NTFR 2025/1168 - Pro-rataberekening verhuur opslagboxen moet worden gebaseerd op omzetverhoudingen (art. 81.1 Wet RO)
ECLI:NL:HR:2025:1145, datum uitspraak 11-07-2025, publicatiedatum 11-07-2025
Aflevering 29, gepubliceerd op 16-07-2025 Belanghebbende verhuurt selfstorageboxen aan zowel ondernemers (in de regel mét berekening van omzetbelasting) als aan particulieren (vrijgesteld van omzetbelasting). De vrijgestelde verhuur varieert in de onderwerpelijke tijdvakken van 57% tot 71% van de totale omzet. Belanghebbende verricht derhalve zowel handelingen waarvoor recht op aftrek van voorbelasting bestaat als handelingen waarvoor geen recht op aftrek van voorbelasting bestaat. De panden waarin de boxen zich bevinden zijn grotendeels in eigendom van belanghebbende. Iedere vestiging is ondergebracht in een afzonderlijke bv die deel uitmaakt van belanghebbende (een fiscale eenheid). In geschil is in welke mate belanghebbende recht heeft op vooraftrek met betrekking tot de gemengd gebruikte goederen en diensten. Hof Amsterdam (25 mei 2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:1500, NTFR 2023/1400) is met de rechtbank van oordeel dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat een berekening van het aftrekrecht op basis van het gebruik van het aantal vierkante meters vloeroppervlakte van de in bezit zijnde panden een getrouw beeld geeft van het werkelijk gebruik van haar algemene kosten. Belanghebbende heeft namelijk geen verifieerbare gegevens met betrekking tot het gebruik van de algemene kosten overgelegd of het gebruik daarvan anderszins inzichtelijk gemaakt. De enkele stelling dat een berekening op basis van vierkante meters vloeroppervlakte de meest nauwkeurige methode is, dat belanghebbende zich met name op de zakelijke markt richt en dat de algemene kosten meer dan evenredig zouden worden opgeroepen door belaste afnemers, zijn daarvoor niet voldoende. Bovendien is niet onderbouwd waarom ook andere algemene kosten, zoals accountantskosten, meer toerekenbaar zouden zijn aan belaste verhuur. Ten slotte is onduidelijk waarom, als belanghebbende zich met name richt op de zakelijke markt, de omzet behaald door vrijgestelde verhuur zoveel hoger is (variërend van 57% tot 71% van de totale omzet) dan die behaald met belaste verhuur. Daarom bestaat er volgens het hof geen aanleiding om af te wijken van de door de inspecteur gehanteerde pro-ratamethode op grond van de omzetverhoudingen. De Hoge Raad heeft op 11 november 2022 (ECLI:NL:HR:2022:1608, NTFR 2022/3716) geoordeeld dat, om in afwijking van de pro rata naar omzetverhouding het aftrekbare gedeelte van de voorbelasting te bepalen, aan de hand van het werkelijk gebruik van die goederen en diensten, dit moet berusten op objectief en nauwkeurig vast te stellen gegevens. Uit de door belanghebbende overgelegde gegevens volgt niet objectief en nauwkeurig het gebruik van de in geding zijnde goederen en diensten als geheel genomen door enerzijds zakelijke klanten en anderzijds particuliere klanten. De data uit de toegangssystemen (de subsidiaire stelling van belanghebbende) zijn evenmin bruikbaar als bewijs van het werkelijk gebruik van ingekochte goederen en diensten. Nu belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat het werkelijk gebruik van de goederen en diensten, als geheel genomen, niet overeenkomt met de pro rata op basis van de omzetverhouding, heeft de inspecteur de aftrek van de voorbelasting terecht bepaald.