Aflevering 25

Gepubliceerd op 17 juni 2025

NTFR 2025/989 - Fiscale wetenschapstoets: bewust door groen, oranje of rood rijden

Aflevering 25, gepubliceerd op 17-06-2025 geschreven door prof. dr. T.M. Berkhout
Goede wetgeving vereist meer dan alleen politieke wil: zij vraagt om een zorgvuldige onderbouwing, een kritische reflectie en transparante afwegingen. Art. 3.1 Comptabiliteitswet 2016 (CW 2016) verplicht het kabinet om beleids- en wetsvoorstellen helder toe te lichten: wat is het probleem, welke doelstellingen worden er nagestreefd, welke beleidsinstrumenten worden er ingezet en wat zijn de financiële gevolgen, zowel voor het Rijk als voor maatschappelijke sectoren? In de praktijk blijkt die onderbouwing regelmatig tekort te schieten. In reactie daarop is in 2020 de wetenschapstoets ontwikkeld: een instrument waarbij onafhankelijke wetenschappers toetsen of een wetsvoorstel voldoende gebruikmaakt van beschikbare wetenschappelijke inzichten. De wetenschapstoets biedt Kamerleden zo een gestructureerde spiegel vóór de politieke besluitvorming. In deze bijdrage analyseer ik – na een korte inleiding – de achtergrond, opzet en werking van de wetenschapstoets, met specifieke aandacht voor de mogelijkheid en wenselijkheid van toepassing in het fiscale domein. Daarbij besteed ik ook aandacht aan kritische reflecties: hoe verhoudt de toets zich tot de bredere eisen die art. 3.1 CW 2016 stelt aan wetgevingskwaliteit, en waar liggen kansen en valkuilen?

NTFR 2025/991 - Staatssecretaris: verbeteringen bij de Belastingdienst niet altijd herkend

Aflevering 25, gepubliceerd op 17-06-2025
De staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane heeft gereageerd op het rapport ‘De Relatie met de Belastingdienst’ van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB) en het Register Belastingadviseurs (RB). Hij stuurt de reacties die hij heeft gestuurd aan de NOB en het RB aan de Kamer in verband met een toezegging die hij deed tijdens het commissiedebat Belastingdienst. Als bijlage is eveneens het rapport bijgevoegd.

NTFR 2025/1002 - Premiekorting bij opvolgende kwalificerende dienstbetrekking indien bij eerdere kwalificerende dienstbetrekking premiekorting niet is toegepast

ECLI:NL:HR:2025:827, datum uitspraak 13-06-2025, publicatiedatum 13-06-2025
Aflevering 25, gepubliceerd op 17-06-2025 met annotatie van mr. E. Swaving Dijkstra
Belanghebbende exploiteert een uitzendorganisatie. Zij plaatst ook mensen met een achterstand tot de arbeidsmarkt. Zij heeft voor medewerkers een beroep gedaan op de premiekorting voor oudere en arbeidsgehandicapte werknemers. Deze werknemers hebben al eerder een dienstverband gehad met belanghebbende. Belanghebbende heeft premiekorting toegepast vanaf de tweede indiensttreding. Belanghebbende stelt dat tijdens hun eerste dienstbetrekking geen premiekorting is toegepast, hoewel toen aan de voorwaarden daarvoor was voldaan. De inspecteur meent dat de maximale premiekortingsperiode van drie jaar reeds is begonnen bij de aanvang van de eerste dienstbetrekking, zodat deze periode al was verstreken in een aantal aangiftetijdvakken waarover belanghebbende deze korting is blijven toepassen. De inspecteur heeft daarom nageheven. Hof Amsterdam 30 april 2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:1451 heeft belanghebbende in het gelijk gesteld. Volgens het hof stellen art. 47 en 49 Wfsv geen beperkingen aan het aantal keer dat voor dezelfde werknemer premiekorting kan worden toegepast. Verder kan een latere nieuwe dienstbetrekking dienen als start voor de premiekortingsperiode. De toepassingsperiode wordt niet verkort als bij de eerdere kwalificerende dienstbetrekking geen premiekorting is toegepast. Overigens ligt de bewijslast voor dit laatste bij de inspecteur; hij moet aannemelijk maken dat belanghebbende tijdens de eerste dienstbetrekking ook al premiekorting heeft geclaimd. In dit geval is de inspecteur daarin niet geslaagd. De Hoge Raad onderschrijft de oordelen van het hof.

NTFR 2025/1012 - Toepassing fbi-regime is pleitbaar, maar ook dan kan ‘vereiste aangifte’ niet zijn gedaan

ECLI:NL:PHR:2025:582, datum uitspraak 23-05-2025, publicatiedatum 06-06-2025
Aflevering 25, gepubliceerd op 17-06-2025 met annotatie van mr. D.C. Simonis
Deze zaak hangt samen met de zaak met nr. 24/02306. Belanghebbende past het regime voor fiscale beleggingsinstellingen (fbi) toe. De aandelen in belanghebbende zijn voor 49% in handen van [A] Ltd. en indirect eveneens voor 49% in handen van [B] Holdings Ltd. (Holdings). De overige aandelen worden gehouden door de natuurlijke personen [F] (2%) en [G] (bijna 0%).

NTFR 2025/1013 - A-G Wattel belicht verhouding tussen arm’s length-correctie ex art. 8b Wet Vpb 1969 en de onzakelijkeleningrechtspraak

ECLI:NL:PHR:2025:583, datum uitspraak 23-05-2025, publicatiedatum 06-06-2025
Aflevering 25, gepubliceerd op 17-06-2025 met annotatie van mr. D.C. Simonis
Belanghebbende past het regime voor fiscale beleggingsinstellingen (fbi) toe. Zij heeft als statutair doel beleggen in onroerend goed. Haar statutaire activiteiten zijn beleggen in en beheren van onroerend goed. Haar aandelen zijn indirect voor 85% in handen van [A] Holdings Ltd. (Holdings). De overige 15% wordt rechtstreeks gehouden door natuurlijke personen en een partnership. Al deze personen zijn ingezeten in Israël. Belanghebbende heeft op 23 mei 2014 [a]-gebouw gekocht voor € 15.700.000, gefinancierd met eigen vermogen ad € 6.868.400 en aandeelhoudersleningen (AHLs) ad € 10.036.600. De AHLs zijn door haar aandeelhouders verstrekt in dezelfde verhouding als hun aandeelhouderschap. De leningsvoorwaarden zijn voor alle AHLs dezelfde. De belangrijkste zijn: (i) geen tussentijdse aflossingsverplichting, (ii) geen zekerheden, (iii) geen ’loan to value’-convenant, (iv) boetevrije aflossing, (v) rentebetaling mag worden opgeschort bij liquiditeitsproblemen en (vi) 10% rente per jaar. Het rentepercentage is onderbouwd met een Transfer Pricing (TP) Benchmark Analysis van Israëlische en Nederlandse belastingadviseurs van belanghebbende. Belanghebbende en een vastgoedfinancieringsadviseur hebben verklaard dat een derde (een bank) in deze omstandigheden en onder deze voorwaarden waarschijnlijk geen (voldoende grote) lening zou willen verstrekken omdat een bank een ’loan to value’-convenant en hypothecaire zekerheid zou wensen.

NTFR 2025/1021 - Tijdsbesteding van tien minuten voor opmaken automatisch gegenereerd, onzorgvuldig taxatierapport redelijk geacht (art. 81.1 Wet RO)

ECLI:NL:HR:2025:915, datum uitspraak 13-06-2025, publicatiedatum 13-06-2025
Aflevering 25, gepubliceerd op 17-06-2025
Belanghebbende heeft voor het indienen van bezwaar en (hoger) beroep tegen een WOZ-beschikking gebruik gemaakt van de diensten van een no-cure-no-paybureau. Bij uitspraak op bezwaar is de heffingsambtenaar aan het bezwaar tegemoetgekomen. Daarbij is aan belanghebbende slechts een kostenvergoeding voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand toegekend. De rechtbank heeft alsnog een kostenvergoeding voor het taxatierapport toegekend en deze in afwijking van de Richtlijn van de belastingkamers van de gerechtshoven inzake vergoeding van proceskosten bij WOZ-taxaties (de Richtlijn) gematigd en een tijdsbesteding van 0,5 uur in dit geval redelijk geacht. Zowel belanghebbende als de heffingsambtenaar heeft hiertegen hoger beroep ingesteld. Hof Den Haag (12 september 2025, ECLI:NL:GHDHA:2024:1781, NTFR 2024/1944) heeft evenals de rechtbank geoordeeld dat sprake is van een deskundigenverslag, zoals bedoeld in het BPB. Het hof is aan de hand van de door de heffingsambtenaar naar voren gebrachte kenmerken met betrekking tot het (automatisch) via een website gegenereerde taxatierapport en de verschillen in informatie in het taxatierapport en het bezwaarschrift tot het oordeel gekomen dat de rechtbank de vergoeding voor het taxatierapport te royaal heeft vastgesteld. Gelet op onder meer de fouten die voorkomen in de taxatierapporten die zijn overgelegd in de tijdens de zitting bij het hof behandelde zaken en de grote hoeveelheid soortgelijke taxatierapporten die het kantoor van de gemachtigde indient, kan aan controle van het taxatierapport niet veel tijd zijn besteed. De gemachtigde heeft verder categorisch geweigerd antwoord te geven op de vraag hoeveel tijd de taxateur of een andere deskundige daadwerkelijk aan het taxatierapport besteedt. Een vergoeding van € 128,26 (incl. btw) per taxatierapport heeft het hof, gelet op het vermoeden van een geringe tijdsbesteding door een deskundige en de hoeveelheid soortgelijke taxatierapporten die met de software gegenereerd kunnen worden, niet redelijk geacht en staat niet in verhouding tot de daarmee gemoeide kosten. Het hof heeft de vergoeding, uitgaande van een redelijk te achten tijdsbesteding van tien minuten, vastgesteld op (afgerond) € 10,69 (1/6 uur x € 53 te vermeerderen met 21% btw).

NTFR 2025/1022 - Geen proceskostenvergoeding als voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep vervalt

ECLI:NL:HR:2025:897, datum uitspraak 13-06-2025, publicatiedatum 13-06-2025
Aflevering 25, gepubliceerd op 17-06-2025 met annotatie van mr. R. Zeldenrust
De staatssecretaris heeft cassatieberoep ingesteld tegen de uitspraak van Hof Arnhem-Leeuwarden van 20 december 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:10935. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend en daarbij voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. Verder heeft belanghebbende in het principale beroep een conclusie van dupliek ingediend en heeft hij in het incidentele beroep een conclusie van repliek ingediend. De staatssecretaris heeft nadien het (principale) cassatieberoep ingetrokken. Belanghebbende heeft op de voet van art. 29f AWR verzocht om een proceskostenvergoeding. De Hoge Raad veroordeelt de staatssecretaris in de kosten van het principale cassatieberoep van in totaal € 3.628 (verweerschrift (2 pt), dupliek (2 pt), waarde per punt € 907). Aangezien belanghebbende het incidentele cassatieberoep voorwaardelijk had ingesteld, komt dit beroep op grond van art. 8:112 lid 2 Awb te vervallen. Daarom ziet de Hoge Raad geen aanleiding daarvoor een proceskostenvergoeding toe te kennen.

NTFR 2025/1030 - Kennisgroepstandpunt inlichtingenplicht lokale invorderingsambtenaar

Aflevering 25, gepubliceerd op 17-06-2025
De Kennisgroep invordering & civiel recht heeft een nieuwe vraag beantwoord. De ontvanger van de Belastingdienst kreeg van een lokale invorderingsambtenaar het verzoek om informatie te delen over een gelegd beslag. De lokale invorderingsambtenaar wilde ook beslag leggen. De Kennisgroep heeft de vraag beantwoord onder welke omstandigheden er informatie gedeeld mag worden.