NTFR 2025/747 - Beperking pkv in BPM-zaak, omdat belanghebbende geen inzicht aan Hoge Raad verschaft in bedrijfsmodel van no-cure-no-paybureau
ECLI:NL:HR:2025:670, datum uitspraak 25-04-2025, publicatiedatum 25-04-2025
Aflevering 18, gepubliceerd op 29-04-2025 met annotatie van mr. E.D. PostemaIn onderhavige BPM-procedure heeft de Hoge Raad in zijn tussenarrest van 17 januari 2025, ECLI:NL:HR:2025:46, NTFR 2025/177 beslist dat de hofuitspraak niet in stand kan blijven. Voor de vergoeding van proceskosten voor de cassatieprocedure is in art. 19a BPM bepaald dat een vermenigvuldigingsfactor van 0,10 moet worden toegepast. In zijn arrest van 17 januari 2025 heeft de Hoge Raad echter geoordeeld dat deze beperking van de proceskostenvergoeding (pkv) alleen geldt voor de zogenoemde no-cure-no-paybureaus waarvan het bedrijfsmodel voldoet aan drie kenmerken. Om die reden heeft de Hoge Raad in zijn arrest van 17 januari 2025 belanghebbende in de gelegenheid gesteld om te bewijzen dat haar gemachtigde Bothof niet als een dergelijk bureau kan worden aangemerkt. Belanghebbende heeft in dat verband aangevoerd dat haar gemachtigde aan kenmerk 1 (optreden op basis van no cure, no pay) en kenmerk 2 (pkv wordt aan gemachtigde afgedragen) voldoet, maar niet aan kenmerk 3 (toegekende pkv overtreft verre de gemaakte kosten). Volgens belanghebbende bedragen de kosten van deze cassatieprocedure 20 uur x € 250, ofwel € 5.000, zodat een eventuele pkv deze kosten niet verre zal overtreffen. Volgens de Hoge Raad is belanghebbende niet in haar bewijslast geslaagd. Bij de beoordeling van het bedrijfsmodel – naar het moment waarop het rechtsmiddel is aangewend – gaat het niet specifiek om de werkzaamheden in de onderhavige cassatieprocedure, maar meer in het algemeen om de wijze waarop de gemachtigde zijn inkomsten verwerft met het beroepsmatig verlenen van rechtsbijstand. Belanghebbende heeft daarover geen inzicht verschaft, zodat in dit eindarrest de proceskostenvergoeding voor de cassatieprocedure is vastgesteld op 0,10 x € 907 x 3 punten (cassatieberoepschrift, reactie op conclusie en schriftelijke inlichtingen) x 1,5 (gewicht), oftewel € 409.