Aflevering 47

Gepubliceerd op 25 november 2021

NTFR 2021/3944 - Beleggers plegen misbruik! Of toch niet?

Aflevering 47, gepubliceerd op 25-11-2021 geschreven door A.W. Ravelli
Op 1 januari aanstaande is het vijftien jaar geleden dat onze wetgever de niet-ter-beleggingseis in de deelnemingsvrijstelling afschafte.Weliswaar keerde met ingang van 1 januari 2010 in art. 13, lid 9, Wet VPB 1969 ogenschijnlijk weer een niet-ter-beleggingseis terug, maar door de regeling van de kwalificerende beleggingsdeelneming (art. 13, lid 11, Wet VPB 1969) kan ook aanspraak op de deelnemingsvrijstelling worden gemaakt ten aanzien van als belegging gehouden deelnemingen. De eis hield in dat aandelenbelangen in buitenlandse deelnemingen niet onder de deelnemingsvrijstelling vielen indien deze als belegging werden gehouden. Met deze afschaffing beoogde de wetgever om ‘onder meer met het oog op Europese jurisprudentie’Kamerstukken II, 2005-2006, 30 572, nr. 3, p. 54-55. de behandeling van binnen- en buitenlandse deelnemingen gelijk te trekken. Op welke Europese rechtspraak de wetgever precies doelde is niet helemaal duidelijk, maar het lijkt mij niet ter discussie te staan dat de wetgever gelijk had dat dit onderscheid niet viel te rechtvaardigen. Zo stelt het HvJ in het eind 2006 gewezen arrest Cadbury Schweppes als eis voor een succesvol beroep op de rechtvaardigingsgrond van misbruikbestrijding dat een antimisbruikregel slechts ziet op een ‘volstrekt kunstmatige constructie, opgezet om de normaal verschuldigde nationale belasting te ontwijken’.HvJ 12 september 2006, zaak C-196/04, NTFR 2006/1406, r.o. 75. Het hebben van een motief om belasting te ontwijken draagt volgens het HvJ dus bij aan het constateren van misbruik (de EU-rechtelijke motieftoets) wanneer aan dit motief op volstrekt kunstmatige wijze invulling wordt gegeven (de EU-rechtelijke kunstmatigheidstoets). Een beleggingsmotief wordt door het HvJ niet genoemd, ook niet in latere jurisprudentie, en is dus kennelijk EU-rechtelijk irrelevant voor het constateren van misbruik. De wetgever dacht er omstreeks die tijd kennelijk net zo over. Het alleen in grensoverschrijdende gevallen hanteren van een niet-ter-beleggingseis is dus evident strijdig met de Moeder-dochterrichtlijn en de EU-verkeersvrijheden.

NTFR 2021/3945 - COVID-19: Uitbreiding steun na nieuwe coronamaatregelen

Aflevering 47, gepubliceerd op 25-11-2021
Er komt financiële steun voor bedrijven die worden geraakt door de nieuwe coronamaatregelen die sinds afgelopen zaterdag 13 november gelden. Het kabinet vervangt de eerder aangekondigde regeling Vaste Lasten Nachtsluiting horeca (VLN) door de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL). Het doel is getroffen ondernemers te ondersteunen bij het betalen van hun vaste bedrijfskosten in het vierde kwartaal van 2021. Er komt ook aanvullende steun voor evenementen die door het aangekondigde verbod niet kunnen doorgaan. Daarnaast komt er steun voor de landbouwsector, de culturele sector en de sportsector.

NTFR 2021/3946 - Onderzoek naar de fiscale knelpunten voor goede bedrijfsbeëindiging in de veehouderij

Aflevering 47, gepubliceerd op 25-11-2021
De Tweede Kamer heeft op 17 november jl. de motie-Stoffer c.s. aangenomen waarin de regering wordt verzocht in overleg met betrokken partijen in kaart te brengen wat de fiscale knelpunten zijn voor goede bedrijfsbeëindiging in de veehouderij en wat de mogelijkheden zijn om deze knelpunten aan te pakken, en hiertoe zo nodig een werkgroep in te stellen. De Kamer wil hierover vóór 1 april 2022 worden geïnformeerd.

NTFR 2021/3947 - Reactie NOB op internetconsultatie DAC7

Aflevering 47, gepubliceerd op 25-11-2021
De Nederlandse Orde van Belastingadviseurs heeft een reactie uitgebracht op de Wet implementatie EU-richtlijn transparantie inkomsten via de digitale platformeconomie en overige aanpassingen (DAC7). In deze reactie vraagt de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs met name aandacht voor de rechtspositie en rechtsbescherming van belastingplichtigen en informatiehouders bij DAC7.

NTFR 2021/3952 - Premiepercentages werknemers- en volksverzekeringen 2022

Aflevering 47, gepubliceerd op 25-11-2021
De nieuwe premiepercentages voor 2022 zijn bekendgemaakt in de Regeling tot vaststelling premiepercentages werknemers- en volksverzekeringen, maximumpremieloon werknemersverzekeringen en opslag kinderopvangtoeslag 2022. Deze regeling stelt de premiepercentages vast die gelden voor de premieheffing voor de Algemene Ouderdomswet (AOW) en Algemene nabestaandenwet (Anw), het Algemeen Werkloosheidsfonds (AWf), het Uitvoeringsfonds voor de overheid (Ufo) en het Arbeidsongeschiktheidsfonds (Aof) en de opslag op de premie Aof voor de kinderopvangtoeslag. Daarnaast wordt het maximumpremieloon vastgesteld voor de heffing van de premies werknemersverzekeringen. Tot slot wordt de loongrens voor indeling in de sector grootwinkelbedrijf geïndexeerd. De nieuwe premiepercentages treden in werking per 1 januari 2022.

NTFR 2021/3958 - Polis na premievrijmaking niet langer levensverzekering maar spaarcontract (art. 81.1 Wet RO)

ECLI:NL:HR:2021:1730, datum uitspraak 19-11-2021, publicatiedatum 19-11-2021
Aflevering 47, gepubliceerd op 25-11-2021
Belanghebbende heeft in 1993 een ‘vaste termijnverzekering’ gesloten. Volgens deze overeenkomst werd, onafhankelijk van het in leven zijn van de verzekerde, het verzekerde bedrag op de einddatum 16 maart 2013 in Australische dollars uitgekeerd. De verplichting tot premiebetaling verviel door overlijden van de verzekerde voorafgaand aan die einddatum. De overeenkomst kon premievrij worden gemaakt, wat op 16 maart 1995 ook is gebeurd. Op basis van de overeenkomst is op 16 maart 2013 € 24.780 aan belanghebbende uitgekeerd.

NTFR 2021/3959 - Toch weer terugwerkende kracht in wetsvoorstel conditionele eindafrekening dividendbelasting

Aflevering 47, gepubliceerd op 25-11-2021
Op 15 november 2021 heeft Tweede Kamerlid Van der Lee medegedeeld dat hij, gelet op het vertrek van Tweede Kamerlid Snels, de verdediging van de Spoedwet conditionele eindafrekening dividendbelasting overneemt. Daarbij heeft hij direct een nota van wijziging voorgesteld. De voorgestelde wijziging is dat het wetsvoorstel terugwerkende kracht toekomt tot en met 15 november 2021, 15.00 uur.

NTFR 2021/3961 - Antwoorden op Kamervragen over bedrijfsopvolgingsregeling in erf- en schenkbelasting

Aflevering 47, gepubliceerd op 25-11-2021
De staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst heeft Kamervragen over de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) in de schenk- en erfbelasting beantwoord. Deze vragen zijn gesteld naar aanleiding van een artikel dat op 7 oktober jl. in het FD is gepubliceerd. In dit artikel wordt de position paper van het Register Belastingadviseurs (RB) besproken, waarin voorstellen worden gedaan om de BOR eerlijker en eenvoudiger te maken.

NTFR 2021/3964 - Lidstaat mag vastlegging etikettering in belastingaangifte als voorwaarde stellen (E & Z)

Aflevering 47, gepubliceerd op 25-11-2021 met annotatie van mr. C.C. van den Berg
E exploiteert een steigerbouwbedrijf. In 2014 heeft hij een architect plannen voor een gezinswoning laten opstellen. Volgens deze plannen heeft deze woning ook een ruimte die als ‘kantoor’ is bestempeld. De facturen voor de bouw van het huis zijn tussen 2014 en 2015 aan E uitgereikt. E heeft zich in zijn aangifte over 2015, ingediend op 28 september 2016, beroepen op zijn recht op aftrek van btw.

NTFR 2021/3965 - Factuur vereist voor teruggaaf van btw uit andere lidstaat (Wilo Salmson France)

Aflevering 47, gepubliceerd op 25-11-2021 met annotatie van mr. A. Vroon
In 2012 heeft de Franse rechtsvoorganger van Wilo Salmson productieapparatuur gekocht van de Roemeense vennootschap Zollner. Deze apparatuur heeft het Roemeense grondgebied niet verlaten en daarom heeft Zollner een factuur met Roemeense btw uitgereikt aan Wilo Salmson. Op basis van deze facturen heeft Wilo Salmson verzocht om teruggaaf van deze Roemeense btw volgens Richtlijn 2008/9. Dit verzoek is in 2014 afgewezen door de Roemeense belastingdienst omdat de bijgevoegde facturen niet voldeden aan de wettelijke voorschriften. Zollner heeft vervolgens de oorspronkelijke facturen gecrediteerd en in 2015 voor dezelfde aankopen nieuwe facturen opgesteld. Het vervolgens door Wilo Salmson ingediende teruggaafverzoek is afgewezen omdat Wilo Salmson reeds om teruggaaf van btw had verzocht.

NTFR 2021/3966 - Zwemonderwijs valt niet onder reikwijdte btw-onderwijsvrijstelling (Dubrovin & Tröger)

Aflevering 47, gepubliceerd op 25-11-2021 met annotatie van drs. C. Verweij
Dubrovin en Tröger is een vof die een zwemschool exploiteert. Zij geeft lessen op verschillende niveaus aan hoofdzakelijk kinderen, om hun de basisvaardigheden en technieken van het zwemmen bij te brengen. De verwijzende rechter vraagt zich onder meer af of het begrip ‘school- of universitair onderwijs’, zoals gebezigd in de btw-onderwijsvrijstelling, zich mede uitstrekt tot het geven van zwemles.

NTFR 2021/3967 - Btw over in termijnen betaalde vergoeding ineens verschuldigd (X)

Aflevering 47, gepubliceerd op 25-11-2021 met annotatie van mr. A.J. Blank
X heeft in 2012 aan T bemiddelingsdiensten verleend met het oog op de verkoop van een perceel grond door T aan een derde. Reeds op 7 november 2012 had X aan haar verplichtingen voldaan. De vergoeding voor de betrokken diensten, € 1 miljoen, moest in vijf jaarlijkse termijnen worden betaald. Op de vervaldag van elke termijn heeft X het verschuldigde bedrag gefactureerd, dat bedrag ontvangen en de btw voldaan. De verwijzende rechter vraagt zich ten eerste af of de verrichte diensten moeten worden geacht te zijn verricht bij het verstrijken van de periode waarop de termijnbetalingen betrekking hebben. Daarnaast vraagt deze rechter zich af of de maatstafvermindering bij niet-betaling van toepassing is ten aanzien van de nog niet betaalde termijnen.

NTFR 2021/3968 - Hongaarse prejudiciële vragen over zorgvuldigheid van ondernemer in fraudecarrousel (prej.vr. zaak C-512/21)

Aflevering 47, gepubliceerd op 25-11-2021
In deze zaak is sprake van een ondernemer waarvan na een boekenonderzoek duidelijk is geworden dat hij als ‘doorstroomvennootschap’ betrokken was, of althans onderdeel van de keten was, bij btw-carrouselfraude. De Hongaarse verwijzende rechter wil in feite van het HvJ te horen krijgen onder welke omstandigheden een ondernemer die onderdeel is van een carrouselfraudeketen, zodanig voldoende ‘zorgvuldig’ heeft gehandeld dat hem niet het btw-aftrekrecht wordt ontnomen.

NTFR 2021/3969 - Is weigering btw-aftrek in verband met fraude beperkt tot ontdoken belastingbedrag (A)? (prej.vr. zaak C-596/21)

Aflevering 47, gepubliceerd op 25-11-2021 met annotatie van mr. dr. J.B.O. Bijl en mr. N. Arzini
Verzoeker, A, heeft een tweedehandsauto voor zijn bedrijf gekocht van C. C gaf zich bij deze transactie uit als W. W was ervan op de hoogte dat C zich voor hem uitgaf en ging daarmee akkoord. C heeft een bedrag van € 52.100 plus € 9.899 btw gefactureerd aan W. W heeft een factuur op naam van verzoeker uitgereikt ten bedrage van € 64.705 plus € 12.294 btw. C heeft de door hem uitgereikte factuur in zijn boekhouding opgenomen en de btw op aangifte voldaan. W heeft de facturen niet in zijn boekhouding verwerkt noch belasting betaald of in aftrek gebracht over de transactie.

NTFR 2021/3971 - Nieuw besluit inzake beheer van gemeenschappelijke beleggingsfondsen; bijzonder overheidstoezicht

Aflevering 47, gepubliceerd op 25-11-2021
Dit besluit van de staatssecretaris van Financiën (besluit van 20 oktober 2021, nr. 2021-4121) is een actualisering van het besluit van 22 maart 2019, nr. 2019-42405 (NTFR 2019/972). Actualisering is nodig vanwege jurisprudentie van de Hoge Raad van 4 december 2020 waarin een ruimere uitleg is gegeven aan bijzonder overheidstoezicht dan in dit besluit werd gehanteerd.

NTFR 2021/3972 - Wijziging van Voorschrift Tabel II

Aflevering 47, gepubliceerd op 25-11-2021
Dit besluit wijzigt Voorschrift Tabel II. De wijziging houdt verband met HvJ 20 juni 2019, zaak C-291/18 (Grup Servicii Petroliere SA), waarin is geoordeeld dat opvijzelbare offshore boorplatforminstallaties die met aan het boorplatform gemonteerde pijlers op de zeebodem worden gezet om te worden gebruikt als een statisch platform, niet onder Tabel II vallen. De staatssecretaris past het beleid overeenkomstig aan.

NTFR 2021/3973 - Vrijstelling beleggingsgoud

Aflevering 47, gepubliceerd op 25-11-2021
Op grond van art. 28j Wet OB 1968 worden onder meer door de Europese Commissie aangewezen gouden munten aangemerkt als beleggingsgoud. Elk jaar vóór 1 december wordt in de C-serie van het Publicatieblad van de Europese Unie een lijst gepubliceerd met munten die het daaropvolgende jaar worden aangemerkt als beleggingsgoud. Bijgaand de lijst die geldig is voor 2022.

NTFR 2021/3974 - Niet op de weg gebruikte Duitse auto met beschadigingen is een nieuwe personenauto

ECLI:NL:HR:2021:1672, datum uitspraak 12-11-2021, publicatiedatum 12-11-2021
Aflevering 47, gepubliceerd op 25-11-2021 met annotatie van mr. H.A. Elbert
Belanghebbende heeft op 16 oktober 2015 in Duitsland een beschadigde auto met een kilometerstand van 0 gekocht. Op 20 oktober 2015 is de auto in Duitsland geregistreerd en voor het eerst toegelaten op de weg. Nadien is de auto op een oplegger vanuit Duitsland naar Nederland overgebracht. Bij registratie in Nederland op 4 november 2015 bedroeg de kilometerstand 217. De auto vertoonde ten tijde van die registratie geen sporen van gebruik.

NTFR 2021/3980 - Lening door vader vormt geen eigenwoningschuld omdat gegevens niet in aangifte zijn verstrekt. Evenredigheidsbeginsel zet wettelijke bepaling niet opzij

ECLI:NL:HR:2021:1719, datum uitspraak 19-11-2021, publicatiedatum 19-11-2021
Aflevering 47, gepubliceerd op 25-11-2021 met annotatie van mr. R. Marchal
Belanghebbende heeft de aankoop van haar ‘eigen woning’ mede gefinancierd met een lening bij haar vader. Hierover is zij jaarlijks rente verschuldigd. In haar aangifte IB/PVV 2016 heeft belanghebbende deze lening niet als eigenwoningschuld vermeld, en is de rente niet in aftrek gebracht. De aanslag is conform de aangifte opgelegd op 17 mei 2017. Op 12 april 2018 heeft belanghebbende de inspecteur verzocht ambtshalve alsnog voor 2016 € 2.740 aan ‘rente eigenwoningschuld’ in verband met de lening bij haar vader in aftrek te brengen. Daarbij heeft zij de in de wet bedoelde gegevens verstrekt. De inspecteur heeft dat verzoek niet ingewilligd. Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden (22 september 2020, nr. 20/00086, NTFR 2020/2862) is dat terecht. Het tijdig, dat wil zeggen bij de aangifte, voldoen aan de verplichting de in art. 3.119g Wet IB 2001 bedoelde gegevens te verstrekken is een voorwaarde om de uit de lening voortvloeiende schuld als eigenwoningschuld aan te merken, aldus het hof. Aan die verplichting heeft belanghebbende niet voldaan. Op grond van beleid van de Belastingdienst kan dit verzuim echter nog worden hersteld tot het moment waarop de aanslag onherroepelijk wordt. Nu belanghebbende de vereiste gegevens heeft ingediend geruime tijd na het verstrijken van de wettelijke bezwaartermijn, kan belanghebbende volgens het hof geen beroep doen op dit beleid. De op de lening betaalde rente is daarom in 2016 niet aftrekbaar, aldus het hof.

NTFR 2021/3981 - Bewust stukken naar verkeerde instantie sturen om ontvangstbevestiging te verkrijgen, leidt tot kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht (art. 81.1 Wet RO)

ECLI:NL:HR:2021:1738, datum uitspraak 19-11-2021, publicatiedatum 19-11-2021
Aflevering 47, gepubliceerd op 25-11-2021
Gemachtigde heeft namens zijn cliënt bezwaar gemaakt tegen een opgelegde naheffingsaanslag BPM. De inspecteur heeft verzocht een schriftelijke machtiging over te leggen. Omdat de inspecteur vervolgens geen machtiging heeft ontvangen, heeft hij het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Het hof (Hof Den Bosch 31 december 2020, nr. 18/00612, NTFR 2021/937) heeft geoordeeld dat verzending van de machtiging aan de inspecteur niet aannemelijk is gemaakt. Wel staat vast dat de machtiging is verstuurd naar de rechtbank (Rechtbank Gelderland). Belanghebbende stelde dat op de rechtbank een doorzendplicht rust. Het hof heeft vastgesteld dat van het abusievelijk versturen van een stuk naar een verkeerd adres geen sprake is. Gemachtigde doet dit bewust, met als doel een ontvangstbevestiging te verkrijgen. Alsdan is volgens het hof sprake van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht. Om die reden is de datum van ontvangst bij Rechtbank Gelderland niet bepalend voor de vraag of tijdig een machtiging is overgelegd. Het verzuim is dus niet hersteld binnen de door de inspecteur gestelde termijn. Nu aldus niet is komen vast te staan dat gemachtigde gemachtigd was een bezwaarschrift namens belanghebbende in te dienen, heeft de inspecteur het bezwaarschrift terecht niet-ontvankelijk verklaard.