NTFR 2025/976 - Geen rentevergoeding over terugbetaling box 3-heffing
ECLI:NL:HR:2025:672, datum uitspraak 25-04-2025, publicatiedatum 25-04-2025
Aflevering 24, gepubliceerd op 10-06-2025 met annotatie van mr. V.S. Huygen van Dyck-JagersmaAan belanghebbenden (de erven van A) is een aanslag IB/PVV 2018 opgelegd, waarbij onder meer inkomstenbelasting is geheven over belastbaar inkomen uit sparen en beleggen (box 3). Hof Den Haag (NTFR 2024/723) heeft geoordeeld dat het forfaitaire rendement hoger is dan het werkelijke rendement op het box 3-vermogen, en heeft daarom de aanslag IB/PVV 2018 verminderd. Hoewel art. 30fe AWR niet voorziet in een rentevergoeding over de terugbetaling, bestaat volgens het hof toch recht op een passende vergoeding vanwege schending van het EVRM. Onder verwijzing naar zijn arrest HR 6 juni 2024, ECLI:NL:HR:2024:756, NTFR 2024/1003, vernietigt de Hoge Raad deze beslissing van het hof. Anders dan het hof, ziet de Hoge Raad geen aanleiding om in afwijking van de nationale wetgeving een rentevergoeding toe te kennen. Dat het EHRM in soortgelijke gevallen wel een rentevergoeding toekent, leidt niet tot een ander oordeel. Dit is alleen anders als de compensatie die de nationale autoriteiten toekennen (belastingvermindering zonder rentevergoeding) niet in een redelijke verhouding staat tot het bedrag dat het EHRM in zo’n geval waarschijnlijk zou toekennen (bedrag van vermindering en de wettelijke rente daarover). Een redelijke verhouding ontbreekt naar het oordeel van de Hoge Raad indien het beloop van de wettelijke rente meer is dan het bedrag van de belastingvermindering. Daarvan is in dit geval geen sprake.