Aflevering 30

Gepubliceerd op 23 juli 2025

NTFR 2025/1201 - Registratieplicht voor buitenlandse anbi’s in strijd met het vrije kapitaalverkeer? NIVEA!

Aflevering 30, gepubliceerd op 23-07-2025 geschreven door prof. mr. J.J. van den Broek
Is de registratieplicht voor buitenlandse algemeen nut beogende instellingen (anbi’s) in strijd met het vrije kapitaalverkeer? Op 18 april 2025 heeft A-G Pauwels geconcludeerd tot het stellen van prejudiciële vragen aan het HvJ over de vraag of het een inbreuk is op het vrije kapitaalverkeer dat alleen schenkingen aan in Nederland geregistreerde anbi’s aftrekbaar zijn voor de Nederlands inkomstenbelasting. Een belangrijk non-discriminatievraagstuk voor Nederlandse burgers die donaties doen aan goede doelen buiten Nederland. Immers, buitenlandse instellingen doen in het algemeen geen verzoek om in Nederland als anbi te worden aangemerkt, en de wettelijke eisen aan goede doelen zijn binnen de EU niet geharmoniseerd.

NTFR 2025/1213 - Bij bepaling werkelijk rendement box 3 moeten ongerealiseerde waardeveranderingen in aanmerking worden genomen

ECLI:NL:HR:2025:1176, datum uitspraak 18-07-2025, publicatiedatum 18-07-2025
Aflevering 30, gepubliceerd op 24-07-2025 met annotatie van mr. O. Eroglu
Belanghebbende heeft onder meer banktegoeden, aandelen, obligaties en een tweede woning in Frankrijk. De inspecteur heeft een aanslag IB/PVV 2018 opgelegd naar een box 3-inkomen van € 44.054. Hof Den Haag heeft vanwege schending van art. 14 EVRM en art. 1 EP EVRM rechtsherstel geboden door voor het box 3-inkomen uit te gaan van het werkelijk behaalde rendement van € 649 (rente) en € 20.114 (dividend). Daarbij heeft het hof geen rekening gehouden met een ongerealiseerde waardedaling van de beleggingen. Volgens de Hoge Raad is dit laatste hofoordeel niet juist. In HR 6 juni 2024, ECLI:NL:HR:2024:705, NTFR 2024/992 heeft de Hoge Raad namelijk beslist dat voor het werkelijke rendement ook positieve en negatieve waardeveranderingen in aanmerking worden genomen, zelfs als deze nog niet zijn gerealiseerd. Als met de waardedaling van de beleggingen rekening wordt gehouden, is de door het hof vastgestelde aanslag niet te hoog, zodat het cassatieberoep van de staatssecretaris ongegrond is. Wat betreft de Franse woning wordt verwezen naar HR 6 juni 2024, ECLI:NL:HR:2024:860, NTFR 2024/1055, r.o. 4.4.3. Dit brengt mee dat de Hoge Raad ervan uitgaat dat geen werkelijk rendement is genoten op de Franse woning. Voor een eventueel in aanmerking te nemen voordeel wegens eigen gebruik van de woning wordt namelijk op grond van het belastingverdrag met Frankrijk een vermindering van box 3-belasting verleend die hetzelfde resultaat oplevert als wanneer het voordeel op nihil zou worden gesteld.

NTFR 2025/1216 - Weigering inhoudingsvrijstelling dividendbelasting wegens misbruik

ECLI:NL:HR:2025:1162, datum uitspraak 18-07-2025, publicatiedatum 18-07-2025
Aflevering 30, gepubliceerd op 24-07-2025 met annotatie van dr. M. van Dun
Belanghebbende is een in België gevestigde bvba die via een Nederlandse tussenhoudster-bv een indirect belang houdt in een Nederlandse cv van een private-equityhuis. De aandeelhouders van belanghebbende wonen in België. Belanghebbende heeft geen kantoorruimte en geen personeel. In 2018 heeft zij een dividend ontvangen van de Nederlandse tussenhoudster-bv waarop 5% Nederlandse dividendbelasting is ingehouden.

NTFR 2025/1221 - Douanerechten: Indeling Traffic Message Channel-ontvangers

ECLI:NL:HR:2025:1135, datum uitspraak 11-07-2025, publicatiedatum 11-07-2025
Aflevering 30, gepubliceerd op 23-07-2025
Deze zaak betreft de GN-indeling van een Traffic Message Channel (TMC)-ontvanger. Dit is een toestel dat bestaat uit een FM-ontvanger die signalen met verkeersinformatie ontvangt en doorgeeft aan een navigatieapparaat (GPS-ontvanger) in een auto. Deze GPS-ontvanger verwerkt de van de TMC-ontvanger ontvangen verkeersinformatie en geeft deze informatie weer op het scherm van diezelfde GPS-ontvanger. Belanghebbende betoogt dat de TMC-ontvanger moet worden ingedeeld onder post 6931 GN, namelijk als draagbaar ontvangsttoestel voor het oproepen van of berichtgeving aan personen. Bij deze postonderverdeling hoort een tarief aan douanerechten van 0%. Hof Amsterdam (12 mei 2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:1654) heeft belanghebbende in het ongelijk gesteld. Een TMC-ontvanger kan niet worden ingedeeld onder post 6931 GN, omdat een TMC-ontvanger de ontvangen berichten niet weergeeft aan personen, maar enkel ontvangen gegevens doorgeeft aan een ander apparaat. De Hoge Raad onderschrijft dit oordeel.

NTFR 2025/1226 - ABRvS: volledig voldaan aan inzage in stukken naar aanleiding FSV-registratie

ECLI:NL:RVS:2025:2720, datum uitspraak 18-06-2025, publicatiedatum 18-06-2025
Aflevering 30, gepubliceerd op 23-07-2025 met annotatie van mr. K.M.G. Demandt
De betrokkene was opgenomen in de Fraude Signalering Voorziening (FSV) en had naar aanleiding daarvan een brief gekregen van de minister van Financiën dat hij inzage in zijn persoonsgegevens kon krijgen. Daar heeft de betrokkene om verzocht op grond van art. 15 AVG. De betrokkene wilde in het bijzonder weten waarom hij was opgenomen in de FSV. Volgens de minister was de registratie in de FSV afkomstig uit de registratie in de voorloper van de FSV, het Dagboek Persoonsgericht Intensief Toezicht (Dagboek PIT), vermoedelijk vanwege een correctie op de aangifte IB in verband met aftrekposten. Meer informatie is niet beschikbaar, omdat die informatie niet bewaard is gebleven. De reden voor opname in de FSV is daarom niet meer te achterhalen.

NTFR 2025/1227 - ABRvS: afsluitende brief over Fraude Signalering Voorziening is een besluit (art. 1:3 Awb)

ECLI:NL:RVS:2025:2730, datum uitspraak 18-06-2025, publicatiedatum 18-06-2025
Aflevering 30, gepubliceerd op 23-07-2025 met annotatie van mr. K.M.G. Demandt
De betrokkene was onrechtmatig geregistreerd in de Fraude Signalering Voorziening (FSV) van de Belastingdienst. De minister van Financiën heeft in de afsluitende brief medegedeeld dat de betrokkene niet in aanmerking komt voor een financiële vergoeding, omdat de FSV-registratie geen gevolgen voor hem heeft gehad bij de Belastingdienst, de gegevens niet zijn gedeeld met andere organisaties en het niet gaat om bijzondere persoonsgegevens. Hiertegen is door de betrokkene bezwaar gemaakt, waarna de minister dit bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard. De afsluitende brief is volgens de minister namelijk geen besluit als bedoeld in art. 1:3 lid 1 Awb. De betrokkene is in beroep gegaan bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, omdat de minister het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard omdat de afsluitende brief geen besluit is. De betrokkene heeft vervolgens hoger beroep ingesteld.

NTFR 2025/1234 - Hoge Raad stelt prejudiciële vragen over Schumacker-doctrine bij alleenstaande I

ECLI:NL:HR:2025:889, datum uitspraak 18-07-2025, publicatiedatum 18-07-2025
Aflevering 30, gepubliceerd op 24-07-2025 met annotatie van mr. dr. J.J.A.M. Korving
Belanghebbende is alleenstaand en was in 2015 en 2016 woonachtig in Frankrijk. Hij ontving een AOW-uitkering waarover Frankrijk bevoegd is te heffen. Verder ontving belanghebbende een ABP-pensioen waarover Nederland bevoegd is te heffen. Belanghebbende heeft een eigen woning in Frankrijk waarvoor hij hypotheekrente heeft betaald. In Frankrijk is belanghebbende geen inkomstenbelasting (IB) verschuldigd. Het inkomen waarover Frankrijk mag heffen, is onvoldoende om alle in Frankrijk geldende tegemoetkomingen die verband houden met de persoonlijke en gezinssituatie in aanmerking te kunnen nemen.

NTFR 2025/1235 - Hoge Raad stelt prejudiciële vragen over Schumacker-doctrine bij gehuwden II

ECLI:NL:HR:2025:1158, datum uitspraak 18-07-2025, publicatiedatum 18-07-2025
Aflevering 30, gepubliceerd op 24-07-2025 met annotatie van mr. dr. J.J.A.M. Korving
Belanghebbende woont samen met zijn echtgenote in Frankrijk. Hij heeft een Nederlandse AOW-uitkering van € 9.801 genoten en een Nederlandse pensioenuitkering van € 13.054. Zijn echtgenote heeft een Nederlandse AOW-uitkering van € 9.605 genoten en een Nederlandse pensioenuitkering van € 2.985. Nederland is heffingsbevoegd met betrekking tot de pensioenuitkering van belanghebbende. Met betrekking tot de AOW-uitkeringen en de pensioenuitkering van de echtgenote is Frankijk heffingsbevoegd.

NTFR 2025/1236 - Hoge Raad stelt prejudiciële vragen over Schumacker-doctrine in kader van vestigingsvrijheid III

ECLI:NL:HR:2025:1161, datum uitspraak 18-07-2025, publicatiedatum 18-07-2025
Aflevering 30, gepubliceerd op 24-07-2025 met annotatie van mr. dr. J.J.A.M. Korving
Erflater woonde in België. Zijn woning aldaar vormde een ‘eigen woning’. In 2015 is € 29.822 aan hypotheekrente betaald. Erflater was bestuurder en middellijk enig aandeelhouder van een in Nederland gevestigde vennootschap. De vennootschap heeft een belastbaar loon van € 77.880 aan erflater uitgekeerd. Het heffingsrecht hierover is toegewezen aan Nederland. Erflater had geen fiscale partner. In België is belasting geheven. Als gevolg van een woonbonus is het in België verschuldigde bedrag aan personenbelasting bijgesteld naar nihil.