pas voor het eerst ter zitting is aangevoerd. Deze stelling vergt een nader onderzoek van feitelijke aard en het hof laat het algemeen belang van de doelmatige procesgang prevaleren boven het belang bij het innemen van een nieuwe stelling.

NTFR 2023/263 - Misbruikbepaling in verdrag met Malta verhindert aftrek ter voorkoming van dubbele belasting

ECLI:NL:PHR:2022:991, datum uitspraak 27-10-2022, publicatiedatum 25-11-2022
Aflevering 7, gepubliceerd op 14-02-2023 met annotatie van dr. J. Vleggeert
Belanghebbende is naar Nederlands recht opgericht. Haar zetel is op 1 december 2011 verplaatst naar Malta. Zij werd in 2012-2014 feitelijk op Malta geleid. Haar aandelen worden sinds 30 december 2011 gehouden door een Belgische cv waarin [A] voor 99,99% is gerechtigd en een ander voor 0,01%. [A] is op 1 januari 2012 geëmigreerd naar Frankrijk. Voor 2012 tot en met 2014 wil belanghebbende de objectvrijstelling van art. 15e Wet Vpb 1969 toegekend krijgen voor respectievelijk € 235.453, € 1.095.873 en € 483.077 aan Zwitserse vermogenswinsten c.q. Duitse handelswinst. Belanghebbende wordt in Malta als non-domiciled resident aangemerkt. Zij heeft voor 2012 tot en met 2014 in Malta buitenlands inkomen aangegeven dat niet naar Malta is overgemaakt (income not remitted). Voor 2013 heeft zij in Malta € 1.007.928 Duitse handelswinst aangegeven als buitenlands inkomen dat (wel) belast is in Malta. Zij heeft eveneens in 2013 een dividend ad € 1.008.275 gedeclareerd. Na heffing van Maltese belasting is netto € 655.379 uitgekeerd aan de cv, die op basis van een Maltese teruggaafregeling in 2015 € 302.478 (6/7e deel van de geheven belasting) heeft teruggekregen. De inspecteur heeft in 2012 tot en met 2014 de objectvrijstelling geweigerd.