Aflevering 18

Gepubliceerd op 29 april 2025

NTFR 2025/724 - Een betrekkelijk groote mate van frischheid

Aflevering 18, gepubliceerd op 29-04-2025 geschreven door drs. M.T.M. Hennevelt
Meer dan bij andere zaken, zal het zwaartepunt van de behandeling van zaken waarvan de politierechter kennisneemt, ter terechtzitting komen te liggen. Dit moet aan de procedure voor de politierechter ‘een betrekkelijk groote mate van frischheid’ geven.

NTFR 2025/725 - Fiscale gevolgen uitkoop van boeren

Aflevering 18, gepubliceerd op 29-04-2025
Er zijn geen signalen dat boeren vanwege fiscale gevolgen afzien van deelname aan de vrijwillige opkoopregeling. Staatssecretaris Van Oostenbruggen geeft antwoord op Kamervragen over de uitkoop van boeren en de daaropvolgende migratie van bedrijfsbezit naar privé.

NTFR 2025/731 - APV-regime is volgens A-G Koopman niet in strijd met eigendomsgrondrecht

ECLI:NL:PHR:2025:303, datum uitspraak 07-03-2025, publicatiedatum 21-03-2025
Aflevering 18, gepubliceerd op 29-04-2025 met annotatie van mr. E.I. Brouwer
Belanghebbende is lid van de familie A. De A-stichting beoogt de familie financieel te ondersteunen door het doen van uitkeringen ten behoeve van studie dan wel bij financiële behoeftigheid en beoogt de familiale cohesie te bevorderen. Voorts heeft de stichting ten doel om medisch onderzoek naar tinnitus te ondersteunen. Belanghebbende heeft in de onderhavige jaren geen uitkering van de stichting ontvangen. Haar aandeel in het stichtingsvermogen is op grond van het APV-regime aan haar toegerekend.

NTFR 2025/736 - Terechte OVB-naheffing omdat voormalig bankgebouw op moment van verkrijging niet als een woning kon worden aangemerkt

ECLI:NL:GHARL:2025:466, datum uitspraak 28-01-2025, publicatiedatum 07-02-2025
Aflevering 18, gepubliceerd op 29-04-2025 met annotatie van mr. D.C. Simonis
Belanghebbende heeft in 2020 een perceel grond met een woning, een voormalig bankgebouw, gekocht. Belanghebbende heeft, uitgaande van een woning, ter zake van de levering 2% aan overdrachtsbelasting voldaan. De inspecteur heeft een naheffingsaanslag opgelegd gebaseerd op een tarief van 6%, uitgaande van een niet-woning. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat de onroerende zaak op het moment van de verkrijging niet dusdanig ingrijpend was verbouwd dat niet meer dan beperkte aanpassingen nodig zijn om de onroerende zaak weer geschikt te maken voor gebruik als niet-woning. Het hof overweegt dat de onroerende zaak, gebouwd in 1975 als bankgebouw en in 2008 verbouwd tot winkelpand en in 2018 tot woning, het karakter van bankgebouw in 2008 heeft verloren. Bij de verbouwing van 2018 is echter niet het karakter van winkel- bedrijfspand verloren gegaan. Het pand is weliswaar geschikt gemaakt voor bewoning, onder meer door het installeren van eenvoudige sanitaire voorzieningen in de bankkluis, maar deze wijzigingen zijn in combinatie met de installatie- en verbouwwerkzaamheden niet zodanig dat deze maken dat de onroerende zaak naar zijn aard voor bewoning bestemd is, althans het is aannemelijk dat niet meer dan beperkte aanpassingen nodig zijn om de onroerende zaak weer te bestemmen als winkel/bedrijfspand. Er is door de verbouwing geen wezenlijke wijziging aangebracht in de kenmerken van het bouwwerk zelf, kenmerken die objectief passen bij een winkel/bedrijfspand.

NTFR 2025/739 - A-G Ettema adviseert Hoge Raad prejudiciële vragen te stellen over ongelijke tarieftoepassing bij verschillende digitale boeken

ECLI:NL:PHR:2025:398, datum uitspraak 28-03-2025, publicatiedatum 11-04-2025
Aflevering 18, gepubliceerd op 29-04-2025 met annotatie van mr. M. Rang
Deze zaak gaat over de vraag of belanghebbende, een fiscale eenheid voor de omzetbelasting, in 2019 het verlaagde omzetbelastingtarief op langs elektronische weg geleverde e-books kan toepassen. Een onderdeel van belanghebbende verkoopt via een webwinkel e-books, luisterboeken en abonnementen op e-books en luisterboeken (hierna tezamen: e-books).

NTFR 2025/747 - Beperking pkv in BPM-zaak, omdat belanghebbende geen inzicht aan Hoge Raad verschaft in bedrijfsmodel van no-cure-no-paybureau

ECLI:NL:HR:2025:670, datum uitspraak 25-04-2025, publicatiedatum 25-04-2025
Aflevering 18, gepubliceerd op 29-04-2025 met annotatie van mr. E.D. Postema
In onderhavige BPM-procedure heeft de Hoge Raad in zijn tussenarrest van 17 januari 2025, ECLI:NL:HR:2025:46, NTFR 2025/177 beslist dat de hofuitspraak niet in stand kan blijven. Voor de vergoeding van proceskosten voor de cassatieprocedure is in art. 19a BPM bepaald dat een vermenigvuldigingsfactor van 0,10 moet worden toegepast. In zijn arrest van 17 januari 2025 heeft de Hoge Raad echter geoordeeld dat deze beperking van de proceskostenvergoeding (pkv) alleen geldt voor de zogenoemde no-cure-no-paybureaus waarvan het bedrijfsmodel voldoet aan drie kenmerken. Om die reden heeft de Hoge Raad in zijn arrest van 17 januari 2025 belanghebbende in de gelegenheid gesteld om te bewijzen dat haar gemachtigde Bothof niet als een dergelijk bureau kan worden aangemerkt. Belanghebbende heeft in dat verband aangevoerd dat haar gemachtigde aan kenmerk 1 (optreden op basis van no cure, no pay) en kenmerk 2 (pkv wordt aan gemachtigde afgedragen) voldoet, maar niet aan kenmerk 3 (toegekende pkv overtreft verre de gemaakte kosten). Volgens belanghebbende bedragen de kosten van deze cassatieprocedure 20 uur x € 250, ofwel € 5.000, zodat een eventuele pkv deze kosten niet verre zal overtreffen. Volgens de Hoge Raad is belanghebbende niet in haar bewijslast geslaagd. Bij de beoordeling van het bedrijfsmodel – naar het moment waarop het rechtsmiddel is aangewend – gaat het niet specifiek om de werkzaamheden in de onderhavige cassatieprocedure, maar meer in het algemeen om de wijze waarop de gemachtigde zijn inkomsten verwerft met het beroepsmatig verlenen van rechtsbijstand. Belanghebbende heeft daarover geen inzicht verschaft, zodat in dit eindarrest de proceskostenvergoeding voor de cassatieprocedure is vastgesteld op 0,10 x € 907 x 3 punten (cassatieberoepschrift, reactie op conclusie en schriftelijke inlichtingen) x 1,5 (gewicht), oftewel € 409.

NTFR 2025/749 - Hof schendt verbod van reformatio in peius door ambtshalve lagere pkv-wegingsfactor te hanteren dan rechtbank had gedaan

ECLI:NL:HR:2025:673, datum uitspraak 25-04-2025, publicatiedatum 25-04-2025
Aflevering 18, gepubliceerd op 30-04-2025 met annotatie van mr. R.J. de Jong
In deze BPM-zaak heeft de rechtbank het beroep van belanghebbende gegrond verklaard en hem een proceskostenvergoeding voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand toegekend: voor de bezwaarfase € 538 (2 punten x wegingsfactor 1 x puntwaarde van € 269) en voor de beroepsfase € 1.082 (2 punten x wegingsfactor 1 x puntwaarde van € 541).