Aflevering 39

Gepubliceerd op 30 september 2021

NTFR 2021/3172 - Het evenredigheidsbeginsel: Hoge Raad vs. Raad van State

Aflevering 39, gepubliceerd op 30-09-2021 geschreven door mr. dr. J.J. van den Broek
Een van de elementen die tijdens de kinderopvangtoeslagaffaire onder de loep is gelegd is de wijze waarop de Raad van State is omgegaan met het evenredigheidsbeginsel zoals dat is opgenomen in onder meer art. 3:4 Awb. Bij het lezen van enkele uitspraken van de Raad van State over de kinderopvangtoeslag vroeg ik mij af hoe de belastingwetgever en de belastingkamer van de Hoge Raad met soortgelijke vraagstukken in het belastingrecht in het verleden zijn omgegaan. Bestaan er grote verschillen in de toepassing van het evenredigheidsbeginsel door deze beide rechterlijke colleges, die op verschillende administratiefrechtelijke terreinen fungeren als laatste instantie?

NTFR 2021/3174 - Wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2022

Aflevering 39, gepubliceerd op 30-09-2021
De fiscale wetgeving is constant aan veranderingen onderhevig. Dit vergt voortdurend inhoudelijke wijzigingen en technisch onderhoud van deze wetgeving. In lijn met eerdere jaren bevat het pakket Belastingplan 2022 een wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen (OFM 2022). De maatregelen in dit wetsvoorstel hebben geen gevolgen voor het budgettaire beeld. Het is wenselijk dat deze maatregelen per 1 januari 2022 in werking treden, zoals blijkt uit de toelichting per maatregel hieronder. Dit wetsvoorstel bevat:

NTFR 2021/3175 - Wetsvoorstel Wet delegatiebepalingen tegemoetkoming schrijnende gevallen

Aflevering 39, gepubliceerd op 30-09-2021
Met het wetsvoorstel Wet delegatiebepalingen tegemoetkoming schrijnende gevallen stelt het kabinet voor om een juridische grondslag te regelen om de schrijnende gevolgen van onterecht handelen van de Belastingdienst op te lossen of op zijn minst te verzachten. Op grond daarvan kunnen bij algemene maatregel van bestuur gevallen worden aangewezen die voor een tegemoetkoming in aanmerking komen.

NTFR 2021/3177 - COVID-19: Steun aan de culturele en creatieve sector en herstelplan

Aflevering 39, gepubliceerd op 30-09-2021
Minister Van Engelshoven (OCW) gaat op verzoek van de Tweede Kamer in op steunmaatregelen van het kabinet en op de ontwikkeling van een herstelplan om de culturele en creatieve sector duurzaam te versterken. Zij geeft onder meer de uitgangspunten voor ongeplaceerde (culturele) activiteiten die binnen plaatsvinden. De regeling is in ontwikkeling en zal worden uitgevoerd door het Fonds Podiumkunsten. De regeling wordt zo snel mogelijk gepubliceerd in de Staatscourant en geldt met terugwerkende kracht vanaf 25 september.

NTFR 2021/3178 - COVID-19: Monitoring Arbeidsmarkt en Beroep Noodpakket

Aflevering 39, gepubliceerd op 30-09-2021
Minister Koolmees en staatssecretaris Wiersma van SZW hebben de Tweede Kamer de achtste editie gestuurd van de brief ‘monitoring arbeidsmarkt en beroep steun- en herstelpakket’. De bewindslieden behandelen het beroep op de SZW-maatregelen uit het steun- en herstelpakket, zoals de NOW, de Tozo, de TONK en het aanvullend sociaal pakket. Verder geeft deze brief een actualisatie van de aanpak rondom misbruik en oneigenlijk gebruik van NOW en Tozo. Ten slotte geeft deze brief een beeld van de situatie op de arbeidsmarkt. Als bijlage is onder meer meegestuurd het Factsheet 6e aanvraagperiode NOW.

NTFR 2021/3179 - COVID-19: Stand van zaken NOW september 2021

Aflevering 39, gepubliceerd op 30-09-2021
Minister Koolmees (SZW) heeft de Tweede Kamer geïnformeerd over de stand van zaken NOW september 2021. Dat de NOW niet wordt verlengd, betekent niet dat de uitvoering van de NOW bijna is afgerond. De komende jaren gaat het vaststellingsproces onverminderd door en dit zal nog het nodige vragen van werkgevers, deskundige derden, accountants en het UWV. De minister merkt dat er zorgen zijn over het vaststellingsproces en de gevolgen van de vaststelling. In deze brief gaat hij hierop in. Daarnaast informeert hij de Kamer over enkele onderwerpen die op dit moment spelen bij de NOW.

NTFR 2021/3184 - Renteaftrek bij intra-concernlening terecht geweigerd volgens A-G Wattel

ECLI:NL:PHR:2021:780, datum uitspraak 31-08-2021, publicatiedatum 17-09-2021
Aflevering 39, gepubliceerd op 30-09-2021 met annotatie van mr. N.I. Groenland
Belanghebbende is een Nederlandse tussenhoudster en 100% dochter van de Zweedse topholding B. De treasury van het concern wordt voor rekening en risico van B beheerd door F. In 2004 besluit het concern de circa 29% floating aandelen in haar Italiaanse vennootschap C van de beurs te halen. Daartoe is de Italiaanse biedingsvennootschap E opgericht, waarin de belanghebbende alle aandelen verwierf en waarin zij € 237.192.000 agio stortte, gefinancierd met een lening van F (lening 1). E heeft circa 22,8% van de aandelen C gekocht. De resterende circa 6,2% floating aandelen C zijn rechtstreeks door de belanghebbende gekocht, gefinancierd met een lening 2 van F ad € 100.000.000. Op 22 december 2005 heeft belanghebbende haar 6,2% aandelen C in E ingebracht. Op die datum heeft ook B haar 71,19% aandelen C overgedragen aan E, deels als kapitaalstorting en deels tegen schuldigerkenning. E heeft daarvoor aandelen uitgegeven aan de belanghebbende en aan B. E en de belanghebbende zijn daardoor deels zusters geworden: moeder B hield vanaf die datum 100% in de belanghebbende en 53% in E. Belanghebbende heeft de rente op de leningen in aftrek gebracht op haar fiscale resultaat. De inspecteur heeft de aftrek geweigerd op basis van art. 10a Wet VPB 1969.

NTFR 2021/3185 - Concl A-G Wattel: Emissiekosten bij aandelenruil voor Nederlandse vaste inrichting aftrekbaar

ECLI:NL:PHR:2021:769, datum uitspraak 26-08-2021, publicatiedatum 17-09-2021
Aflevering 39, gepubliceerd op 30-09-2021 met annotatie van mr. F. van Horzen
Belanghebbende is een naar Frans recht opgerichte vennootschap met een vaste inrichting (vi) in Nederland, waardoor zij buitenlands belastingplichtig is. In 2007 heeft zij alle aandelen verkregen in B nv tegen uitreiking van nieuwe aandelen en (naar keuze) Obligations Remboursale en Actions (ORA’s: converteerbare obligaties). De verworven aandelen B zijn toerekenbaar aan de vi. In geschil is of de emissiekosten van de ORA’s en (vanaf hoger beroep ook) de nieuw uitgegeven aandelen toerekenbaar zijn aan de vaste inrichting.

NTFR 2021/3186 - Kamerbrief over RKT en schenkbelasting

Aflevering 39, gepubliceerd op 30-09-2021
De staatssecretaris van financiën – Toeslagen en Douane heeft op 17 september 2021 een brief naar de Kamer gestuurd naar aanleiding van Kamervragen over de zogenoemde RKT-signaallijst en over de hersteloperatie kinderopvangtoeslag in combinatie met schenkbelasting. De laatste vragen zijn mede namens de staatssecretaris van financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst beantwoord.

NTFR 2021/3188 - Betalingsverplichting btw vóór verschuldigdheid in strijd met EU-recht (G)

Aflevering 39, gepubliceerd op 30-09-2021 met annotatie van mr. A.J. Blank
G heeft in de loop van december 2016 twintig intracommunautaire verwervingen verricht van dieselbrandstof. G heeft in strijd met de Poolse wet de btw over deze verwervingen niet binnen een termijn van vijf dagen vanaf de invoering van de dieselbrandstof in Polen betaald. De verwijzende rechter vraagt zich af of de Btw-richtlijn zich verzet tegen deze Poolse wet in die zin dat de btw moet worden betaald voordat zij verschuldigd is geworden.

NTFR 2021/3189 - Vrijstelling voor diensten aan zorgverzekeraar ten behoeve van bieden medische dekking in buitenland? (Prej.vraag – CIG Pannónia)

Aflevering 39, gepubliceerd op 30-09-2021 met annotatie van mr. A.J. Blank
Verzoekster in eerste aanleg, gevestigd in Hongarije, verkoopt enkele verzekeringsproducten waarbij zij zich ertoe verbindt om de verzekerde medische behandeling in het buitenland te garanderen bij diverse zware diagnoses. Om deze verzekering uit te voeren, neemt verzoekster diensten af van het in Spanje gevestigde Best Doctors. Best Doctors controleert de juistheid van de diagnose van de ernstige ziekte die bij een verzekerde particulier is gesteld, vindt de best mogelijke beschikbare medische diensten met het oog op de genezing van de verzekerde particulier en zorgt ervoor dat de medische behandeling in het buitenland wordt verleend. De verwijzende rechter vraagt zich af of de medische vrijstelling van toepassing is op de aan verzoekster verleende diensten.

NTFR 2021/3190 - Bij niet-voldoen aan voorwaarden btw-optie geen aftrekcorrectie ineens, wel herziening (Skelleftea Industrihus)

Aflevering 39, gepubliceerd op 30-09-2021 met annotatie van mr. C.C. van den Berg
Skelleftea Industrihus is een Zweedse vennootschap die op haar terrein een voor de verhuur bestemd kantoorpand heeft laten bouwen. Zij verzocht bij de bouw om toestemming om gebruik te maken van de regeling voor optionele toepassing van btw, en verkreeg deze toestemming. De aan haar in rekening gebrachte btw voor met name architectdiensten heeft zij vervolgens in aftrek gebracht. Nadat een van de potentiële huurders was afgehaakt, heeft Skelleftea Industrihus het project stopgezet, waardoor een einde is gekomen aan de regeling voor optionele toepassing van btw. De verwijzende rechter legt het HvJ de vraag voor of het verenigbaar is met de Btw-richtlijn dat in een dergelijk geval alle voorbelasting onmiddellijk en met rente moet worden terugbetaald.

NTFR 2021/3193 - 9%-tarief voor cel- en gentherapie

Aflevering 39, gepubliceerd op 30-09-2021
Op haar website schrijft HollandBIO, belangenbehartiger voor biotechbedrijven in Nederland, dat de Belastingdienst Advanced Therapy Medicinal Products (ATMP’s) als medische producten beschouwt. Dit schrijft de Belastingdienst in een brief aan HollandBIO. Dit betekent dat het 9%-tarief ook geldt voor ATMP’s. ATMP’s zijn de verzameling behandelingen waarbij gemodificeerde cellen, genen en/of weefsels worden ingebracht in het lichaam van een patiënt. Vaak worden ze ook aangeduid met cel- en gentherapieproducten. De vaak eenmalige en op het individu afgestemde cel- en gentherapieproducten vormen overigens nog geen gangbare vorm van behandelen.

NTFR 2021/3194 - Verjaringsregels Douanewetboek van de Unie (DWU) van toepassing op douaneschuld uit 2013

ECLI:NL:HR:2021:1271, datum uitspraak 17-09-2021, publicatiedatum 17-09-2021
Aflevering 39, gepubliceerd op 30-09-2021 met annotatie van mr. G. van Dam
Belanghebbende heeft op 4 juli 2013 aangifte gedaan voor het in het vrije verkeer brengen van een partij porseleingoed met toepassing van een preferentieel tarief van douanerechten van 0%. De inspecteur heeft belanghebbende op 1 juni 2016 medegedeeld dat het tarief van de douanerechten 12% bedraagt. Belanghebbende kon binnen dertig dagen daarop reageren. Op 18 juli 2016 is de op 4 juli 2013 ontstane douaneschuld via een utb aan belanghebbende medegedeeld.

NTFR 2021/3195 - Belanghebbende slaagt niet in ontzenuwing van bewijsvermoeden dat oliën in sloptanks niet in accijnsheffing zijn betrokken

ECLI:NL:HR:2021:1348, datum uitspraak 24-09-2021, publicatiedatum 24-09-2021
Aflevering 39, gepubliceerd op 30-09-2021
Belanghebbende is eigenaar van een motortankschip waarmee onder meer minerale oliën worden vervoerd. Naast de ladingtanks beschikt het schip ook over twee sloptanks. Deze dienen voor de tijdelijke opslag van restlading of verontreinigd residu. In maart 2016 heeft de Douane bij een controle 2.865 liter benzine in de sloptanks aangetroffen en 959 liter gasolie. De inspecteur heeft naheffingsaanslagen in de accijns en in de voorraadheffing opgelegd. Hof Den Haag (5 april 2019, nr. 18/00970, NTFR 2021/1371) heeft deze naheffingsaanslagen vernietigd, omdat belanghebbende heeft aangetoond dat in de sloptanks de gebruikelijke restlading zat. De Hoge Raad vernietigt de hofuitspraak, onder verwijzing naar zijn arrest van 6 augustus 2021, nr. 19/00789, NTFR 2021/2568. Het internationale karakter van het vervoer van oliën rechtvaardigt het vermoeden dat de oliën die worden vervoerd niet in Nederland in de heffing van accijns zijn betrokken. Dit geldt ook voor de inhoud van de sloptanks. Het ligt op de weg van de belanghebbende om dit vermoeden te ontzenuwen. Met de gegevens van belanghebbende kan niet worden vastgesteld onder dekking van welke documenten de lading – waarvan delen zijn overgepompt naar de sloptanks – is vervoerd. Belanghebbende heeft dus niet het vermoeden ontzenuwd dat de lading in de sloptanks niet in de heffing van accijns betrokken is geweest. De heffing is ook niet in strijd met het evenredigheidsbeginsel. De administratieve last die voortvloeit uit Mededeling 61 is volgens de Hoge Raad niet onevenredig in verhouding tot het doel van die voorwaarden. Voor het overige vloeit de heffing rechtstreeks voort uit de wet. Daarbij komt de inspecteur geen beoordelings- of beleidsvrijheid toe.

NTFR 2021/3197 - Terechte naheffing MRB voor houder van auto die als woning dient (art. 80a Wet RO)

ECLI:NL:HR:2021:1365, datum uitspraak 24-09-2021, publicatiedatum 24-09-2021
Aflevering 39, gepubliceerd op 30-09-2021
Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag MRB opgelegd vanwege het niet-betalen van MRB ter zake van een personenauto waarvan belanghebbende houder was. Op het aanslagbiljet ontbreken adresgegevens en het BSN van belanghebbende. Volgens de inspecteur komt dit omdat uit de Basisregistratie Personen blijkt dat van belanghebbende geen woonadres bekend was. Het ontbreken van deze gegevens kan volgens het hof (Hof Den Bosch 31 december 2020, nr. 20/00143, NTFR 2021/870) echter redelijkerwijs geen twijfel oproepen dat het aanslagbiljet voor belanghebbende is bedoeld, aangezien de tenaamstelling juist is en ook het kenteken van de auto op naam van belanghebbende stond. Belanghebbende stelt dat hij de auto slechts als woning gebruikte en dat hij daarom gebruik had kunnen maken van de schorsing van de auto. Het hof vat dit op als een beroep op de vrijstellingsbepaling van art. 72, lid 1, onderdeel l, Wet MRB 1994. Dat beroep faalt omdat belanghebbende niet aan de voorwaarden heeft voldaan. Het hof heeft het oordeel van de rechtbank bevestigd dat het Unierechtelijke verdedigingsbeginsel niet van toepassing is, dat geen sprake is van schending van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en dat er geen aanleiding is om de naheffingsaanslag te verminderen omdat de auto door inbeslagname feitelijk niet meer ter beschikking stond aan belanghebbende.

NTFR 2021/3198 - Te hoge BPM-druk als gevolg van nieuwe CO2- testmethode

ECLI:NL:RBNNE:2021:3239, datum uitspraak 29-07-2021, publicatiedatum 06-08-2021
Aflevering 39, gepubliceerd op 30-09-2021 met annotatie van mr. M. Soltysik
ambtelijk leidinggevende van de inspecteur, auto, hoedanigheid van bestuurder, hoedanigheid van medewetgever, hoger testresultaat, NEDC, NEDC1, NEDC2, New European Driving Cycle, uitvoerder van de belastingwet, vertrouwen, vertrouwensbeginsel, WLTP, Worldwide harmonized Light vehicle Test Procedure

NTFR 2021/3199 - Wetsvoorstel Wet verlaging tarief verhuurderheffing en maandelijkse wijziging bedragen heffingsverminderingen

Aflevering 39, gepubliceerd op 30-09-2021
Het kabinet heeft de huren in de socialehuursector bevroren. Dit naar aanleiding van de motie-Beckerman c.s. (Kamerstukken II, 2020-2021, 35 488, nrs. 13 en 17). In 2021 mag er geen huurverhoging worden toegepast. In de brief van 17 februari 2021 (Kamerstukken II, 2020-2021, 27 926, nr. 338) is aangegeven dat woningcorporaties en grotere particuliere verhuurders tegemoetgekomen worden via een tariefverlaging van de verhuurderheffing. Om deze nadelige gevolgen te verlichten wordt het tarief van de verhuurderheffing verlaagd met 0,041% tot 0,485% (art. 1.7 Wet maatregelen woningmarkt 2014 II).

NTFR 2021/3203 - Verzuimbrief rechtbank niet duidelijk

ECLI:NL:HR:2021:1349, datum uitspraak 24-09-2021, publicatiedatum 24-09-2021
Aflevering 39, gepubliceerd op 30-09-2021 met annotatie van mr. R.C.H. Graves
Het beroepschrift van belanghebbende is niet gemotiveerd. De rechtbank stuurt op 14 mei 2019 twee brieven, waaronder een verzuimbrief. In een herinneringsbrief van 18 juni 2019 is aan belanghebbende meegedeeld dat er op 14 mei 2019 een brief is gestuurd, dat daarop niet is gereageerd en dat alsnog binnen twee weken een schriftelijke reactie kan worden gestuurd. Omdat een reactie uitblijft, verklaart de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk. De Hoge Raad vernietigt dat oordeel. Als gelegenheid tot herstel wordt geboden, moet duidelijk zijn welk verzuim moet worden hersteld en binnen welke termijn. De bewoording van de herinneringsbrief voldoet daar niet aan. Zo is niet duidelijk op welke brief van 14 mei 2019 het verzoek betrekking heeft en de woorden ‘schriftelijke reactie’ maken ook niet duidelijk dat een verzuim kan worden hersteld.

NTFR 2021/3204 - Navordering loon piloot op buitenlandse bankrekening deels ten onrechte wegens ontbreken nieuw feit (art. 81.1 Wet RO)

ECLI:NL:HR:2021:1378, datum uitspraak 24-09-2021, publicatiedatum 24-09-2021
Aflevering 39, gepubliceerd op 30-09-2021
Belanghebbende was van 1 april 2004 t/m eind april 2012 via een Engels uitzendbureau als piloot werkzaam bij Ryanair. Hij was in die periode in Spanje en Italië gestationeerd. Belanghebbende heeft in zijn aangiften over 2004 t/m 2012 geen inkomen uit zijn werk als piloot en ook geen vermogen op buitenlandse bankrekeningen verantwoord. Uit een strafrechtelijk onderzoek is naar voren gekomen dat het Engelse uitzendbureau regelmatig bedragen op een bankrekening van belanghebbende bij de First Curaçao International Bank (2004 t/m 2006) heeft gestort. Vervolgens heeft de inspecteur in 2010 vragen aan belanghebbende gesteld over zijn rekening bij de FCIB. Belanghebbende heeft daarop gereageerd en gesteld dat het saldo van de rekening bij de FCIB nooit hoger is geweest dan € 20.000 en dat hij vanaf 2007 ook een Spaanse rekening had, maar dat het saldo van die Spaanse rekening verwaarloosbaar was. De inspecteur heeft daarna voor het eerst op 11 mei 2011 een informatieverzoek aan de Engelse autoriteiten ingediend met betrekking tot belanghebbende en het Engelse uitzendbureau. Uiteindelijk heeft de inspecteur eind oktober 2013 informatie van de Engelse autoriteiten ontvangen, waaruit bleek dat het Engelse uitzendbureau van 2007 t/m 2011 jaarlijks aanzienlijke bedragen op de Spaanse bankrekening van belanghebbende heeft gestort. Vervolgens heeft de inspecteur in 2014 navorderingsaanslagen over de jaren 2004 t/m 2011 opgelegd, met vergrijpboetes van 50%. In geschil was of de navorderingsaanslagen en de vergrijpboetes terecht zijn opgelegd.

NTFR 2021/3205 - Terechte informatiebeschikking, ook voor het eerst in bezwaar gestelde vragen moeten worden beantwoord (art. 81.1 Wet RO)

ECLI:NL:HR:2021:1375, datum uitspraak 24-09-2021, publicatiedatum 24-09-2021
Aflevering 39, gepubliceerd op 30-09-2021
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen een WOZ-beschikking. Bij de behandeling van het bezwaarschrift heeft de heffingsambtenaar belanghebbende op grond van art. 47 AWR verzocht inlichtingen te verstrekken. De heffingsambtenaar heeft daarvoor een formulier gestuurd waarin vragen zijn opgenomen over de woning. Belanghebbende heeft deze vragen niet beantwoord. Vervolgens heeft de heffingsambtenaar een informatiebeschikking genomen. Belanghebbende bestrijdt deze informatiebeschikking. Hij is van mening dat de heffingsambtenaar om inlichtingen had moeten verzoeken vóór het vaststellen van de WOZ-beschikking. Nu de heffingsambtenaar dat niet heeft gedaan, kan hij niet alsnog in de bezwaarfase een informatiebeschikking nemen, aldus belanghebbende.

NTFR 2021/3206 - Uitstelverzoek zitting ten onrechte afgewezen; geen vertrouwen te ontlenen aan ontvangstbevestiging inspecteur

ECLI:NL:HR:2021:1334, datum uitspraak 17-09-2021, publicatiedatum 17-09-2021
Aflevering 39, gepubliceerd op 30-09-2021 met annotatie van mr. I. van Wijk
Belanghebbende is bij aangetekende brief uitgenodigd voor de hofzitting van 12 juni 2020. Deze brief is op 9 juni 2020 ongeopend ter griffie van het hof terugontvangen. De griffier heeft vervolgens op 10 juni 2020 de uitnodiging per gewone post gestuurd, die een dag later door belanghebbende is ontvangen. Belanghebbende heeft contact opgenomen met de griffier en heeft verzocht om uitstel van de zitting. Hij heeft opgemerkt dat hij de aangetekende brief en het afhaalbericht nimmer heeft ontvangen, dat hij de uitnodiging pas een dag voor de zitting heeft ontvangen en dat hij zich daarom onvoldoende kon voorbereiden. Hof Den Haag (19 juni 2020, nr. 19/00753, NTFR 2021/3164) heeft het uitstelverzoek afgewezen en heeft uitspraak gedaan. De Hoge Raad vernietigt de hofuitspraak. Als de uitlatingen van belanghebbende tegenover de griffier juist zijn, kan het uitstelverzoek als tijdig worden aangemerkt. Bovendien moet dan worden aangenomen dat er gewichtige redenen zijn. Het hof heeft daarom het uitstelverzoek ten onrechte afgewezen.

NTFR 2021/3207 - Schending zorgvuldigheidsnorm bij opleggen boetes

ECLI:NL:OGHACMB:2021:327, datum uitspraak 27-06-2021, publicatiedatum 03-09-2021
Aflevering 39, gepubliceerd op 30-09-2021 met annotatie van dr. H.M. Roose
Aan belanghebbende is als aandeelhouder van een nv de niet-verantwoorde omzet van de nv ten goede gekomen. In verband daarmee zijn aan belanghebbende navorderingsaanslagen IB en premies opgelegd. Daarbij zijn vergrijpboetes van 25% opgelegd. Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna: het Hof) concludeert dat de navorderingsaanslagen voor de jaren 2013 en 2014 terecht zijn opgelegd. Van de bevoordeling was belanghebbende zich bewust. Belanghebbende bezit alle aandelen in de nv en voor de wetenschap van de bevoordeling kan belanghebbende worden vereenzelvigd met de nv. Door de omvang van de bedragen wordt de aanwezigheid van de bewustheid versterkt. Het Hof oordeelt daarnaast dat ook aan de zogenoemde winsteis is voldaan, dat wil zeggen dat de winstuitdeling door de nv is toegekend uit reeds verkregen of nog te verkrijgen winst. Met betrekking tot de boetes overweegt het Hof dat de boetes niet in overeenstemming met art. 22, lid 1, Algemene Landsverordening Landsbelastingen (ALL) van Curaçao zijn aangekondigd. Ook is belanghebbende niet conform art. 22, lid 2, ALL in de gelegenheid gesteld om de boetes gemotiveerd te betwisten. Nu sprake is van een criminal charge, is het naar het oordeel van het Hof van belang dat de boeteoplegging zorgvuldig plaatsvindt. Het is aldus van belang dat belanghebbende de gelegenheid krijgt zich te verweren voordat een boete wordt opgelegd. Nu de inspecteur zich niet heeft gehouden aan de voorwaarden van art. 22, lid 1 en 2, ALL, is de zorgvuldigheidsnorm geschonden. Het Hof vermindert om die reden de boetes tot 20%.

NTFR 2021/3214 - Besluit WOB-verzoek belastingverdrag Oeganda

Aflevering 39, gepubliceerd op 30-09-2021
De minister van Financiën heeft naar aanleiding van een WOB-verzoek over ‘steun in het belastingverdrag met Oeganda’ een aanzienlijk aantal documenten – gedeeltelijk – openbaar gemaakt. Het gaat om documenten uit de periode 2000 tot en met 2005 die zien op de totstandkoming van het belastingverdrag met Oeganda uit 2004. Deze zijn als brondocument opgenomen. Het betreft vooral feitelijke informatie over het (toenmalige) Oegandese belastingsysteem en de Nederlandse positie bij belastingverdragen. In de verstrekte documenten zijn veel passages weggelakt wegens de ‘betrekkingen met andere staten’.

NTFR 2021/3215 - EC verzoekt Cyprus zijn wetgeving over omzetting van EU-regels ter bestrijding van belastingontwijking te wijzigen

Aflevering 39, gepubliceerd op 30-09-2021
De Europese Commissie heeft besloten Cyprus een aanmaningsbrief te sturen wegens onjuiste omzetting van de in de Richtlijn bestrijding belastingontwijking opgenomen beperking van de aftrekbaarheid van rente (art. 4 Richtlijn (EU) 2016/1164 van de Raad). Cyprus maakt gebruik van de mogelijkheid om financiële ondernemingen vrij te stellen van de regels inzake beperking van de aftrekbaarheid van rente in de richtlijn bestrijding belastingontwijking. De desbetreffende nationale wetgeving gaat echter verder dan de toegestane vrijstellingen en voorziet in onbeperkte aftrekbaarheid van rente voor de toepassing van de vennootschapsbelasting voor securitisatie-entiteiten, die niet als ‘financiële ondernemingen’ in de zin van art. 2, lid 5, Richtlijn (EU) 2016/1164 worden aangemerkt. Als Cyprus zijn verplichtingen niet binnen twee maanden nakomt, kan de Commissie besluiten een met redenen omkleed advies uit te brengen.