Aflevering 11

Gepubliceerd op 17 maart 2022

NTFR 2022/1053 - Passen 1.100 garageboxen in box 3?

Aflevering 11, gepubliceerd op 17-03-2022 geschreven door prof. dr. mr. P.G.H. Albert
Drie samenhangende arresten van 17 september 2021HR 17 september 2021, nrs. 20/01706 (geruisloze terugkeer; in dit arrest staat de inhoudelijke motivering), 20/01707 (schenking tien aandelen aan dochter 1), 20/01709 (schenking tien aandelen aan dochter 2), NTFR 2021/3064 en NTFR 2021/3068 (met commentaar van Rozendal), BNB 2021/164c* en 165c* (met noot van Essers), FED 2021/146 (met aantekening van Robben). vormen de aanleiding voor deze Opinie.Volledigheidshalve vermeld ik dat de drie procedures door een collega (kantoorgenoot) van mij zijn gevoerd. Omdat ik de uitkomst van de arresten van 17 september 2021 slechts probeer te verklaren, leek het mij geen bezwaar om die arresten in deze Opinie aan de orde te stellen. De Hoge Raad vat de relevante feiten in twee zinnen samen:R.o. 2.2 van arrest nr. 20/01706. ‘De activiteiten van de bv bestaan in de verhuur van ongeveer 1.100 garageboxen en 57 bedrijfsruimten. De aandeelhouders en hun twee dochters zijn allen – variërend van 10 tot 30 uur per week – in loondienst bij belanghebbende.’ In geschil is of de bv een materiële onderneming drijft als bedoeld in art. 3.2 Wet IB 2001, zoals vereist is in art. 14c Wet VPB 1969 (geruisloze terugkeer), art. 35c SW 1956 (BOR-schenkbelasting) en art. 4.17c Wet IB 2001 (BOR-aanmerkelijkbelangheffing). Verder vermeld ik nog twee gegevens over de casus die uit de uitspraak van het hof zijn te destilleren:

NTFR 2022/1054 - COVID-19: Meer startende ondernemers komen in aanmerking voor coronasteun

Aflevering 11, gepubliceerd op 17-03-2022
Startende ondernemers die eerder nog niet in aanmerking kwamen voor de Tegemoetkoming Vaste Lasten-regeling (TVL) kunnen toch coronasteun krijgen. Het gaat om starters die in het vierde kwartaal van 2021 en/of het eerste kwartaal van 2022 door de coronamaatregelen zijn beperkt in hun bedrijfsactiviteiten. Het kabinet stelt voor hen € 35 miljoen coronasteun beschikbaar. De ministerraad heeft ingestemd met het voorstel van minister Adriaansens (EZK) om een regeling op te zetten voor starters in de periode 30 juni 2020 – 30 september 2021.

NTFR 2022/1057 - COVID-19: Kamerbrief monitoring fiscale maatregelen in verband met COVID-19

Aflevering 11, gepubliceerd op 17-03-2022
Staatssecretaris Van Rij (Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst) heeft de Tweede Kamer geïnformeerd over het gebruik van fiscale maatregelen die zijn genomen vanwege de coronacrisis. De staatssecretaris geeft een overzicht van de fiscale steunmaatregelen en het budgettaire beslag per maatregel en de monitoring van het fiscale pakket maatregelen. Daarna gaat hij in op het uitstel van betaling van belastingen en de opgebouwde belastingschulden. Tot slot behandelt hij enkele uitvoeringsaspecten van het pakket van fiscale steunmaatregelen. In een bijlage is een tabel opgenomen met een overzicht van de budgettaire effecten van fiscale maatregelen die zijn genomen vanwege de coronacrisis.

NTFR 2022/1059 - Minister keurt werkprogramma 2022 Inspectie Belastingen, Toeslagen en Douane goed

Aflevering 11, gepubliceerd op 17-03-2022
De minister van Financiën heeft de Tweede Kamer via een brief geïnformeerd dat zij goedkeuring verleent aan het werkprogramma 2022 van de Inspectie Belastingen, Toeslagen en Douane (IBTD). Hierbij is geen sprake van een inhoudelijke toets van het werkprogramma, maar van een toets op het proces van de totstandkoming ervan. Tijdens het opstellen van het werkprogramma voor 2022 in de kwartiermakersfase van de IBTD was er nog geen toetsingskader. De minister heeft het werkprogramma daarom getoetst aan wat daarover is opgenomen in de conceptregeling.

NTFR 2022/1060 - Aanvullende koopkrachtmaatregelen 2022

Aflevering 11, gepubliceerd op 17-03-2022
Het kabinet stelt voor om de energietoeslag in 2022 met € 600 extra te verhogen, de btw op energie per 1 juli te verlagen van 21% naar 9% en de accijns op benzine en diesel per 1 april met 21% te verlagen. Dit staat in de brief aan de Eerste en Tweede Kamer over aanvullende maatregelen voor koopkracht en de stijgende energieprijzen. Ook worden eerder middelen ingezet voor energiebesparende maatregelen voor kwetsbare huishoudens.

NTFR 2022/1064 - Brief over het belasten van schadeloosstellingen

Aflevering 11, gepubliceerd op 17-03-2022
De staatssecretaris van Financiën heeft de Tweede Kamer een brief gestuurd waarin hij op verzoek van de vaste commissie voor Financiën in algemene zin reageert op de problematiek van het belasten van schadeloosstellingen ter compensatie van voortdurende inkomenstekorten. Door de schadeloosstelling komt een deel van het inkomen in een hogere belastingschijf/tariefschijf terecht dan het geval was geweest als het inkomen niet in één jaar maar in meerdere jaren was genoten. De middelingsregeling kan dit progressienadeel deels wegnemen. In de brief gaat de staatssecretaris verder in op het genietingsmoment, de (vervallen) uitsmeerregeling, de (vervallen) stamrechtvrijstelling en de hardheidsclausule. Hij merkt op dat het op de weg van partijen ligt om bij het berekenen van de hoogte van de schadeloosstelling ook rekening te houden met een eventueel belastingnadeel.

NTFR 2022/1066 - Handreiking bijtelling geactualiseerd

Aflevering 11, gepubliceerd op 17-03-2022
Op het intermediairsplatform Forum Salaris van Belastingdienst en UWV, te benaderen via https://fsa.pleio.nl/, is de handreiking met de bijtellingspercentages voor privégebruik auto geactualiseerd. De percentages zijn aangepast aan de wijzigingen per 2022. Ook is de informatie over de bijtelling na afloop van de 60-maandenperiode uitgebreid.

NTFR 2022/1068 - Voorstel verlaging schenkingsvrijstelling eigen woning 2023

Aflevering 11, gepubliceerd op 17-03-2022
Staatssecretaris Van Rij (Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst) heeft in zijn brief van 8 maart jl. (nr. 2022-0000086912) vragen beantwoord over de (on)mogelijkheden tot afschaffing dan wel verlaging van de schenkingsvrijstelling van de eigen woning van € 106.671 (vrijstelling EW) per 2023. In deze brief staat dat het mogelijk is de schenkingsvrijstelling eigen woning per 2023 te verlagen, waarbij het de meest logische keuze is om het bedrag van de eenmalig verhoogde vrijstelling tussen ouders en kinderen (€ 27.231) als minimale ondergrens te hanteren. Het kabinet zou bezien hoe om te gaan met de vrijstelling EW per 1 januari 2023.

NTFR 2022/1072 - Voor een aangewezen parkeerplaats met een maximale parkeerduur is na het verstrijken van die maximale parkeerduur geen parkeerbelasting verschuldigd

ECLI:NL:HR:2022:346, datum uitspraak 11-03-2022, publicatiedatum 11-03-2022
Aflevering 11, gepubliceerd op 17-03-2022 met annotatie van mr. drs. C.M. Dijkstra
De auto van belanghebbende stond op de Groest in Hilversum geparkeerd, zijnde een aangewezen betaaldparkerenplaats voor maximaal een uur. De auto stond voor het overgrote deel binnen, en voor een klein deel buiten het daarvoor bestemde parkeervak, dat zich binnen vijf meter van een kruising bevindt. Na het verstrijken van een uur is aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd. Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden (26 januari 2021, nr. 19/01732, NTFR 2021/641) is dat terecht.

NTFR 2022/1073 - Naheffing parkeerbelasting is mogelijk voor auto die gedeeltelijk op betaaldparkerenplaats staat en gedeeltelijk op een 'verboden-te-parkeren-plaats'

ECLI:NL:HR:2022:156, datum uitspraak 11-03-2022, publicatiedatum 11-03-2022
Aflevering 11, gepubliceerd op 17-03-2022 met annotatie van mr. E.D. Postema
De auto van belanghebbende stond voor een deel op een betaaldparkerenplaats en met twee wielen op de stoep. Omdat de parkeerbelasting niet was voldaan, is een naheffingsaanslag parkeerbelasting aan belanghebbende opgelegd. Volgens Hof Den Haag (22 oktober 2020, nr. 20/00325, NTFR 2021/413) is dat terecht. In cassatie betoogt belanghebbende dat naheffing van parkeerbelasting niet mogelijk is omdat de auto op een voor parkeren verboden plek stond. De Hoge Raad verwerpt dat betoog.

NTFR 2022/1074 - Rechtbank schendt goede procesorde door informatie van PostNL over uitreiking griffierechtnota niet met belanghebbende te delen

ECLI:NL:HR:2022:343, datum uitspraak 11-03-2022, publicatiedatum 11-03-2022
Aflevering 11, gepubliceerd op 17-03-2022 met annotatie van mr. P.W.L. van den Bersselaar
Rechtbank Den Haag heeft het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet is betaald. Volgens de rechtbank is aan belanghebbende bij aangetekende brief van 4 oktober 2019 een griffierechtnota gestuurd, die blijkens informatie van PostNL op 8 oktober 2019 aan hem is uitgereikt. Het verzet daartegen is door de rechtbank ongegrond verklaard zonder belanghebbende op een zitting te horen. De Hoge Raad vernietigt de rechtbankuitspraak. Als een partij in de verzetsprocedure betwist dat een poststuk is uitgereikt, brengt een goede procesorde met zich mee dat de rechter die partij kennis laat nemen van PostNL ter beschikking staande gegevens. Dat is in dit geval niet gebeurd. De zaak wordt verwezen.

NTFR 2022/1075 - Belastingrente over teruggave btw van in 2003 aangeschafte zonnepanelen

ECLI:NL:GHARL:2022:921, datum uitspraak 08-02-2022, publicatiedatum 18-02-2022
Aflevering 11, gepubliceerd op 17-03-2022 met annotatie van mr. R.J. de Jong
Belanghebbende heeft in 2003 zonnepanelen aangeschaft. Op 9 oktober 2018 verzoekt hij in een aangifte om teruggave van de omzetbelasting van € 5.081. De gevraagde teruggave wordt op 27 december 2018 verleend zonder rente. Rechtbank Noord-Nederland (28 augustus 2020, nr. 19/3041, NTFR 2020/2672) was van oordeel dat er geen recht bestaat op (heffings)rente. Belanghebbende is in hoger beroep gegaan. Hof Arnhem-Leeuwarden (8 februari 2022, nr. 20/00898) is van oordeel dat belanghebbende wél recht heeft op rente, te weten belastingrente. Het per 1 januari 2013 in werking getreden art. 30ha AWR heeft namelijk ten aanzien van belanghebbende onmiddellijke werking. Toepassing van dit artikel leidt ertoe dat belanghebbende recht heeft op belastingrente, omdat de teruggaafbeschikking niet binnen acht weken na de ontvangst van de aangifte is verleend. De belastingrente dient berekend te worden over de periode van 4 december 2018 tot 10 januari 2019. Een beroep op vergoeding van meer (heffings)rente wijst het hof af, waarvoor het hof verwijst naar de uitspraak van de rechtbank.

NTFR 2022/1082 - Controleur Belastingdienst beroept zich (voor eigen aanslag) zonder succes op vertrouwensbeginsel

ECLI:NL:OGEAM:2022:2, datum uitspraak 13-01-2022, publicatiedatum 17-01-2022
Aflevering 11, gepubliceerd op 17-03-2022 met annotatie van mr. N. van den Hoek
Aan belanghebbende is een navorderingsaanslag IB opgelegd omdat bij de definitieve aanslag te veel ingehouden loonbelasting is verrekend. Niet in geschil is dat de ingehouden loonbelasting die vermeld staat op de navorderingsaanslag onjuist is en dat de navorderingsaanslag dient te worden verminderd. Het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten (13 januari 2022, nr. SXM202100391) verwerpt het beroep van belanghebbende op het ontbreken van een nieuw feit omdat op grond van art. 13, lid 2, Algemene landsverordening Landsbelastingen (ALL) kan worden nagevorderd in alle gevallen waarin te weinig belasting is geheven doordat een voorlopige aanslag of een voorheffing tot een onjuist bedrag is verrekend. Dat geval doet zich hier voor. Het beroep van belanghebbende op het vertrouwensbeginsel wordt eveneens verworpen. De inspecteur heeft door zijn handelwijze de indruk kunnen wekken dat de aanslag is opgelegd nadat hij gegevens van de afdeling Lonen en Salaris had verkregen. De inspecteur had immers medegedeeld dat hij voor de aanslag van belang zijnde gegevens bij die afdeling zou opvragen. Naar het oordeel van het Gerecht had belanghebbende echter op grond van andere omstandigheden redelijkerwijs de onjuistheid van de aanslag moeten beseffen. Belanghebbende is gewezen op de vermoedelijke onjuistheid van de in de jaaropgaaf vermelde inhouding; hij had dus op zijn hoede moeten zijn. Belanghebbende beschikte over de loonslip van december 2015, waarin de inhouding van loonbelasting over het gehele jaar vermeld staat. Volgens die loonslip bedraagt de ingehouden loonbelasting NAf 30.640. De inspecteur heeft verwezen naar die loonslip en de daarop voorkomende bedragen en heeft ook gewezen op de salarisstroken waarop de juiste inhoudingen te lezen waren. Belanghebbende wist dus of kon in redelijkheid weten dat het bedrag van NAf 41.153 dat op de jaaropgaaf vermeld staat, onjuist moest zijn. Het Gerecht neemt daarbij in aanmerking dat belanghebbende van beroep controleur bij de Belastingdienst is, zodat hij als deskundig mag worden verondersteld op het gebied van (inhoudingen van) belastingen en in dit opzicht van de hoed en de rand weet.

NTFR 2022/1083 - Beantwoording Kamervragen over risicoselectie op basis van uiterlijk voorkomen (FSV)

Aflevering 11, gepubliceerd op 17-03-2022
Naar aanleiding van de op 25 januari 2022 met de Kamer gedeelde rapporten over de effecten van FSV-registraties is de staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst gevraagd om een toelichting te geven op aangetroffen verwijzingen naar nationaliteit of uiterlijk in de communicatie van de Belastingdienst over risicosignalering alsmede om deze communicatie openbaar te maken. Bij brief van 24 februari 2022 (nr. 2022-0000053603) geeft de staatssecretaris een nadere toelichting, waarbij hij een overzicht van aangetroffen verwijzingsvoorbeelden voegt en enkele Kamervragen beantwoordt.

NTFR 2022/1084 - Procesregeling belastingkamers gerechtshoven 2022

Aflevering 11, gepubliceerd op 17-03-2022
Per 1 maart 2022 is de Procesregeling belastingkamers gerechtshoven uit 2014 vervangen door een nieuwe procesregeling. De vervanging hangt samen met de voorgenomen introductie van Digitale Toegang in rijksbelastingzaken bij de belastingkamers van de hoven, wijzigingen in wetgeving en jurisprudentie en de toepassing van veilig mailen met de rechtspraak.

NTFR 2022/1086 - Reactie op brief van actiegroep 'Stop Plundering Duitse Pensioenen'

Aflevering 11, gepubliceerd op 17-03-2022
De staatssecretaris van Financiën reageert op verzoek van de vaste commissie voor Financiën van de Tweede Kamer op een brief van de actiegroep Stop Plundering Duitse Pensioenen. De leden van deze actiegroep vragen om aanpassing van het pensioenartikel uit het nieuwe belastingverdrag met Duitsland. Achtergrond is de inkomensachteruitgang die zich ten opzichte van het oude belastingverdrag zou voordoen voor inwoners van Nederland met een klein Duits pensioen (€ 15.000 of minder). De staatssecretaris ziet hiervoor, net als zijn voorgangers, geen aanleiding. Het pensioenartikel in het belastingverdrag voorkomt volgens hem op adequate wijze dubbele belasting en administratieve lasten. Dat zich inkomensgevolgen voordoen, is verder inherent aan het maken van nieuwe afspraken over de verdeling van heffingsrechten tussen landen. Het verwijderen van de grens van € 15.000 uit het verdrag kan juist weer voor een andere groep belastingplichtigen negatieve inkomensgevolgen hebben. Ook is de belastingdruk op pensioenuitkeringen voor inwoners van Nederland die een Duits pensioen van € 15.000 of minder ontvangen niet anders dan voor inwoners van Nederland die onder gelijke omstandigheden een gelijk bedrag aan Nederlands pensioen ontvangen.

NTFR 2022/1130 - Waarde aannemelijk ondanks het niet overleggen van alle op de zaak betrekking hebbende stukken

ECLI:NL:GHARL:2022:1283, datum uitspraak 22-02-2022, publicatiedatum 04-03-2022
Aflevering 11, gepubliceerd op 17-03-2022
Voor het jaar 2019 heeft belanghebbende een WOZ-beschikking voor zijn woning ontvangen. In hoger beroep oordeelt het hof dat de heffingsambtenaar de vastgestelde waarde aannemelijk maakt. De gemachtigde van belanghebbende voert in appel aan dat de heffingsambtenaar in strijd met het bepaalde in art. 8:42 Awb niet alle op de zaak betrekking hebbende stukken heeft overgelegd. Belanghebbende heeft in dat verband gewezen op het proces-verbaal van de zitting van de rechtbank, waarin onder meer wordt vermeld dat de gemachtigde stelt dat de heffingsambtenaar beschikt over een advertentie en foto’s van de binnenzijde en dat die gegevens niet zijn overgelegd. Desgevraagd heeft de heffingsambtenaar ter zitting van het hof gesteld dat hij de bedoelde gegevens inderdaad ten grondslag heeft gelegd aan de onderbouwing van de waarde van de onroerende zaak, maar ervoor gekozen heeft de stukken waaruit deze gegevens blijken niet te overleggen. Naar het oordeel van het hof vormen de bedoelde stukken op de zaak betrekking hebbende stukken als bedoeld in art. 8:42 van de Awb. Op grond van het vorenoverwogene met betrekking tot de waarde, is het hof evenwel met toepassing van art. 8:31 Awb van oordeel dat, alle omstandigheden van het onderhavige geval in aanmerking nemende, het niet overleggen van de bedoelde stukken niet met zich brengt dat de heffingsambtenaar niet aannemelijk zou hebben gemaakt dat de waarde van de onroerende zaak op waardepeildatum niet te hoog is beschikt. Wel ziet het hof in het niet overleggen van de bedoelde stukken reden de heffingsambtenaar te veroordelen in de proceskosten van belanghebbende. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten.