Aflevering 47

Gepubliceerd op 19 november 2020

NTFR 2020/3306 - Bekendmaking percentage eigenwoningforfait, tabelcorrectiefactor en arbeidskorting 2021

Aflevering 47, gepubliceerd op 19-11-2020
De staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst heeft in een brief aan de Tweede Kamer het percentage eigenwoningforfait 2021, de tabelcorrectiefactor en de arbeidskorting 2021 bekendgemaakt. Daarnaast geeft hij een verduidelijking gegeven over de toepassing van de vrijstelling van overdrachtsbelasting voor anbi’s (waaronder woningcorporaties) bij taakoverdracht.

NTFR 2020/3307 - Tweede deel beantwoording vragen wetgevingsoverleg pakket Belastingpakket 2021

Aflevering 47, gepubliceerd op 19-11-2020
Staatssecretaris Vijlbrief van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst heeft schriftelijk het tweede deel van de vragen beantwoord die zijn opgekomen tijdens het tweede Wetgevende overleg over het Belastingpakket 2021. Daarnaast heeft de staatssecretaris de tweede nota van wijziging op het wetsvoorstel Wet CO2–heffing industrie ingediend. Ook stuurt hij vier uitvoeringstoetsen mee.

NTFR 2020/3314 - Wijziging Regeling groenprojecten

Aflevering 47, gepubliceerd op 19-11-2020
De staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat heeft de ontwerp-wijzigingsregeling houdende tot wijziging van de Regeling groenprojecten 2016 in verband met de aanpassing van de methodiek voor het bepalen van de energieprestatie van gebouwen en de inijking van energielabels in het kader van de voorhangprocedure gestuurd aan de Eerste en Tweede Kamer. Op grond van de voorhangprocedure heeft de Kamer de mogelijkheid zich uit te spreken over de ontwerpregeling. De vaststelling van de ontwerpregeling geschiedt niet eerder dan vier weken nadat de ontwerpregeling aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

NTFR 2020/3316 - Geen renteaftrek op door Luxemburgse moeder verstrekte lening binnen private-equitystructuur

ECLI:NL:GHDHA:2020:2019, datum uitspraak 21-10-2020, publicatiedatum 21-10-2020
Aflevering 47, gepubliceerd op 19-11-2020 met annotatie van mr. drs. J. Bierman
aflossingsschema, aftrekbeperking, compenserende heffing, concern, dubbele zakelijkheidstoets, fonds- en financieringsstructuur, looptijd, niet-verbonden lichaam, onzakelijk omleiding, parallellie, PEC’s, preferred equity certificates, rentelasten, rentevergoeding, retailketen, target, zakelijke overwegingen

NTFR 2020/3319 - Nota van wijziging Wet beperking liquidatie- en stakingsverliesregeling

Aflevering 47, gepubliceerd op 19-11-2020
In de nota naar aanleiding van het verslag werd verduidelijkt dat voor de toepassing van de temporele voorwaarde een specifieke doorkijkbepaling gaat gelden (het nieuwe art. 13d, lid 15). Het kabinet heeft nu de wet ook in overeenstemming gebracht met de werking van de temporele doorkijkbepaling, waardoor de algemene doorkijkbepaling van het huidige vijfde lid (straks het achtste lid) niet geldt voor de temporele voorwaarde. Verder wordt in de wettekst toegevoegd dat voor de temporele doorkijkbepaling dezelfde verzwaarde bewijslast geldt als voor de temporele voorwaarde. In beide gevallen moet de belastingplichtige ‘doen blijken’ dat de latere vereffening niet is gericht op het ontgaan of uitstellen van de heffing van vennootschapsbelasting. Daarnaast moet de belastingplichtige doen blijken dat de vereffening van het vermogen van de tussenhoudster is voltooid.

NTFR 2020/3320 - Verlengde navorderingstermijn schenkbelasting is geen schending van art. 63 VWEU

ECLI:NL:HR:2020:1600, datum uitspraak 09-10-2020, publicatiedatum 09-10-2020
Aflevering 47, gepubliceerd op 19-11-2020 met annotatie van mr. D. van Beelen
Op 7 juli 1998 is ten name van belanghebbende bij een in Zwitserland gevestigde bank een bankrekening geopend. Op deze rekening is in 1998 geld gestort dat is geschonken door de vader van belanghebbende. Van de schenking is geen aangifte gedaan. Op 5 november 2005 is de vader van belanghebbende overleden. De inspecteur heeft op 15 september 2015 aan belanghebbende een navorderingsaanslag in het recht van schenking opgelegd met toepassing van de verlengde navorderingstermijn van art. 66, lid 1, SW 1956. Die verlengde termijn houdt in dat de twaalfjaarstermijn voor het opleggen van een navorderingsaanslag schenkbelasting, ingeval geen aangifte is gedaan, pas ingaat na de dag van inschrijving van de akte van overlijden van de schenker in de registers. Hof Arnhem-Leeuwarden (12 november 2019, nr. 18/00956, NTFR 2019/3001) heeft geoordeeld dat de schenking onder het begrip ‘het verrichten van financiële diensten’ valt, zodat de standstillbepaling van toepassing is op de verlengde navorderingstermijn. De vraag of sprake is van schending van art. 63 VWEU (recht op vrij kapitaalverkeer) behoeft volgens het hof daarom geen behandeling meer. Ook de Hoge Raad laat de navorderingsaanslag in stand. Volgens de Hoge Raad vormt de heffing niet een door art. 63 VWEU verboden beperking. Onder verwijzing naar HR 26 februari 2010, nr. 43.050bis, NTFR 2010/1006 heeft de Hoge Raad overwogen dat indien aanwijzingen zijn verkregen over het bestaan van een buitenlandse bankrekening, de navorderingsaanslag moet worden opgelegd binnen de termijn die nodig is om de noodzakelijke inlichtingen te verkrijgen en om aan de hand van die gegevens een aanslag vast te stellen. Nu belanghebbende daarover niets heeft gesteld, wordt ervan uitgegaan dat het opleggen van de navorderingsaanslag geen belemmering vormt. De toepasselijkheid van de standstillbepaling is daarom niet meer van belang.

NTFR 2020/3322 - Wijzigingen wetsvoorstel Wet differentiatie overdrachtsbelasting

Aflevering 47, gepubliceerd op 19-11-2020
Als onderdeel van het gehele pakket wetten behorend bij het Belastingplan 2021 heeft de Tweede Kamer op 12 november 2020 ook het wetsvoorstel Wet differentiatie overdrachtsbelasting (Kamerstukken 33 576) aangenomen. Het wetsvoorstel is door twee nota’s van wijziging en met name door drie amendementen substantieel aangepast. Tot slot zijn er nog een aantal toezeggingen gedaan voor de overdrachtsbelasting bij een taakoverdracht door woningcorporaties. Hierna behandelen we die aanpassingen en ontwikkelingen.

NTFR 2020/3325 - Aftrek voorbelasting als bedrijfsbelang vereist dat woonruimte aan buitenlandse arbeidskrachten ter beschikking wordt gesteld

ECLI:NL:HR:2020:1777, datum uitspraak 13-11-2020, publicatiedatum 13-11-2020
Aflevering 47, gepubliceerd op 19-11-2020 met annotatie van mr. M. Soltysik
Belanghebbende heeft een uitzendbureau. Voor buitenlandse arbeidskrachten stelt belanghebbende woonruimte (hotels, pensions, vakantiewoningen) ter beschikking in de nabijheid van de werkplek. De arbeidskrachten betalen hiervoor geen vergoeding. In geschil is of voorbelasting die in rekening is gebracht bij belanghebbende voor aftrek in aanmerking komt. Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden (16 oktober 2018, nr. 17/00406, NTFR 2018/2741) is aftrek uitgesloten op grond van art. 1, lid 1, onderdeel c, BUA (personeelsverstrekking). Het ter beschikking stellen van de woonruimte ziet immers bij uitstek op de bevrediging van de behoeften van de buitenlandse uitzendkrachten, die zonder dergelijke woonruimte niet naar Nederland zouden komen om te werken. De Hoge Raad vernietigt de hofuitspraak. De in art. 1, lid 1, onderdeel c, BUA bedoelde uitsluiting van aftrek is niet van toepassing indien bijzondere omstandigheden de ondernemer dwingen tot het afnemen van de desbetreffende goederen of diensten. Die uitzondering doet zich voor indien de uitgaven voor die goederen of diensten primair worden gedaan in het belang van de onderneming, en het persoonlijke voordeel van de werknemer voor de werkgever van ondergeschikt belang is. Voor de beoordeling daarvan heeft het hof ten onrechte betekenis toegekend aan de omstandigheid dat de uitzendkrachten zelf kiezen voor werk bij belanghebbende. Wel is relevant of er omstandigheden waren die belanghebbende ertoe dwongen buitenlandse arbeidskrachten te werven. Bovendien is onbegrijpelijk dat het hof heeft geoordeeld dat niet aannemelijk is dat de huisvestiging noodzakelijk is om buitenlandse arbeidskrachten te komen.

NTFR 2020/3329 - Wijziging Uitvoeringsregeling accijns door introductie nieuw tabaksaccijnszegel per 1 januari 2021

Aflevering 47, gepubliceerd op 19-11-2020
De staatssecretaris van Financiën wijzigt de Uitvoeringsregeling accijns. Deze wijzigingen houden verband met de introductie van een nieuwe accijnszegel met ingang van 1 januari 2021. De overgang van de ‘oude’ accijnszegel naar de ‘nieuwe’ accijnszegel voor de uitslag tot verbruik zal per 1 januari 2021 plaatsvinden. Omdat het bedrijfsleven mogelijk op 31 december 2020 nog voorraden ‘oude’ accijnszegels heeft, is bepaald dat tabaksproducten nog tot en met 31 maart 2021 bij de uitslag tot verbruik mogen zijn voorzien van een ‘oude’ accijnszegel, mits hierop de juiste tariefcode is vermeld. De nieuwe tariefcodes voor sigaretten en rooktabak in verband met de verhoging van de accijns op tabaksproducten met ingang van 1 januari 2021 zijn in deze regeling vastgesteld.

NTFR 2020/3330 - Teruggaafverzoek BPM wegens export ten dele ten onrechte geweigerd

ECLI:NL:HR:2020:1779, datum uitspraak 13-11-2020, publicatiedatum 13-11-2020
Aflevering 47, gepubliceerd op 19-11-2020 met annotatie van mr. J. Rolleman
Belanghebbende is een opvolgende eigenaar van de onderhavige auto. Zij heeft in september 2014 teruggaaf van € 7.185 aan BPM verzocht vanwege de export van de auto naar Duitsland. De auto was eerder door vorige opvolgende eigenaren geëxporteerd en vervolgens weer geïmporteerd. De ter zake van die import aangegeven BPM was door de vorige eigenaar niet betaald. Daarom heeft de inspecteur het teruggaafverzoek geweigerd. De RDW heeft aan de importeur een kentekenbewijs afgegeven, zonder ‘fiscaal akkoord’ van de Belastingdienst, dat de verschuldigde BPM was betaald. Het cassatiemiddel van belanghebbende dat daarop betrekking heeft, faalt volgens de Hoge Raad. De opvatting dat de RDW en/of de Belastingdienst zijn gehouden te voorkomen dat een tweede en eventueel daaropvolgende tenaamstelling(en) van een motorrijtuig niet eerder plaatsvindt of plaatsvinden dan nadat de ter zake van het motorrijtuig verschuldigde belastingen en rechten zijn voldaan, is namelijk niet juist.

NTFR 2020/3332 - Wijziging wetsvoorstel vliegbelasting naar Raad van State

Aflevering 47, gepubliceerd op 19-11-2020
De eerder voorgestelde vliegbelasting voor vrachtverkeer gaat niet door, na aanvullend onderzoek op verzoek van de Tweede Kamer. Luchtvaartmaatschappijen zullen met een vrachtbelasting uitwijken naar omliggende landen, waardoor de gevolgen voor de luchthavens Schiphol en Maastricht Aachen Airport groot zijn. Een wijziging op het wetsvoorstel wordt nu voor advisering aan de Raad van State gezonden.

NTFR 2020/3333 - Diplomatiek ambtenaar is vrijgesteld van parkeerbelasting

ECLI:NL:HR:2020:1729, datum uitspraak 06-11-2020, publicatiedatum 06-11-2020
Aflevering 47, gepubliceerd op 19-11-2020 met annotatie van mr. A. Dinée
Belanghebbende was door Bulgarije gedetacheerd in Nederland als lid van Eurojust, een in Den Haag gevestigde Europese instelling ter bestrijding van criminaliteit. Belanghebbende had de status van diplomatiek ambtenaar. Aan belanghebbende was een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd van € 63,15. Hof Den Haag (18 mei 2019, nr. 18/00814, NTFR 2019/2097) heeft geoordeeld dat belanghebbende op grond van zijn diplomatieke status is vrijgesteld van parkeerbelasting. De Hoge Raad onderschrijft dat oordeel. Op grond van art. 34, onderdeel e, Verdrag van Wenen is een ‘heffing wegens bepaalde verleende diensten’ uitgezonderd van de vrijstelling van belasting, maar parkeerbelasting valt daar niet onder. Parkeerbelasting wordt immers niet uitsluitend geheven als retributieve vergoeding voor individuele prestaties van de gemeente aan parkeerders, maar ook als instrument in het kader van parkeerregulering.

NTFR 2020/3336 - Bij berekening belastingrente speelt vermindering andere belastingaanslag van andere belastingplichtige geen rol

ECLI:NL:HR:2020:1778, datum uitspraak 13-11-2020, publicatiedatum 13-11-2020
Aflevering 47, gepubliceerd op 19-11-2020 met annotatie van mr. P.T. van Arnhem
Erflaatster is in 2013 overleden. Haar echtgenoot en zoon zijn haar enige erfgenamen. In 2013 had de erflaatster recht op € 715 aan algemene heffingskorting en was haar echtgenoot hetzelfde bedrag verschuldigd in de IB. In 2018 werd de door de echtgenoot verschuldigde IB op zijn verzoek verminderd tot nihil, en werd € 715 aan hem terugbetaald. Als gevolg daarvan is de aan erflaatster uitbetaalde heffingskorting nagevorderd, vermeerderd met € 111 aan belastingrente. Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden (3 maart 2020, nr. 19/00739, NTFR 2020/716) is de belastingrente terecht in rekening gebracht. Hiertegen komen de erfgenamen in cassatie, echter zonder succes.

NTFR 2020/3337 - Gemachtigde terecht geweigerd vanwege grievend taalgebruik

ECLI:NL:HR:2020:1730, datum uitspraak 06-11-2020, publicatiedatum 06-11-2020
Aflevering 47, gepubliceerd op 19-11-2020 met annotatie van mr. T.A.D. van Wordragen
Rechtbank Gelderland (29 oktober 2019, nr. 19/272, NTFR 2020/1475) heeft in een BPM-procedure een gemachtigde geweigerd vanwege grievend taalgebruik tegenover de wederpartij, de rechtspraak en de individuele rechter. De Hoge Raad onderschrijft die beslissing tot weigering. De ernstige bezwaren in de zin van art. 8:25 Awb zien niet alleen op het gedrag waarmee de gemachtigde schade toebrengt aan concrete individuele belangen van zijn cliënt, maar ook op gedrag van de gemachtigde waardoor een behoorlijke rechtsbedeling in gevaar wordt gebracht. Als een gemachtigde door stelselmatig nodeloos grievend taalgebruik een doelmatige behandeling van de zaak ernstig bemoeilijkt of het gezag van de rechtspraak of de behandelend rechter aantast, kunnen tegen deze gemachtigde ernstige bezwaren bestaan. De beslissing tot weigering blijft beperkt tot die zaak en tot de rechterlijke instantie waarin de beslissing is genomen. Voorafgaand aan de weigering dienen de gemachtigde en de procespartij te kunnen reageren op het voornemen tot weigering. De beslissing tot weigering dient in de uitspraak te worden gemotiveerd.

NTFR 2020/3343 - Kwijtschelding van decentrale belastingen

Aflevering 47, gepubliceerd op 19-11-2020
In reactie op de inbreng van leden van de commissie voor Binnenlandse Zaken in het verslag van het schriftelijk overleg inzake de wijziging van de Gemeentewet, de Provinciewet en de Waterschapswet in verband met de verruiming van de bevoegdheid van de raad, Provinciale Staten en het algemeen bestuur om kwijtschelding van belastingen te verlenen zoals vastgesteld op 19 december 2019 (Kamerstukken II, 2019-2020, 32 315), biedt de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties, mede namens de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de antwoorden aan op de gestelde vragen van de leden van de fracties van het CDA, GroenLinks, de SP, de PvdA en de ChristenUnie.