NTFR 2025/1115 - Misbruik van de deelnemingsvrijstelling
Aflevering 28, gepubliceerd op 09-07-2025 geschreven door prof. dr. O.C.R. MarresSinds de Deense arresten weten we dat lidstaten misbruik van de Moederdochterrichtlijn (hierna: MDR) moeten bestrijden. Die verplichting bestaat sinds 2016 op de voet van art. 1 lid 2 van die richtlijn,1 maar bleek daarvóór al op grond van het Unierechtelijke antimisbruikbeginsel te bestaan. Dat betekent dat de inhoudingsvrijstelling in de dividendbelasting in geval van misbruik niet mag worden verleend. De zaak Nordcurrent maakt voor zover dat nog nodig is duidelijk dat de verplichting van art. 1 lid 2 MDR ook geldt voor misbruik van art. 4 van die richtlijn en dus ook voor art. 13 Wet Vpb 1969 voor zover die dient ter implementatie daarvan.2 Op grond van art. 6 ATAD moet misbruik van de deelnemingsvrijstelling ook in overige gevallen (dus buiten richtlijngevallen) worden bestreden. Dit roept de vraag op in welke gevallen de deelnemingsvrijstelling dan moet worden geweigerd. Het doel van deze Opinie is bescheiden, namelijk om aan de hand van een aantal eenvoudige gevallen een aanzet tot discussie te geven.