Aflevering 18

Gepubliceerd op 1 mei 2020

NTFR 2020/1238 - Is een beleggingsfonds een doelvermogen?

Aflevering 18, gepubliceerd op 01-05-2020 geschreven door prof. dr. H. Vermeulen
Hof Den Bosch heeft aan de Hoge Raad diverse prejudiciële vragen gesteld over de teruggave van Nederlandse dividendbelasting aan een Duits beleggingsfonds.Hof Den Bosch 12 juli 2019, nrs, 14/00640 t/m 14/00645, NTFR 2019/1997, met commentaar van Van Haperen. Een van de vragen zag op de kwalificatie van een beleggingsfonds als doelvermogen voor de heffing van vennootschapsbelasting. In zijn arrest van 24 januari 2020 heeft de Hoge Raad deze vraag beantwoord.HR 24 januari 2020, nr. 19/03341, NTFR 2020/275, met commentaar van Simonis. In deze bijdrage ga ik in op het antwoord van de Hoge Raad en zal ik dat antwoord plaatsen tegen de achtergrond van de wetsgeschiedenis. De vraag die ik in de titel oproep zal ik zowel positief als negatief beantwoorden.

NTFR 2020/1239 - COVID-19: Kamerbrief moties en toezeggingen maatregelen noodpakket

Aflevering 18, gepubliceerd op 01-05-2020
Minister Koolmees laat in een brief aan de Kamer weten dat de concernbepaling in de tijdelijke loontegemoetkomingsregeling NOW wordt gewijzigd. Werkmaatschappijen die door de coronacrisis meer dan 20% omzetverlies hebben, maar behoren tot een concern dat niet aan die voorwaarde voldoet, mogen toch de NOW aanvragen. De minister verbindt aan deze wijziging wel extra voorwaarden. Zo moeten deze concerns afspraken maken met vakbonden over werkbehoud en over 2020 afzien van het uitkeren van dividend of bonussen.

NTFR 2020/1241 - COVID-19: Aanvullende fiscale maatregelen in verband met coronacrisis

Aflevering 18, gepubliceerd op 01-05-2020
Staatssecretaris Vijlbrief van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst, stuurt de Tweede Kamer een brief waarin aanvullende fiscale maatregelen worden beschreven in verband met het coronavirus. Ook beantwoordt hij Kamervragen over de gevolgen van de coronacrisis voor het urencriterium, de zelfstandigenaftrek en de startersaftrek. Daarnaast deelt hij mee dat er overleg loopt over een fiscaal gunstige behandeling van een tegemoetkoming aan zorgmedewerkers uit een privaat fonds.

NTFR 2020/1242 - COVID-19: Automatisch uitstel aangifte IB 2019 tot 1 september voor groep met DigiD-machtigingscode

Aflevering 18, gepubliceerd op 01-05-2020
De groep niet-zelfredzame mensen kan zonder boete voor 1 september 2020 aangifte IB 2019 doen. Dit heeft staatssecretaris Vijlbrief van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst geantwoord op Kamervragen van Leijten (SP) over de bereidheid, zeker na de nieuwe afgekondigde coronamaatregelen, het mogelijk te maken dat mensen zonder een boete te krijgen later belastingaangifte doen. De staatssecretaris ziet geen aanleiding voor een generiek uitstel. Het automatisch uitstel is bedoeld voor mensen die enkel met ondersteuning hun belastingaangifte kunnen doen en uitstel kunnen vragen. Deze niet-zelfredzame doelgroep omvat de mensen die gebruikmaken van Hulp bij Aangifte of voor wie een DigiD-machtigingscode is afgegeven. Er wordt geen automatisch uitstel verleend aan mensen met een machtigingscode die zijn uitgenodigd tot het doen van een winstaangifte of aan mensen die al aangifte hebben gedaan, al uitstel hebben aangevraagd of geen uitnodiging hebben gekregen tot het doen van aangifte.

NTFR 2020/1243 - COVID-19: Tozo ook toegankelijk voor grenswerkers en AOW'ers

Aflevering 18, gepubliceerd op 01-05-2020
Op verzoek van de Tweede Kamer gaat het kabinet regelen dat ook grenswerkers en AOW’ers aanspraak kunnen maken op de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo). Alleen inkomsten voor werk dat is verricht in de periode waarvoor de ondernemer de Tozo aanvraagt, tellen mee bij het berekenen van de inkomensondersteuning.

NTFR 2020/1244 - COVID-19: Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid aangenomen door de Eerste Kamer

Aflevering 18, gepubliceerd op 01-05-2020
De Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid is op 24 april 2020 in werking getreden. De Eerste Kamer heeft op 21 april jl. na een kort plenair debat met minister Dekker (Rechtsbescherming) ingestemd met het wetsvoorstel Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid. Dit wetsvoorstel past een groot aantal wetten aan om de continuïteit van het wetgevingsproces, de rechtspraak en het openbaar bestuur tijdens de beperkende maatregelen als gevolg van de uitbraak van COVID-19 te garanderen. Het voorstel bevat onder andere regels waardoor fysieke zittingen in gerechtelijke procedures in burgerlijke, bestuursrechtelijke en in strafrechtelijke zaken tijdelijk digitaal kunnen plaatsvinden. Deze tijdelijke wet vervalt op 1 september 2020, maar kan telkens met twee maanden verlengd worden. De wet treedt zo snel mogelijk in werking, waarschijnlijk al deze week.

NTFR 2020/1245 - COVID-19: Besluit tijdelijke regels omtrent bijstandsverlening aan zelfstandigen

Aflevering 18, gepubliceerd op 01-05-2020
Het kabinet vindt het in de huidige coronacrisis van groot belang om banen te behouden en ondersteuning te bieden bij acute problemen die werknemers, zzp’ers en bedrijven ondervinden. Om die reden heeft het kabinet in een brief van 17 maart 2020 aan de Tweede Kamer een noodpakket voor banen en economie aangekondigd. Een onderdeel van dit noodpakket is extra tijdelijke ondersteuning van zelfstandig ondernemers. Deze regeling, de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo), gaat met terugwerkende kracht per 1 maart 2020 in.

NTFR 2020/1246 - COVID-19: uitstel van betaling bij Douane

Aflevering 18, gepubliceerd op 01-05-2020
De Belastingdienst verleent, in verband met de coronacrisis, bedrijven op verzoek uitstel van betaling bij Douane tot uiterlijk de 15e dag van de maand die volgt op de maand waarin de coronamaatregelen stoppen. Het uitstel kan worden gevraagd per mail bij de ontvanger van Douane Amsterdam: douane.nederland.invordering@belastingdienst.nl.

NTFR 2020/1247 - COVID-19: Aanvraagtermijn doelgroepverklaring LKV verlengd

Aflevering 18, gepubliceerd op 01-05-2020
Het UWV verlengt als gevolg van de coronacrisis de aanvraagtermijn voor een doelgroepverklaring LKV tijdelijk met drie maanden. Om het loonkostenvoordeel (LKV) te ontvangen is een kopie nodig van de doelgroepverklaring LKV van de werknemer. Volgens de wet moet de werknemer deze doelgroepverklaring aanvragen binnen drie maanden nadat hij in dienst is gegaan. Voor alle doelgroepverklaringen die worden aangevraagd voor dienstverbanden die zijn gestart tussen 1 januari 2020 en 1 juni 2020, geldt nu een aanvraagtermijn van zes maanden.

NTFR 2020/1249 - Goedkeuringen in Verzamelbesluit Toeslagen

Aflevering 18, gepubliceerd op 01-05-2020
De staatssecretaris van Financiën – Toeslagen en Douane heeft, in overeenstemming met de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, het Verzamelbesluit Toeslagen uitgebracht. Naast het beleid met betrekking tot de kinderopvangtoeslag, de huurtoeslag, de zorgtoeslag en het kindgebonden budget staan er drie goedkeuringen in het besluit. Twee ervan raken de inkomstenbelasting. Het gaat om een goedkeuring voor specifieke situaties met betrekking tot kwijtscheldingswinsten en een goedkeuring voor de toerekening van de gezamenlijke grondslag sparen en beleggen tussen partners in relatie tot de vermogenstoets in de huurtoeslag.

NTFR 2020/1250 - Verzamelbesluitje met redactionele aanpassingen

Aflevering 18, gepubliceerd op 01-05-2020
Deze regeling voorkomt dat er met ingang van 1 juli 2020 een redactionele omissie ontstaat in de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) met betrekking tot de Wet implementatie EU-richtlijn meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies. In deze regeling zijn voorts een aantal redactionele wijzigingen opgenomen van de Uitvoeringsregeling belastingen op milieugrondslag (URbm) en van de bijlage bij de Regeling elektronisch berichtenverkeer Belastingdienst.

NTFR 2020/1251 - Eerste Kamervragen beantwoord over marginale druk

Aflevering 18, gepubliceerd op 01-05-2020
De staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst heeft, mede namens de staatssecretaris van Financiën – Toeslagen en Douane, Eerste Kamervragen beantwoord over de marginale belastingdruk in Nederland voor specifieke groepen huishoudens. De vragen zijn gesteld naar aanleiding van een artikel in een fiscaal vakblad. De staatssecretarissen bevestigen dat het juist is dat de marginale druk voor bepaalde categorieën brutoloon 85% is. Op verzoek van de vragensteller geven zij informatie over diverse andere categorieën (zie brondocument). Daarbij merken zij op dat het van belang is naast de marginale druk ook de gemiddelde druk in ogenschouw te blijven nemen. Als voorbeeld vermelden zij dat bij het inkomenstraject waarbij de marginale druk voor de eenverdiener met twee kinderen groter is dan 80% (tussen € 24.000 en € 32.000), de gemiddelde druk oploopt van -21% tot +3%. Voor het grootste gedeelte van dit traject ontvangt dit huishouden dus meer toeslagen dan het aan belasting betaalt. Verder heeft de huurtoeslag een groot effect. De pieken in marginale druk kunnen in sommige varianten dalen tussen de 25 en 30 procentpunt.

NTFR 2020/1252 - CPB heeft mogelijk belastingbeleid onderzocht

Aflevering 18, gepubliceerd op 01-05-2020
Het CPB heeft een publicatie over kansrijk belastingbeleid op zijn website geplaatst. Het gaat om een onderzoek naar bijna honderd mogelijke belastingmaatregelen. Als voorbeelden vermeldt het CPB dat een lagere zorgtoeslag tot een hoger arbeidsaanbod leidt, maar dat de inkomensongelijkheid stijgt en dat een btw-stelsel met een uniform tarief bijdraagt aan een betere werking van de economie en minder uitvoeringskosten.

NTFR 2020/1253 - Begrip 'aanhorigheden' in art. 3.30a Wet IB 2001 heeft dezelfde betekenis als elders in fiscale wetgeving

ECLI:NL:HR:2020:65, datum uitspraak 17-01-2020, publicatiedatum 17-01-2020
Aflevering 18, gepubliceerd op 01-05-2020 met annotatie van drs. W. Brink
Tot het ondernemingsvermogen van belanghebbende, een veehouder, behoren grond, een woning, een schuur, een loods, een jongveestal, een ligboxenstal, een mestsilo, een strooiselhok, twee stierenstallen, erfverharding en enige plaat/sleufsilo’s. De inspecteur heeft de afschrijving op het strooiselhok, de erfverharding, de mestsilo en de plaat/sleufsilo’s geweigerd omdat zij volgens hem aanhorigheden zijn van bedrijfsgebouwen waarvan de bodemwaarde ex art. 3.30a Wet IB 2001 is bereikt. Hof Den Bosch (2 mei 2019, nr. 18/00190, NTFR 2019/2616) heeft de inspecteur in het gelijk gesteld. Volgens het hof is voor de beantwoording van de vraag of een bouwwerk een aanhorigheid van een gebouw is als bedoeld in genoemd artikel beslissend of het bouwwerk behoort bij dat gebouw, daarbij in gebruik is en daaraan dienstbaar is. Dat oordeel is volgens de Hoge Raad juist. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat de wetgever in art. 3.30a Wet IB 2001 het begrip ‘aanhorigheden’ heeft willen gebruiken op dezelfde manier als waarop dat begrip elders in de fiscale wetgeving wordt toegepast. Er is geen aanleiding om voor de toepassing van art. 3.30a Wet IB 2001 een eigen inhoud aan dat begrip te geven. Belanghebbende betoogt daarom tevergeefs dat beslissend moet zijn of het bouwwerk onmiddellijk en uitsluitend dienstbaar is aan een gebouw.

NTFR 2020/1254 - A-G Wattel belicht begrip 'aanhorigheden'

ECLI:NL:PHR:2019:1096, datum uitspraak 29-10-2019, publicatiedatum 06-12-2019
Aflevering 18, gepubliceerd op 01-05-2020 met annotatie van drs. W. Brink
Belanghebbende houdt melkvee en fokt jongvee. Tot het ondernemingsvermogen behoren grond, een woning, een schuur, een loods, een jongveestal, een ligboxenstal, een mestsilo, een strooiselhok, twee stierenstallen, erfverharding en enige plaat/sleufsilo’s. De inspecteur heeft de afschrijving op het strooiselhok, de erfverharding, de mestsilo en de plaat/sleufsilo’s geweigerd omdat deze volgens hem aanhorigheden zijn van bedrijfsgebouwen waarvan de bodemwaarde ex art. 3.30a Wet IB 2001 is bereikt. Die bepaling verbiedt bij gebouwen in eigen gebruik verdere afschrijving dan tot 50% van de WOZ-waarde. De ‘onderdelen van een gebouw, de daarbij behorende ondergrond en aanhorigheden’ worden daarbij beschouwd ‘als één bedrijfsmiddel’ (lid 2). In geschil is welk criterium bepaalt of de onderhavige onroerende bedrijfsobjecten ‘aanhorigheden’ zijn bij de bedrijfsgebouwen. De feitenrechters hebben op grond van de wetsgeschiedenis het criterium ‘behoort bij, daarbij in gebruik en daaraan dienstbaar’ toegepast, afkomstig uit HR BNB 1993/281, over diezelfde term in art. 42a Wet IB 1964 (huurwaardeforfait). De feitenrechters hebben op die basis geoordeeld dat de onderhavige onroerende bedrijfsobjecten alle ‘aanhorigheden’ zijn en samen met de gebouwen moeten worden gewaardeerd en afgeschreven tot de bodemwaarde. Belanghebbende heeft cassatieberoep aangetekend.

NTFR 2020/1256 - Bepaling boekwinst op onroerend goed van vennootschap die nooit aangiften vennootschapsbelasting heeft gedaan

ECLI:NL:PHR:2020:287, datum uitspraak 26-03-2020, publicatiedatum 10-04-2020
Aflevering 18, gepubliceerd op 01-05-2020 met annotatie van mr. D.C. Simonis
Belanghebbende is een Gibraltarese vennootschap met feitelijke leiding in Nederland. In 2008 heeft zij een in Nederland gelegen woning voor € 400.000 verkocht die zij in 1999 had gekocht en tussentijds had verhuurd. Zij heeft in de jaren 1999 t/m 2007 nooit aangifte vennootschapsbelasting gedaan en is evenmin van ambtswege aangeslagen. De huuropbrengst is dus niet belast geweest, en kosten, waaronder afschrijvingen, zijn niet afgetrokken. In geschil is de omvang van de belastbare winst op de verkoop van de woning in 2008.

NTFR 2020/1257 - Gebruikelijkloonregeling ook van toepassing op directeur/aandeelhouder die alleen onkostenvergoeding ontvangt (art. 80a Wet RO)

ECLI:NL:HR:2020:789, datum uitspraak 24-04-2020, publicatiedatum 24-04-2020
Aflevering 18, gepubliceerd op 01-05-2020
Belanghebbende houdt 5% van de aandelen in een bv waarvan zij de directeur is. In het onderhavige jaar krijgt belanghebbende enkel de onkosten vergoed en bij goed beleid komt zij in aanmerking voor een bonus ter grootte van 10% van het nettoresultaat. In 2015 bedroeg de winst € 27.475. In de aangifte IB/PVV heeft belanghebbende ter zake van haar werkzaamheden voor de bv geen inkomsten in aanmerking genomen. Hof Amsterdam (NTFR 2020/404)) heeft geoordeeld dat de gebruikelijkloonregeling van toepassing is, ook indien die werkzaamheden minimaal zijn. Nu belanghebbende werkzaamheden verricht ten behoeve van de bv waarin zij een aanmerkelijk belang heeft, wordt zij geacht voor die werkzaamheden een gebruikelijk loon te genieten. Er is volgens het hof sprake van een fictieve dienstbetrekking. Het maakt daarbij niet uit dat belanghebbende geen beloning ontvangt. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat een lager loon in aanmerking moet worden genomen dan de door de inspecteur vastgestelde € 27.500.

NTFR 2020/1262 - Nog geen uitsluitsel gevolgen arresten massaal bezwaar box 3 2013-2016

Aflevering 18, gepubliceerd op 01-05-2020
De staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst heeft een brief aan de Tweede Kamer gestuurd over de gevolgen van de arresten van de Hoge Raad van 19 juni 2019 in de procedure massaal bezwaar box 3 over 2013 en 2014. De Hoge Raad had geoordeeld dat de box 3-heffing op stelselniveau in strijd is met art. 1 EP (bij het EVRM) voor zover het nominaal zonder (veel) risico’s gemiddeld haalbare rendement lager is dan 1,2%. Om de vraag te beantwoorden of daarvan sprake is, had het kabinet drie onafhankelijke juridisch deskundigen gevraagd te adviseren over de gevolgen van de arresten. Daarnaast had het kabinet aan het CPB gevraagd om aan te geven welk rendement zonder (veel) risico gemiddeld haalbaar was in de jaren 2013 tot en met 2016. Vanwege het ongewijzigde box 3-stelsel ten opzichte van 2013 en 2014 tellen ook de jaren 2015 en 2016 mee. Het advies van de drie deskundigen ligt in de lijn van het advies van de parlementair advocaat en komt erop neer dat de Staat compensatie moet bieden tot aan het berekende rendement van 1,2%. Uit het rapport van het CPB volgt dat het CPB niet kan aangeven wat een zonder veel risico’s haalbaar percentage is voor de categorieën direct opneembare spaarrekeningen, termijndeposito’s (met looptijden van 1 jaar, 5 jaar en 10 jaar) en Nederlandse staatsobligaties. Op basis hiervan kan het kabinet niet bepalen of het zonder (veel) risico’s gemiddeld haalbare rendement in de jaren 2013, 2014, 2015 of 2016 lager is dan 1,2% en daarmee niet of en wanneer sprake is van schending van art. 1 EP (bij het EVRM) op stelselniveau. De kabinetsreactie vergt daarom meer tijd. Mede gelet op de coronacrisis streeft het kabinet ernaar om zijn reactie dit najaar aan de Kamer te sturen.

NTFR 2020/1266 - Hospice met palliatieve zorg heeft recht op aftrek voorbelasting ter zake van aankoop en verbouwing hoeve

ECLI:NL:GHDHA:2020:424, datum uitspraak 14-02-2020, publicatiedatum 11-03-2020
Aflevering 18, gepubliceerd op 01-05-2020 met annotatie van drs. J. van der Laan en mr. J.P.W.H.T. Becks
aftrek van omzetbelasting, exploitatie van onroerend goed, gastenkamers, logies en verteer, specialistische verpleegkundige zorg, thuiszorgteam, verblijfsmogelijkheid, verzoek om teruggaaf, vrijstelling, vrijwilligers, zorgprestaties, zorgverleningsovereenkomst

NTFR 2020/1268 - Diensten van family entertainment center vallen niet onder verlaagd tarief van post b.14(g) Tabel I

ECLI:NL:PHR:2020:313, datum uitspraak 01-04-2020, publicatiedatum 24-04-2020
Aflevering 18, gepubliceerd op 01-05-2020 met annotatie van dr. D. Molenaar
Belanghebbende exploiteert een family entertainment center. De ruimte hiervan is publiekelijk toegankelijk. In de ruimte staan zeventig apparaten, waarop vijftig verschillende spellen kunnen worden gespeeld. De aard van de spellen loopt uiteen, waarbij gedacht kan worden aan sport- of dansspellen, behendigheidsspellen, kermisautomaten en reactiespellen. Bezoekers die op de apparaten willen spelen kopen daartoe een zogeheten ‘playcard’ waarop een tegoed kan worden gestort. Belanghebbende meent dat het verlaagde tarief op haar diensten van toepassing is.

NTFR 2020/1269 - Verlaagd btw-tarief voor CBD-olie

Aflevering 18, gepubliceerd op 01-05-2020
Op de site van de Belastingdienst staat dat de levering van CBD-olie belast is met het verlaagde btw-tarief. CBD-olie bevat cannabidiol. Dit wordt gewonnen uit de vezelhennepplant en bevat geen of een zeer geringe hoeveelheid THC, de stof waarvan men stoned of high wordt. Producten die zijn bestemd om te worden gebruikt als aanvulling op voeding voor menselijke consumptie, zijn belast tegen het verlaagde btw-tarief. Naast voedingssupplementen zijn bijvoorbeeld kruidenpreparaten belast met 9% btw. De levering van CBD-olie is daarom volgens de Belastingdienst belast met 9% btw.

NTFR 2020/1272 - Beantwoording vragen over invloed van aandeel VvE-reserve op de WOZ-waarde

Aflevering 18, gepubliceerd op 01-05-2020
Er worden op dit moment geen maatregelen nodig geacht om een te hoge WOZ-waardebepaling op basis van het vermogen van een VvE te voorkomen. Dit antwoordt staatssecretaris Vijlbrief van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst, mede namens de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op de Kamervragen van Ronnes en Omtzigt (beiden CDA) en de Kamervragen van Lodder en Koerhuis (beiden VVD). De twee sets Kamervragen zijn gesteld naar aanleiding van de uitzending van Kassa ‘Tienduizenden appartementeigenaren ontvangen te hoge WOZ-beschikking’ en het bericht ‘Te hoge belasting omdat gemeente VvE-reserve meerekent in WOZ-bepaling’. De staatssecretaris geeft in de antwoorden ook aan dat hij geen aanleiding ziet de belastingheffing in box 3 over het VvE-aandeel te veranderen.

NTFR 2020/1274 - Verzoek tot overlegging volledige administratie niet in strijd met evenredigheidsbeginsel

ECLI:NL:HR:2020:697, datum uitspraak 17-04-2020, publicatiedatum 17-04-2020
Aflevering 18, gepubliceerd op 01-05-2020 met annotatie van mr. J.W. Bosman
Belanghebbende is een Antilliaanse nv die optreedt als trustkantoor. In 2015 heeft de inspecteur aan belanghebbende gevraagd de administratie vanaf 2010 over te leggen om de fiscale vestigingsplaats vast te stellen. Belanghebbende heeft de informatie niet verstrekt. De inspecteur heeft vervolgens een informatiebeschikking gegeven. In navolging van Hof Den Bosch (12 april 2019, nr. 17/00238, NTFR 2019/1477) is ook de Hoge Raad van oordeel dat de informatiebeschikking terecht is gegeven. Bij de uitoefening van de hem op grond van art. 47 AWR toegekende bevoegdheid is de inspecteur gebonden aan de beginselen van behoorlijk bestuur. Het verzoek om de gehele administratie over te leggen is niet in strijd met het evenredigheidsbeginsel omdat belanghebbende geen enkel inzicht in haar administratie heeft gegeven. Bovendien is niet aannemelijk dat belanghebbende door het ter beschikking stellen van haar administratie het risico loopt van strafvervolging in Curaçao wegens schending van de geheimhoudingsplicht als trustkantoor. Belanghebbende krijgt vier weken om alsnog te voldoen aan de informatiebeschikking.

NTFR 2020/1275 - Gestelde vragen in informatiebeschikking niet in strijd met evenredigheidsbeginsel

ECLI:NL:HR:2020:698, datum uitspraak 17-04-2020, publicatiedatum 17-04-2020
Aflevering 18, gepubliceerd op 01-05-2020 met annotatie van mr. J.W. Bosman
Belanghebbende heeft de Nederlandse nationaliteit. Hij was tot 1987 ingeschreven in Nederland en nadien in Curaçao. In 2014 heeft de inspecteur aan belanghebbende vragen gesteld om zijn fiscale woonplaats vast te stellen. Gevraagd werd om bewijsstukken te overleggen met betrekking tot genoten inkomsten, bank- en creditcardafschriften, (privé)agenda en rekening-courantboekingen tussen belanghebbende en zijn vennootschappen, alsmede eigendomsbewijzen van alle door belanghebbende gehouden bezittingen. Belanghebbende heeft de informatie niet verstrekt. De inspecteur heeft vervolgens een informatiebeschikking gegeven. Hof Den Bosch (NTFR 2019/1476) is van oordeel dat de informatiebeschikking terecht is gegeven, met uitzondering van de vraag over de eigendomsbewijzen. De Hoge Raad onderschrijft dat oordeel. Bij de uitoefening van de hem op grond van art. 47 AWR toegekende bevoegdheid is de inspecteur gebonden aan de beginselen van behoorlijk bestuur. De inspecteur heeft met de gestelde vragen niet in strijd gehandeld met het evenredigheidsbeginsel. Belanghebbende krijgt vier weken om alsnog te voldoen aan de informatiebeschikking.

NTFR 2020/1276 - Vragen in informatiebeschikking mogen ook betrekking hebben op bevoegdheid tot navordering

ECLI:NL:HR:2020:696, datum uitspraak 17-04-2020, publicatiedatum 17-04-2020
Aflevering 18, gepubliceerd op 01-05-2020 met annotatie van mr. J.W. Bosman
Erflater en zijn echtgenote waren tot 1994 ingeschreven in Nederland. Van 2004 tot en met 2014 waren zij ingeschreven in Curaçao, waar zij een appartement bezaten. Erflater was aandeelhouder in onder meer B bv. Tezamen met B bv was erflater eigenaar van woningen in Curaçao, Nederland, Portugal en Zwitserland. Eind 2015 heeft de inspecteur aan erflater vragen gesteld om zijn fiscale woonplaats vast te stellen. Erflater heeft de informatie niet verstrekt. De inspecteur heeft vervolgens een informatiebeschikking gegeven. In navolging van Hof Den Bosch (NTFR 2019/1495) is ook de Hoge Raad van oordeel dat de informatiebeschikking terecht is gegeven. Gelet op de ter beschikking staande informatie kon de inspecteur zich in redelijkheid op het standpunt stellen dat de gevraagde gegevens en bescheiden van belang kunnen zijn voor de beoordeling van de binnenlandse belastingplicht. Verder overweegt de Hoge Raad nog dat de inspecteur op grond van art. 47 AWR ook vragen mag stellen die van belang zijn om te kunnen vaststellen of de bevoegdheid tot navordering bestaat. Belanghebbende krijgt vier weken om alsnog te voldoen aan de informatiebeschikking.

NTFR 2020/1278 - Eenmaal immateriëleschadevergoeding in BPM-procedures over vier gebruikte auto's wegens samenhang

ECLI:NL:HR:2020:700, datum uitspraak 17-04-2020, publicatiedatum 17-04-2020
Aflevering 18, gepubliceerd op 01-05-2020 met annotatie van mr. M. Jansen
Belanghebbende heeft bezwaar aangetekend tegen de voldoening van BPM voor vier gebruikte auto’s. De inspecteur heeft die bezwaren bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de beroepen gezamenlijk behandeld en deze bij één uitspraak gegrond verklaard. Zij heeft voorts wegens overschrijding van de redelijke termijn belanghebbende eenmaal een immateriëleschadevergoeding toegekend van € 500. Het hof was het daarmee eens omdat de zaken gezamenlijk zijn behandeld en in hoofdzaak betrekking hebben op hetzelfde onderwerp dan wel op voorwerpen van geschil die met elkaar samenhangen. In cassatie betoogt belanghebbende dat zij per zaak (per auto) recht heeft op een immateriëleschadevergoeding. De Hoge Raad onderschrijft echter de visie van het hof. Niettemin is het cassatieberoep van belanghebbende gegrond. Het hof had namelijk de uitspraak van de rechtbank moeten vernietigen omdat daarin – ondanks het verzoek daartoe van belanghebbende – geen beslissing is genomen over vertragingsrente over het betaalde griffierecht. Dit betekent dat het hof het hoger beroep gegrond had moeten verklaren en de inspecteur had moeten gelasten het door belanghebbende bij het hof betaalde griffierecht te vergoeden. Het hof had daarom ook een beslissing moeten geven op het door belanghebbende in hoger beroep gedane verzoek om vergoeding van rente bij vertraging in de vergoeding van het in hoger beroep betaalde griffierecht.

NTFR 2020/1280 - Belanghebbende wordt vanwege kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht veroordeeld tot vergoeding van de reiskosten van de heffingsambtenaar (art. 80a Wet RO)

ECLI:NL:HR:2020:794, datum uitspraak 24-04-2020, publicatiedatum 24-04-2020
Aflevering 18, gepubliceerd op 01-05-2020
Belanghebbende is eigenaar van een woning en garage. Hij heeft bezwaar gemaakt tegen twee WOZ-beschikkingen en diverse aanslagen. De heffingsambtenaar heeft de bezwaren afgewezen. Daartegen heeft belanghebbende beroep ingesteld. Nadat de wrakingskamer van de rechtbank bij beslissing van 27 februari 2018 een wrakingsverzoek van belanghebbende heeft afgewezen en bij beslissing van 19 juni 2018 een ander wrakingsverzoek van belanghebbende niet-ontvankelijk heeft verklaard, is het beroep door de rechtbank ongegrond verklaard. In hoger beroep dient belanghebbende opnieuw een wrakingsverzoek in. De wrakingskamer van Hof Arnhem-Leeuwarden heeft het wrakingsverzoek afgewezen. Belanghebbende stelt in hoger beroep de beslissing van de wrakingskamer van de rechtbank van 19 juni 2018 ter discussie. Het hof heeft overwogen dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt verondersteld onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Het afwijzen van een verzoek om uitstel levert op zichzelf niet een zwaarwegende aanwijzing van vooringenomenheid op. Het hof is van oordeel dat er geen sprake is van schending van het fundamentele recht op de behandeling van de zaak door een onafhankelijke rechter. Hof Arnhem-Leeuwarden (NTFR 2019/2485) heeft het hoger beroep tegen de WOZ-beschikkingen en aanslagen ongegrond verklaard. De heffingsambtenaar heeft verzocht om vergoeding van de door hem gemaakte proceskosten (reiskosten). Het hof is met de heffingsambtenaar van oordeel dat in de onderhavige situatie sprake is van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht door belanghebbende. Het hof wijst daarbij op het hogerberoepschrift, dat bol staat van teksten die als grievend moeten worden aangemerkt en die geen inhoudelijk verband houden met de in geschil zijnde beschikkingen en aanslagen. Verder heeft belanghebbende geen inhoudelijke gronden aangevoerd en pas in een zeer laat stadium een verzoek om uitstel van de zitting gedaan, dat het hof pas na de zitting heeft bereikt. Daarnaast heeft het hof erop gewezen dat de heffingsambtenaar wel naar de zitting is gekomen, hoewel hij bij andere zaken van belanghebbende is geconfronteerd met vergelijkbaar handelen. In die omstandigheden ziet het hof aanleiding belanghebbende te veroordelen tot vergoeding van de reiskosten van de heffingsambtenaar tot een bedrag van € 20.